Proces tegen ‘trotskistisch centrum’
MOSKOU, 30 januari - In het proces tegen het ‘trotskistisch centrum’, het tweede grote politieke proces tegen vooraanstaande bolsjeviki in de Sovjet-Unie, zijn de vonnissen over de zeventien verdachten uitgesproken. Rechter Ulrikh veroordeelde dertien beklaagden tot de doodstraf, vier kregen lange gevangenisstraffen.
Georgi Pjatakov, voormalig vicevolkscommissaris voor de Zware Industrie, en Karl Radek, de vroegere topfunctionaris van de Komintern, zijn de belangrijkste verdachten in dit proces. Zij steunden in 1927 Trotski in zijn oppositie tegen Stalin.
Trotski, die in ballingschap in het buitenland verblijft, is bij dit proces wederom de centrale figuur. Hij is de kwade genius wiens hand Stalin achter elke oppositionele daad vermoedt. In opdracht van Trotski en in samenwerking met de inlichtingendiensten van Duitsland en Japan hebben de verdachten, zo verklaarden zij, terroristische organisaties opgericht met het doel politieke tegenstanders te liquideren (minister van Buitenlandse Zaken Molotov werd in dit verband genoemd) en de Sovjet-industrie te ontwrichten. Met name de industriële sabotage kreeg tijdens dit proces veel aandacht. Pjatakov verklaarde: ‘Ik adviseerde mijn mensen... om hun sabotage-activiteiten niet te versnipperen, maar te concentreren op de grote industriële ondernemingen van militair en nationaal belang. Op dit punt handelde ik volgens Trotski's directieven: het uitdelen van klappen op de allergevoeligste plekken.’
Westerse waarnemers wijzen er op dat Stalin op deze manier de sociale en economische moeilijkheden, die de uitvoering van het eerste vijfjarenplan met zich bracht, in de schoenen van zijn tegenstanders schuift.
Josef Stalin regeert met harde hand.