Bloedbad in El Salvador
SONSONATE, 23 januari - Zeker 4000 mensen zijn gedood bij een protestmars van boeren die in het westen van El Salvador in opstand zijn gekomen tegen de ellendige omstandigheden waarin ze moeten leven.
De meestal slechts met machetes gewapende boeren waren geen partij voor het plaatselijke garnizoen. Na dit bloedbad begint de regering een tegen-offensief tegen de opstandige boeren. Hierbij worden in ongeveer twee weken zo'n 20 000 boeren en andere vermeende communisten gedood.
De opstand van de boeren volgt op een politieke opening in El Salvador, waar al tientallen jaren een kleine, zeer rijke oligarchie en het leger de dienst uitmaken.
De in 1927 aangetreden president Pio Romero Bosque heeft in 1930 de vorming van een communistische partij toegestaan en vrije verkiezingen georganiseerd.
Arturo Araujo, die na deze verkiezingen president werd, werd echter binnen het jaar afgezet door het leger toen hij belastinghervormingen doorvoerde en bezuinigde op de militaire uitgaven. Araujo's vice-president Maximiliano Hernandez Martinez kreeg de leiding. Inmiddels heeft het leger ook veel communistische afgevaardigden, die bij lokale verkiezingen in 1930 zijn gekozen, verhinderd hun zetel in te nemen. Gevoegd bij de economische problemen van de landloze boeren, die een miniem loon krijgen voor hun werk op de koffieplantages, leidde dit tot plannen voor een opstand. Een van de belangrijkste organisatoren daarbij was Augustin Farabundo Martí.
Een paar dagen voor de geplande opstand werden Martí en andere leiders gearresteerd. De rebellie was nu zonder leiders, maar de boeren, die daarvan nog geen weet hadden marcheerden toch de steden in waar zij werden weggevaagd door het geweervuur van het leger.