Irak krijgt eigen regering
BAGDAD/LONDEN, 11 november - De opstand tegen het Britse mandaatbestuur in Irak is vrijwel beëindigd. Hoewel de opstandelingen militair verslagen zijn, boekten zij een politiek succes. De Engelse Hoge Commissaris in Bagdad verklaarde vandaag dat Irak een tijdelijke Iraakse regering zal krijgen.
De opstand begon op 30 juni van dit jaar toen Engelse soldaten een stamhoofd in Roemetha arresteerden. De stamleider, Sja'alaan Aboe Al-Ta'on, werd door zijn mannen uit de gevangenis bevrijd, nadat zij enkele Engelse soldaten hadden vermoord. Deze gebeurtenis was niet de enige oorzaak van de opstand. De echte oorzaak had te maken met het beleid van Groot-Brittannië ten aanzien van Mesopotamië, dat nu Irak wordt genoemd.
De plaatsvervangend Hoge Commissaris van Mesopotamië, luitenant-kolonel Arnold T. Wilson, gelooft heilig in de noodzaak van een sterk en blijvend Brits bestuur; hij was er stellig van overtuigd dat de bevolking van Irak niet in staat is het land zelf te besturen. Tijdens de onderhandelingen in San Remo op 25 april jongstleden, waarbij Groot-Brittannië en Frankrijk een akkoord bereikten over de toekomst van de Ottomaanse provincies, werd beslist dat Irak onder direct mandaat van Groot-Brittannië zou komen. Frankrijk werd aangewezen als mandataris over Libanon en Syrië.
De reactie in Irak op deze beslissing was niet mis te verstaan. Op 3 mei moest het Britse bestuur voor Bagdad destaat van beleg afkondigen. Op 2 juli brak in de heilige stad van de Sji'iten, Al-Najaf Al-Ashraf, een opstand uit onder leiding van de religieuze leiders en bestormden de stammen van de midden-Eufraat de Britse militaire posten. In augustus sloeg de vonk over naar de provincie Diëla ten oosten van Bagdad. In de steden Bakoeba, Sjaraban en Khanaqin kwam men in opstand tegen de Engelsen.
Op 14 augustus vernietigden de Koerdische opstandelingen onder leiding van Chorsjid Bey een deel van de olieinstallatie in Naft-Khana in de buurt van Khanaqin. Ze hadden in de stad Khanaqin de Britse vlag gestreken. De stad Kofrie werd bevrijd door Koerdische rebellen, die op 24 augustus verklaarden dat de stad niet onder Brits gezag viel en dat de Koerden een eigen bestuur hadden gevormd onder leiding van Ibrahim Chan. In Sulaimania verklaarde de belangrijkste Koerdische leider sjeik Mahmoed dat de Koerden weigerden deel uit te maken van de nieuwe staat Irak en dat zij zouden strijden voor een onafhankelijke Koerdische staat.
In andere plaatsen, met name in het zuiden van Irak, kwam de Iraakse bevolking massaal in opstand. De moejtahid (de hoogste religieuze leider van de Sji'iten) riep een heilige oorlog uit tegen Groot-Brittannië. Het Britse leger kreeg versterkingen uit New Delhi van de Britse onderkoning daar.
In oktober had het Britse leger op de meeste plaatsen de macht weer in handen.
De Iraakse opstand heeft de Britse regering overtuigd van de noodzaak van een - onder Brits mandaat staand - onafhankelijk Irak; deze koerswijziging leidt tot Wilsons vertrek van luitenant-kolonel A. Wilson.