Mariniers uit de Verenigde Staten landen op Cuba
HAVANA, 31 mei - Een groep Amerikaanse mariniers is in Daiquiri in de Cubaanse provincie Oriente geland, waar een opstand van zwarten woedt. De landing, uitgevoerd ‘om de suikerplantages te beschermen’, heeft volgens de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Philander Knox, een preventief karakter: voorkomen dat echte interventie nodig wordt.
Enige dagen daarvoor had hij de gezant in Havanna opdracht gegeven de Cubaanse regering te waarschuwen dat ‘in geval van instabiliteit of bij het tekortschieten in de bescherming van het leven en de bezittingen van de Amerikaanse burgers in Cuba, de regering van de Verenigde Staten troepen zal sturen.’ Het Amerikaanse ingrijpen plaatste de Cubaanse president José Miguel Gómez voor een fait accompli: enige minuten voordat de landing plaatsvond werd hij van de actie op de hoogte gesteld.
Grote groepen zwarten waren op 20 mei, toen de suikeroogst op zijn einde liep, in verzet gekomen. Met stakingen en demonstraties protesteerden zij tegen hun grote sociale achterstand.
Cuba kent geen rassenscheiding en weinig raciale spanningen, maar de zwarten, afstammelingen van slaven uit Afrika, wijzen erop dat zij in de betere betaalde beroepen ondervertegenwoordigd zijn en dat zij aan de strijd tegen de Spaanse overheersers aan het einde van de vorige eeuw wel veel soldaten hebben geleverd, maar weinig vruchten hebben mogen plukken van de Cubaanse onafhankelijkheid.
Regeringstroepen hadden de opstand al snel onder controle, alleen in de provincie Oriente woedt deze nog voort. De opstand bloedt echter snel dood na de dood van de belangrijkste organisator, Evaristo Estenoz.