Verklaring van Kuyper in ‘lintjeskwestie’
DEN HAAG, 18 november - AR-partijleider Abraham Kuyper heeft in de Tweede Kamer een verklaring afgelegd inzake de ‘lintjeskwestie’. Kuyper verklaarde zich onschuldig aan corruptie, maar gaf toe onvoorzichtig te hebben gehandeld.
De zaak werd aan de vooravond van de verkiezingen in juni aan het rollen gebracht door de liberale Bloemendaalse advocaat P. Tideman. Deze onthulde dat Kuyper in 1903 de decoratie heeft bevorderd van de Amsterdamse koopman R. Lehman, die via Kuyper grote bedragen in de AR-partijkas had gestort.
Zijn broer E.A. Lehman, eveneens donateur van de AR, zou ook een onderscheiding krijgen, maar dat kon niet doorgaan doordat Kuyper in 1905 als premier aftrad.
Tideman, die ten bewijze van zijn aantijgingen ook enige documenten openbaar maakte, verklaarde dat hij de zaak wereldkundig had gemaakt om ‘de grote man te dwingen zich te laten zien zoals hij, al of niet bewust, is voor ons volk: een gevaar voor onze goede zeden’.
Kuyper kon de feiten niet ontkennen, maar gaf er een andere uitleg aan dan zijn tegenstanders.
De decoratie van Lehman zou ten volle gerechtvaardigd zijn geweest vanwege diens maatschappelijke en financiële verdiensten. De giften aan de AR zouden pas na het verkrijgen van de koninklijke onderscheiding zijn gedaan en door hem, Kuyper, direct zijn doorgegeven aan de penningmeester van de AR.