Vakbonden samen in NVV
AMSTERDAM, 25 februari - Elf vakbonden met samen ongeveer 19 000 leden hebben zich aaneengesloten in het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV); deze federatie begint haar werkzaamheden per 1 januari 1906.
De oprichting van het NVV betekent de definitieve opsplitsing van de socialistische arbeidersbeweging. Deze is al jarenlang verdeeld over de vraag: omvorming van de maatschappij of belangenbehartiging? Het in 1893 opgerichte Nationaal Arbeids-Secretariaat is voorstander van directe actie van de arbeiders en rekende op spontane solidariteit als financiële basis voor stakingen. Het NAS streeft naar een sociale revolutie door middel van stakingen en wijst politieke en parlementaire actie af.
Steeds meer socialistische vakbonden richtten zich echter op de directe belangenbehartiging; de staking wordt daarbij gezien als een uiterst middel dat dan wel geschraagd dient te zijn door stakingskassen en een strakke leiding.
Deze ideologische tegenstellingen hebben de laatste jaren geleid tot het uittreden van een aantal bonden uit het NAS; de daarbij nog aangesloten bonden zijn over het algemeen klein, samen tellen ze niet meer dan 4000 leden.
Het NVV is mede tot stand gekomen op aandrang van de SDAP. Al in 1903 deed SDAP-leider Troelstra een oproep aan de goed georganiseerde Algemeene Nederlandsche Diamant bewerkersbond het voortouw te nemen tot het oprichten van een ‘moderne vakbeweging’.
In het NVV is de ANDB de grootste bond (8000 leden); ANDB-voorzitter Henri Polak wordt ook NVV-voorzitter. Andere grote NVV-bonden zijn de Bond van Gemeentewerklieden (2900), de Bond van Sigarenmakers en Tabaksbewerkers (1800), de Timmerliedenbond (1800), de Bond van Spoor- en Tramwegpersoneel (1300) en de Textielarbeidersbond (950). Bolwerken van het NVV zijn Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Enschede.
NVV voorzitter Henri Polak.