Eerste Kamer akkoord met Ongevallenwet
DEN HAAG, 6 december - De Eerste Kamer heeft met 35 tegen 8 stemmen het herziene ontwerp-Ongevallenwet aangenomen. Op 1 juni van dit jaar had de Eerste Kamer de eerste versie van dit wetsontwerp verworpen.
Volgens de Ongevallenwet, geesteskind van minister Lely van Waterstaat, Handel en Nijverheid, worden arbeiders verplicht verzekerd tegen ongevallen tijdens het werk; de premie dient te worden betaald door werkgevers.
De parlementaire behandeling van het wetsontwerp concentreerde zich grotendeels op het vraagstuk wie de verzekering zou moeten uitvoeren. Volgens minister Lely moest dit gebeuren door een overheidsorgaan, de Rijksverzekeringsbank. Tijdens de discussies over het oorspronkelijke ontwerp bepleitten de protestantse voormannen in de Tweede Kamer Kuyper en Lohman de mogelijkheid dat de werkgevers zelf in de verzekering zouden voorzien via door hen op te richten bedrijfsverenigingen. Amendementen van deze strekking werden echter verworpen.
Bij de eindstemming verklaarde Kuyper dat hij en zijn naaste volgelingen ondanks hun principiële bezwaren toch vóór zouden stemmen, omdat bij verwerping ‘niet wij zelven, maar verminkten, weduwen en weezen het gelag zouden betalen’. Het ontwerp werd met 79 tegen 14 (onder wie Lohman) aangenomen.
De Eerste Kamer verwierp echter het ontwerp, met 29 tegen 20 stemmen. Men had bezwaar tegen de te grote staatsinmenging; bovendien maakt de wet duur wat door vrije concurrentie goedkoper kan en maakt zij de bureaucratie tot heerseres in de bedrijven, aldus de meerderheid in de Eerste Kamer. Minister Lely diende daarop een herzien wetsontwerp in, dat de werkgevers meer vrijheid laat. De mogelijkheid wordt geopend dat zij zelf het verzekeringsrisico dragen of dit onderbrengen bij een bedrijfsvereniging of verzekeringsmaatschappij.
Dit herziene ontwerp stuitte op weinig weerstand in de Tweede Kamer (slechts drie stemmen tegen), terwijl ook de Eerste Kamer nu tevredengesteld bleek. De regering heeft toegezegd deze eerste sociale-verzekeringswet door andere, die betrekking hebben op ziekte, ouderdom en invaliditeit, te laten volgen.