Zomerwolken(1922)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 103] [p. 103] Nocturne ὦ δυσχάϱιστε τῶν πυκνῶν φιλημάτων Aischvlos. Niet behoeft gij meer te wachten, Die mij altoos welkom zijt, Op der manelooze nachten Heimelijke veiligheid... Vaak zijt gij vergeefs gekomen, Vrees ik, ter verlaten deur Mijner onbewoonde droomen Waar uw ondoorgronde keur Mij het liefste placht te vinden Slaapgebonden, zonder weer, Dat uw lippen mij beminden In éen eindeloozen keer - [pagina 104] [p. 104] En uw kus koelde op de schelen Mijner oogen, vloeibre dauw, Als de duizend vooglenkelen Schalden uit het morgengrauw... Nu, in weeken sluier dekt de Sluimring nauw mijn oogenschijn, Of een zalige onrust wekt mij, En haar siddrend sterresein Haalt van slaaps hoorloos gevloerde Paden mij in schrik weêrom Of zij me aan de kans ontvoerden Van uw wakker wellekom - - Eén bloei van verwachten onder 't Blondverbloedend manehart Ligt het droomverstilde wonder Dat de wreede wereld werd. [pagina 105] [p. 105] Al de branden en de stormen In 't verleden opgeloeid, Staan in de versteende vormen Van Gods stillen lach geboeid. Tot een sneeuwen keten reien Om den hoogsten horizon Al de smarten die de vrije Ziel ontsteeg en overwon. Kusvervluchtigd van die toppen Door de dagelijksche zon, Blinkt de dauw in duizend droppen Over het verbloemd gazon. Naar al windestreken wijken Nooitbetreden baan aan baan, En uw lust kan mij bereiken Over, overal vandaan. [pagina 106] [p. 106] Al ziels vensteren en deuren Waken, houden dag en nacht Naar het tastbare gebeuren Van der wondren wonder wacht. Ach, hoe zoudt gij mij ontblijven Waar de wereld ligt vervuld In den droom die moet beklijven Door der eeuwen leêg geduld? Vorige Volgende