Zomerwolken(1922)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 100] [p. 100] Aan Prosper van Langendonck Het koren! Nog het koren, zonder end Wat onverhoedsche sikkel heeft uw nest gedeerd En doodelijk bezeerd U in de veiligheid van 't neigend koren, O Leeuwerik, o klaar Gerucht Dat zong zijn blinde vlucht, Gelijk een ster verschiet bij lichten dag, te hooren? Wij hebben allen wel ons nest gebouwd Op vlakke zoode, in 't groene hout, Verzekerd dat Gods bliksems ons niet deren - Maar wat kan 't vroom vertrouwen hoên Voor wie niet weten wat zij doen, Wier wreede onnoozelheid moordt wat zich niet wil weren? [pagina 101] [p. 101] Ik weet dat ik u nog beluistren zal Binnen dit dal, Door 't springtij van den zomervloed bedolven... Onsterflijk is des harten schal. In elk geval: Tot komend jaar wanneer de halmen golven Vorige Volgende