Zomerwolken(1922)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] Sneeuw-licht De dag komt als een lange glanzen schemering Wier schaûwversmolten schijn de stille kamer baadt; Een dieper weeker wezen bloeit uit ieder ding, Of hartbeloken roos in water opengaat. Uw oogen zie ik weiflen in den witten schroom Als in haar sluieren de glimlach van een bruid Zoû dralen aan de dremplen van vertrouwden droom Eer blindend nieuwe droom haar in zijn armen sluit. Ligt niet de wereld tot een blanke woestenij Opengebroken en gebaand naar elken wind? Slaapwankel heimwee vindt opeens de wegen vrij Naar 't nooit vervuld geluk van 't overleefde kind. [pagina 72] [p. 72] Gij hoopt nog immer op den eersten bruidegom Na 't verre spel van trouw en ontrouw wederzijds! Rust niet onaangeroerd - zijn zwijgend wellekom - Jeugds smalle bundel reê voor de ongeweten reis? Hoe eng-oneigen wordt de liefgewonnen steê: De bonte wanden sombren tot een duister graf... Daar rinkelen de schellen van onzichtbre sleê: Het schoone lief dat nooit veroudert, haalt u af. Ik blijf u hier verwachten. Uit bestoven hoek Beur ik te breiden op den breeden lezenaar Het oudvergeelde onleesbaar-volgeschreven boek In welks geheimenissen 'k nooit dan eenzaam blaêr. Straks als gij weêrkeert van uw daglang avontuur, Als de adem van den nacht den avondnevel rijpt, Vindt ge in den weêrschijn van het opgerakeld vuur Den teedren oudren-broêr die zonder vraag begrijpt, [pagina 73] [p. 73] Met wien uw ziende voorkeur te overwintren kwam Tot God met zijn nieuw voorjaar ons weêr zalig blindt, Die in uw oog beminnen zal de wilde vlam En in uw haar den adem van den wijden wind. Vorige Volgende