Zomerwolken(1922)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] Pietà Hun deernis las den langen honger in mijn oogen: Zij hebben aan mijn schouder uw blinde hoofd gebogen; Uw machtelooze leden beurden ze op mijn schoot - O kind, als nieuwgeboren zoo hulpeloos en bloot. Een diepere verscheuring heeft u van mij gescheiden Dan toen gij versch-ontbonden naar moeders borsten schreide: Toen stilden alle pijnen naar uwer lippen kelk In lenigende tochten van kostelijke melk. Nu mogen wreeder wonden niet éen scheut laafnis geven Aan de verholen wortlen van 't weggewende leven: De donkre warme droppen die bloeden in mijn borst, Dragen niet tot de kilte van dezen bleeken dorst. [pagina 39] [p. 39] Waar is het zalig beven waar mijn verdwaasde handen Mijn stralend kind meê wonden in de armelijke banden? - Nu ligt u schat van lijnwaad en speciën bereid, Maar andren gaan u zwachten in late heerlijkheid... In schemerhof van deemoed, lanen van nooit verbroken Zwijgen hield zich mijn liefde zoo lang voor u verstoken, Dat nu haar knieën knikken onder uw baar gewicht, Haar oogen traanloos duizlen voor uw nabij gezicht... Uw broeders waren anders, die na u zijn gekomen: Zij werden mij gegeven, zij werden mij genomen. Met glanzende oogen lieten zij mijn onbegrepen smart, En als zij keerden, kwamen zij weenen aan mijn hart. U heb ik niet gekregen, u heb ik nooit verloren: Mijn leven werd u winnen van dat gij waart geboren, Gij even vreemd en eigen van ver als van nabij - Ik was veeleer een kind van u dan gij van mij. [pagina 40] [p. 40] Een onuitspreeklijk saamzijn, een nooit voltrokken scheiden Vervloeiden tot éen weemoed, éen scheemring van verblijden; Het zacht aanwezig-voelen van een ongezien gelaat, Een levenlang verbeiden of de lente komen gaat... Nu houden u mijn handen, zoo bleek en zoo geschonden, - Maar eindlijk en voor altijd heb ik mijn kind gevonden: Als had ik u tot hiertoe voldragen in mijn schoot, Zoo eigen zijn uw wonden, zoo deel ik uwen dood. De afgronden onzer stilten, de zoetste onuitgesproken Beloften staan in weelden van blanken bloei ontloken; De matelooze droomen van mijn eenzaam hart Verdwijnen in de glorie van deze witte smart. Door welke donkre dalen, door welke diepe stroomen Hebt gij mijn kleine liefde naar uw hoog hart genomen In eenheid met uw liefde die eind heeft noch begin: Haar groote windstille avond neemt de wijde wereld in. [pagina 41] [p. 41] Der aarde stroomen fluistren in haar verborgen gronden, De sterren in de heemlen houden haar hoofd omwonden, En ergens in de plooien nabij heur levend hart Vertroost een bleeke doode zijn moeders rijke smart. Vorige Volgende