Vergeten liedjes(1909)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] Op de thuisreis In het stergedoofde Zuiden, In het vroege ondiepe licht Bleekt een groote wassen maan, Als een droom nietmeer te duiden, Een verduisterd zielsgezicht Door de dagen met ons gaan. Naar het Oosten reikt mijn reizen, Waar de diepe horizon Achter donkre heuvlen brandt: Van hun toppen zie ik rijzen Straks de stille gouden zon Over 't onbegrensde land. Weinig lange weken straalden Zon en maan voor oog en voet Vreemde paden schoon en licht - Nimmer week, wat rees of daalde, Aan de kimmen van 't gemoed Weêrglans van uw aangezicht. Eer een tweede zon zal stijgen, Nacht de komst der maan vermoedt, De eerste ster door 't donker bloedt, Zien mijn oogen weêr ziels eigen Vaste zon, uw oog doorgloed Van het licht dat ebt noch vloedt! Vorige Volgende