Vergeten liedjes(1909)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] In eenzaamheid Weêr omvangt mij vroeger einder: Al het schoon van aarde en hemel Vloeit ineen tot de oude lijn der Diepe zee wier lichtgewemel Mijner oogen jonkheid boeide Vóor haar vloed om u vervloeide. O als welk een ander kind, Armer wel en zeker droever, Zat ik aan denzelfden oever Eer mijn ziel u had bemind! Hoe verdiept de duizend glansen Over de' eigen spiegel dansen! Al de brandend witte rozen, Aller vooglen hoogste wijzen, Sneeuwen wolken en de hoozen Blanke sterren die er rijzen, Al de stralende oogenlichten In der menschen aangezichten: Al de brekers op de wijde Zee die uitvloeit aan mijn voeten, Zijn de onafgebroken stoeten Van het zegerijk geleide Waarvan de ommegang niet eindt Tot uw glans hem overschijnt. Vorige Volgende