Lang en diep, |
33 |
Met mijn oude oogen... |
81 |
Niets als de dood om leven van te leeren! |
15 |
Nu er geen plaats bleek voor uw oud karkas |
77 |
Nu gaat de weerld verkleed |
52 |
Nu 'k eindlijk heb geleerd |
60 |
O bleekste god, met wien dit hart geen bond |
56 |
Ons lange samenspraak |
57 |
Ontmanteld met het donkerend getij, |
21 |
Onzienlijk aangezicht dat in mij weent |
51 |
Ook nu, als altijd weêr, drong even door |
86 |
Open en dicht in zonneschijn en regen gaat |
76 |
Tusschen dag en donker |
84 |
Uit verdroomden zomerslaap, |
89 |
Vanavond sluit de zomertijd |
39 |
Vóor de maskers vallen, |
65 |
Wanneer gij thuiskeert, als gij zeker zult, |
50 |
Weêr spreidt de nieuwe sneeuwval zijn damasten |
101 |
Weet je nog van den anderen keer, |
22 |
Wel hadt gij groot en schoon gelijk |
45 |
Wie kan in onverschilligheid bestaan |
12 |
Wordt liefde in 't eind gelijk elk wereldsch goed, |
59 |
Wij staan (dank God, tezamen!) verdoold in 't labyrinth! |
7 |
Zoekt gij minnen buiten sterven?... |
30 |
Zoo en niet anders ging het toe |
37 |