Tusschenspelen(1942)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 86] [p. 86] Kerstboodschap Ook nu, als altijd weêr, drong even door Tot ooren lang in wreedst geweld verdoofd, Op de verstildheid van den heilgen nacht, Het koor der hemelkinderen die trouw Onder den schaduwloozen wereldboom Met al zijn vaste kaarsen 't eeuwig feest Van Kerstmis vieren, en éen korte keer Sloeg, opgevangen, in mijn dompe hart De zaalge wonde van dit arm refrein: ‘Kindren van liefde, eenvoudigen van hart, Wier onvervreemdbaar eeuwig erfdeel blijft De steeds vernieuwde bloei van uw schoone aarde -: Nog éen getij van eindeloos geduld Houdt vol den onverstoorden ommegang Langs de bedreiging-zonder-aanzien van Den reedloos opgeroepen namaak-dood, En wijkt geen schrede van het eenig pad... Het doel kòmt nader! Op den wolkewand [pagina 87] [p. 87] Van uw verluchte zweet en bloed en tranen, Die de beloofde toekomst blijft verdekken, Teekent als nooit de herderende zon De doorbraak van zijn nieuwen regenboog, Den teêr getinten borg van zijn belofte... Want als tot u door alle dorre leugen De zachte regen reikt van onzen troost, Zoo door het weezloos tijdelijk gerucht Van staâg in slavernij verdonkrende eeuwen Vervolgen wij den maatgang van uw opmarsch Als aardes eigenlijken vleugelslag... De dammen breken. Als de groote zee Onder den drang van overluchtsche machten Door niets gestuit haar ommereis volvoert Van eb en vloed en zonder overgang Den schoonen dood verruischt in 't nieuwe leven, Zoo gaat uw lijden in zichzelf straks op, En daar blijft niets dan, onverkort, het leven...’ O Nebo, Nebo, waar ik even stond En zag verdroomd de diepe versche voren Om moeder aardes kleinen groenen bal [pagina 88] [p. 88] Voltrokken in haar eindlijke eindigheid, Land waar de zon niet meer kan ondergaan - En waar ik zelf geen woonplaats vinden zal. Vorige Volgende