Strofen en andere verzen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe(1932)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Vijfde strofe Traag tot beminnen werd ik... Niet tot deze rijke wonden, de scherpe weeën van dit staâg zichzelf herbarend leven, die trouw in schemerwindselen van eenzaamheid genezen tot zoeter wondbaarheid... Een andere rondomme deernis houdt elken aandrift tegen in dees strakke onuitgesproken beslotenheid, een onverdringbaar voorgevoel, een dreigend weten dat nooit de bleeke geestdrift dezer onvolgroeide kindren meêkomen kan door de verrukkingen van liefdes wegen, en 't hard besef van 't lot van hen die achter zijn gebleven, zoo droeven voordood en zoo wreed bewuste ballingschappen in vaders nauwe huizing waar hun moeheid wel moet keeren, maar nooit meer uitslaapt tot verlangens nieuwe morgenonrust... Traag tot beminnen werd ik... Vorige Volgende