Strofen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe(1919)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] Vijftiende strofe Dan treedt gij met den avond binnen tot mijn eenzaamheid zoo onvoorspeurlijk als door kristallijne schemering de sterren openstralen in de diepe hemelweî, en rond den afglans van uw oogdoorblonken aangezicht verdiept de donkre oneindigheid tot siddrend fulp, en achter het bedwelmend klaatren van uw ranke stem ruischen de sferen en der stilten tijdelooze slaap in zijn afgronden keert zich om en gaat te murmlen aan, machtlooze vloed van verre barensmoede wateren, en al de duisternissen en het zwijgen van den dood heeft deel aan u en leeft in de vervulling van zijn droom. Vorige Volgende