Strofen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe(1919)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] Zesde strofe Hoe weet ik u, mijn jonge stille prins, uw droomlichte oogen onder 't donkre haar, de loome gratie van uw slanke kracht, uw glimlach-open onverstoorbaarheid onder de schaduw van uw vaders purper en 't luwe wuiven van de reede volksgunst: zoo ligt het ongerepte voorjaarsdal in koelen schaduwban van witte wolk, en op de hellingen beschijnt de zon het allerwegen verre vreemde leven... Tot in den schemer van de koningstent het onbekende rosse herderskind zich als den god-gezonden kamper meldde, en, de opgedrongen rusting van zich werpend, naakt in den glans der zonnegulden leden, al neevlen van 't onwezenlijke leven vervluchten deed voor uw verbijsterde oogen. Sinds kende uw sterke hart geen weifeling, en geen gedachte in u verried den god, ook niet aan hem die u zijn afglans droeg. Maar als een vroeg-bedachtzaam kind dat geeft [pagina 29] [p. 29] in onbegrepen edelmoedigheid aan de verrukking van een jongren broêr zijn liefste schatten, en met leêge handen zijn oogen luikt en de ongeslonken vlam der openbaring wegredt naar den droom - zoo gaf uw eenvoud alles wat zij had, en streed en viel voor een verloren zaak, en sterven was u 't teêr gebaar van een die aan den liefste 't liefste en laatste brengt, de flonkring uwer nooit gedragen kroon. En de éene erkenning die uw liefde won, - aalmoes die nog de wereld weegt als goud, maar die uw zalig zwijgen van zich wees, - was de echo die uit 't land der levenden droeg tot uw schim in de vallei des doods den angstroep van den man van lust en bloed, den duistren moordenaar van Uriah: Lieflijker dan de kus van vrouwemond, en wonderlijker was uw liefde mij: ik ben benauwd om u, o Jonathan! Vorige Volgende