Stemmen(1907)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 230] [p. 230] Liedje Van 't zonneklare kamerkijn Sluit, Liefde, vóor in stil gebed Ik aan uw daaglijksch maal mij zet, Zorgvuldig ik het blank gordijn. En vrees den naderenden klank Van menschenvoet, dat geen van die Door de enge plooi bespie Mijn sober deel, uw spijs en drank, Waarvoor ik bid en dank. Karig uw olie en uw meel, Of ik in overvloed hen deel' Als een der uwen - o te zeldne gast - Mijn open deur verrast. Eén teug, hoezeer ik smacht? - Toch, neem mij die: ik kon Niet lachen naar de zon, Niet slapen in den nacht, Niet smaken aardes wijn en brood, Niet rusten in den dood. Vorige Volgende