Stemmen(1907)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 188] [p. 188] Afscheid Hier ben ik weêr. De najaarszon die wolkgedoofd Het bronzen loof in 't hooge hout Boven ons hoofd Daglang belichtte zilverkoud, Viel aan den steilen hemel neêr En overstroomt den grond met vloeibaar goud: Hier ben ik weêr! Ik moest door 't bloedewarme bad Terug, tot u, 'k weet niet waarom - Maar vóor de korte scheemring kom En dan de nacht, Treed éens nog tot mij langs het oude pad En spreek geen woord, maar glimlach zacht Zooals gij placht. Berusting die ons zomerwoon Zoolang omsluipt En met haar vale kille draden Al nader-wevend ons bekruipt, Zag ik van-ver, een bleeken hoon, In de spelonk der diepe paden, - Zelfs zij was rood en schoon! Ik weet de zomer is voorbij, Mijn hart roept niet terug om Mei, En dit is de avondzon - Maar o Vertoon u laatst in 't klare vuur Van dit hel uur, Of ik u zóo Onthouden kon! Vorige Volgende