Liederen van Isoude(1921)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 92] [p. 92] [Ineens, geschoten in de vlucht,] Ineens, geschoten in de vlucht, Met sidderende vlerken viel De wind op de avondlichte zee - Als zwevende in alomme lucht Staat op haar spiegelbeeld de kiel Vlak voor de langbegeerde reê. In koele schaduw van de wolk Ligt onbereikbaar na de stad: Een wakkre droom van ijdle zorg... 'k Zie in de dwarse straten volk, Den bleeken slinger van het pad Dat opgaat naar de steile borg. [pagina 93] [p. 93] Mijn handen wringen van den boeg: Lief, hier schiet alle wil tekort... Denkt gij mij ver? - weet gij mij na?... Ik kom te laat, gij gaat te vroeg: Geleidlijk als de schemer wordt, Voel ik u sterven waar ik sta. Was dat de stilte die ik hoor? Het kloppen in mijn eigen borst, Dat zet de luchten in geluid, Dat roept zijn echo aan mijn oor?... Het is de doodsklok van een vorst... De klokken luien Tristan uit. Over de waatren spiegelblind Huivert de zwarte rimpling aan; De zucht verzwatelt in het want: Diep in het scheepsruim kreunt de bint; 'k Voel onder mij het dek vergaan... Wij zijn nog vóor den nacht aan land! Vorige Volgende