Liederen van Isoude(1921)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] [Mijn dag-loome oogen weven] Mijn dag-loome oogen weven Uit groene schaûw en zonneschijn Het ver verroerloosd leven In levend gobelijn. In haren droom gevangen, Wacht u het zonnig kind. Zij zet heur harts verlangen Op 't veedlen van den wind. Zooals de zon van morgen, Zoo twijfelloos verbeid, Wijlt uw gelaat verborgen In gulden heimlijkheid. [pagina 39] [p. 39] Gij nadert: in uw dagen Vloeit droom en leven saam. Gij zegt zoo teedre vragen, Maar in een anders naam. Haar glimlach volgt, getogen In zachter zeelen klem, De glanzen uwer oogen, Het water van uw stem. Twee sterke harten wagen Zich op den wanklen vloed. De lichte golven dragen Hun lachende' overmoed. Maar als in 't rosse neigen Van laten zonnebrand De duistre kusten dreigen Van 't overzeesche land, [pagina 40] [p. 40] Vluchten zij voor elkander Weg aan elkanders borst, In 't donker van den ander Schuilt elk zijn laaien dorst... Dan, eer uw lippen reiken Tot mijner lippen wil, Voel ik uw drang bezwijken, Uw hart blijft in u stil. Uw oogen zijn geloken, Uw wangen bloedeloos, Uw hoofd komt loom gedoken Als een geknakte roos... Zoo haalt uit bonte droomen De bleeke vrees mij thuis. De wind waart in de boomen Als zwijmlend zeegeruisch. Vorige Volgende