Liederen van Isoude(1921)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] [Allen gaan zij droom-afwezig,] Allen gaan zij droom-afwezig, In hun andre wereld bezig, Raaklings aan mijn lach voorbij: Schimmen doemend en verdwijnend, Schaduwloos en lucht-doorschijnend Tusschen mijn geluk en mij. Aan den ronden einder rijzen Dag-verheerlijkt mijn gepeizen In der heemlen spiegeling: De verrukk'ngen mijner nachten, De verwachte, de herdachte, Ranken saam in kleurgen kring. [pagina 12] [p. 12] Teedre vizioenen lichten Voor de duizle vergezichten Mijner grondlooze eenzaamheid: In de koepelende dommen Uit hun luister opgeglommen Stilt de polsslag van den tijd... Tot een woord, een wenk, een teeken Komt den dubblen toover breken: Droom en werklijkheid slaan om: In éen bliksemflits verschroeiden De prieelen die bebloeiden Heel de wijde hemelkom - En meteen in bont bedringen Staan de menschen, staan de dingen Wreed-aandachtig vlak nabij: Beedlaars wien ik niets kon geven, Die geduldig wachten bleven Op onmooglijk medelij. Vorige Volgende