Gegeven keur(1942)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 95] [p. 95] Oogenblik Eén ding schonken mij Onvoorwaardelijk Uit hunnen overvloed De eeuwige goden: het Oogenblik. Telkens een andere, Altijd dezelfde toch: O mijn beminde, hoe Hebben mijn oogen u Liefgehad! Achter de glanzen der Zonnige hemelen, Onder de spiegels van Oogen en zeeën Zocht ik u. Ver in de waken der Eenzame nachten, Over de grenzen van Smarten en vreugden Vond ik u. Weg uit de branden van Haat en van liefde, Weg uit de kolken van Dood en wanhoop Redde ik u... [pagina 96] [p. 96] Nog naar uw willekeur Treedt gij in maneglans, Kleedt u in morgengloed, Weeft uit de sterren uw Wisselkleed -: Achter der dagen Luchtige lieflijkheid, Diep in der nachten Tastbare donkernis Weet ik u -: Schooner dan al uw Spieglende schijnen, Morgen- en avondgoud, Melkwegs tintelend Sluiergaas -: Schoon als wanneer gij - Waarom zoo zelden nog? - Neêr naar mijn aangezicht Neigt uw onzienelijk Aangezicht, Dat mijner oogen Ademlooze afgrond Staart in den peilloozen Helderen nacht van uw Oogenlicht, [pagina 97] [p. 97] Wijl onze zuivere Stralende naaktheid, Beurtlings verwonnen, Beurtlings verwinnaar, Worstelhijgt, Totdat geslaafd in uw Armen ik neêrzink, - Tot u mijn overmacht Wint in uw schoonheid, Oogenblik... Eén ding schonken mij Onvoorwaardelijk Uit hunnen overvloed De eeuwige goden: het Oogenblik. Vorige Volgende