Carmina(1912)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 145] [p. 145] Sonnet Daar is de nacht -: de hemel glanst te vonken Van klare sterrelampen, blijde vieren; 't Nest bergt de zwerfsche vogelen en dieren; Al menschestemmen zijn van de aard verklonken. De dauw komt zwijgend naar omlaag gezonken; Geen halm verroert, geen blad der populieren; In strakke rust staan wateren revieren; Elk sterflijk wezen ligt in slaap verdronken... [pagina 146] [p. 146] Maar in mijn borst kent liefde geen vertragen - Liefde, het rijpe einddoel van al 't geboorne -: Zijn woeden groeit nog met den stillen nacht. Hij zaaide midden in mijn hart zijn dracht Van scherpe stekels en vergifte doornen, En smarten zijn de vruchten die zij dragen. (Bernardo Gareth detto il Chariteo, da Barcellona, sec. XV) Vorige Volgende