Carmina(1912)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 141] [p. 141] Sonnet Ik roep: ‘Barmhartigheid! Barmhartigheid!’ Maar nergens geeft zij antwoord op mijn vragen. Gevangen houden haar ons rijke magen. Dus leeft in kommer al wat armoê lijdt. Hebzucht heeft 't menschdom aan haar snoer geslagen, En al genade en liefde aan band geleid. Mijn nooddruft kent u, die haar oorzaak zijt: Bij den almachtgen God zal 'k van u klagen: [pagina 142] [p. 142] Barmhartigheid mijn moeder heeft uw voet Zoo diep vertreên dat zij zich niet kan rechten. Niet gij blijft hier, alleen uw wereldsch goed: Wij allen zijn Adam en Eva's bloed. Gij schenkt noch teert, gij zijt uw rijkdoms knechten. Wee der natuur die zulke zonen voedt! (Folgore da San Gemignano, sec. XIII) Vorige Volgende