Carmina(1912)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] Droom Wat mijlen doolde ik al door 't naamloos land Waarheen alleen de diepste slaap ons voert, Langs paden die de lichte dag niet speurt, - Toen scheemring opging in den effen glans Van nachtlijk wijden hoog omstamden hof. Daar hing bestendig licht en oorsprongloos: De lucht zelf was als de gezeefde bloem Van louterst maanlicht, of geen mane scheen. En wijl mijn oogen en mijn dorre mond Zich leschten aan die lichte vloeibre rust, Nog eer alomme bloei zijn glans en geur Bestendigd had tot éen benoembaar beeld, Rees over me als een vastgelegde bliksem [pagina 44] [p. 44] De dubble afgrond dier oogen die mij 't eerst Inwijdden in Gods heiligste geheim, De zoete kennis die geen eenling leert. Toen zonken mijne knieën onder mij, En teêrste schaamte leî op beî mijn oogen De weldaad van de tranen die verblinden. En als de zee ruischt in den zomermorgen, Zoo tot mij ruischten uit nabije verte Woorden waarvan de zoete zin ontging, Verdronken en vereeuwigd tegelijk In onvergetelijke lieflijkheid: ‘Gezegend zij de ziel die sterk en schoon Breekt in éenzelfde levens kort getij Ten tweeden male in liefdes witten bloesem. Haar oogenglans kan liefdes waarheid zien En haar verduren en haar overleven...’ Toen vatte de gelijknis van een hand Mijn vingertoppen, en mijn voeten lieten Hun vaste standplaats voor zoo langen tijd [pagina 45] [p. 45] Als aan den nachtelijken Junihemel Een groote ster van 't zenith glijdt in zee. En eenzaam bleef ik waar aan bergerand Een schijn van aardschen dageraad mijn oogen Te wekken leek uit zaliger verblinding. Zoo diep en ver als over 't vlakke veld De nieuwe maan uitkijkt in haren opgang, Lag tallenkant een landschap uitgebreid, Vreemd en bekend als uit herinnering Aan plaatsen waar wij lang en jong verwijlden, Verbeelding bouwt lusthoven voor de ziel. Gelijk twee helften van éen aangezicht Zoo was de linker en de rechter kant: Bosschen en heuvlen, velden en rivieren Leken elkanders wisslend spiegelbeeld Naar de verwondring mijner oogen weidde. En in het midden tusschen land en land Zag ik een rechte kloof, een zuivre breuk Niet breeder dan een manshand, maar zoo diep - [pagina 46] [p. 46] Het leek of enkel de verlichte lucht De deelen samenhield in haar omarming. En aan weêrskanten langs beschaûwde paden En open bloemdoorkleurde weiden ging Het leven aan van menschgelijke wezens, De blijde kindren van dat zalig oord. Zij gingen allen jong en schoon en naakt In enkle paren of gepaarde reien, En op de stille lucht dreef hun gezang, Woorden zooals alleen verliefden vinden. Maar waar de grens haar leêge vore trok, Daar doolden eenzaam-donkere enkelingen Of stonden stil in sprakeloos verwachten Hun blikken strak naar de overzijdsche beemd. Soms naakten twee elkaêr tot vóor de kloof, Hun lippen prevelden verstolen woorden. Dan neigden zij 't gelaat in steelschen kus Of knielden neder in elkanders armen. En daaromtrent was geen gezang, maar stilte [pagina 47] [p. 47] Gebroken door zacht kreunen en door snikken Als met den nachtwind waaien over 't veld. Toen wendde hulpelooze derenis Zich weg weêr naar hun blijdere genooten. En schoon reeds lang mijn hart zijn huis herkend had Zoo blindlings als een kind zijn moeder weet, Kwam tot mijn oogen nu eerst 't onderscheid Van 't éene land en volk en van het ander. Ik zag het rechter volk en wie zij waren: Hun oogen straalden als geslepen steenen Gezet te flonkren in leêlooze kassen, Juweelen schoon van waterklare verven. En al de dichte weefselen der aarde Konden niet dekken voor hun starre blikken Hun vleezen naaktheid; - en zij wisten 't niet. Maar wie ter linker zij hun vreugde hadden, Die droegen oogen zooals bonte bloemen, En ieder bloemhart was een lichte ster. En om hun blikken waasde teedre dauw [pagina 48] [p. 48] Die daalde in luchten plooien tot hun voeten, Een levend kleed van lieflijkheid doorzichtig. En allen bleven naakt, en wisten 't niet... Toen waakte ik op en rees tot droeven dag. En 'k sprak: Gij zaagt de grens van Liefde en Lust, De onheelbre breuk in aardes heilig hart. Vorige Volgende