Carmina(1912)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] Liedje Achter de wuivende duinenlijn Stoeien de wind en de wilde zee. Wij liggen als gekamerd in den vreê Van blauwe lucht en zonneschijn. Mijn oog drinkt uit uw oogelicht Gelijk een zomerbloem die bloeit Aan water dat de wind niet moeit. Het wordt een wonderbaar gedicht. In zwellende' ademtocht begint Der lange strofen teêr geheim - Dan roept de zee haar ruischend rijm, Dan fluit zijn hoog refrein de wind. [pagina 39] [p. 39] Wij liggen als gekamerd in den vreê Van blauwe lucht en zonneschijn. Achter de wuivende duinenlijn Stoeien de wind en wilde zee. Vorige Volgende