Bezonnen verzen(1931)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 5] [p. 5] Zomeravondzee ὡς δὲ πάις πεδὰ μάτερα πεπτερύγωμαι. ΣΑΠΦΩ Uit het koperloom gezag Van den windeloozen dag, Door der bosschen zwoele graf, Langs der duinen op-en-af, Eindlijk komt mijn oog te rust In den onbegrensden lust Van het waatren plein dat breidt Spiegelend de oneindigheid Van den glimlachopen hemel Waar de zon neêrzijgt ten schemel, Op de purpren wolkebank, En uit lage, wonde flank Droppelvloeit haar bloed beneê Af in 't bekken van de zee Tot éen lange glanzen laan Op de bleeke waterbaan, Pad in huiverleêge rust Tusschen kust en andre kust. Geen geluid en geen bewegen Komt er 's harten onrust tegen, De' uitkijk van de blinde ziel Die tot hoorloos weenen viel Nu niet éen vertrouwd geluid In haar eenzaamheid haar zuit. [pagina 6] [p. 6] Slechts de luidelooze meeuwen In haar op- en nedersneeuwen Varen, plotseling in rouw, Langs de doove zonflambouw. Anders niets van aardeleven Lijkt op aarde nagebleven Sinds de gouden groeve sloot Achter al wat schoon en groot Overtoog langs 't zanden pad Naar de lichte zonnestad, En de ziel in slaap vergat, Die, aan dezen kant gebleven, Eenzaam wakkerschrikt omgeven Door den afgrond zonder duur Van der stilte loozen muur. En het op- en nederdalen Van haar hartslags ademhalen Wordt ondragelijke nood, En genade lijkt de dood... Opgedreven wank ik voort De armen uitgestrekt ter poort Die van verre donkerbleekend Zuil en toog nog zuiver teekent, Wijl de trage schemerdeuren Voor het hemelsche gebeuren Zwaaiend op de onzichtbre hangen Langzaam tot elkander langen: [pagina 7] [p. 7] Of een vreemde macht mij stoerde En bevleugeld overvoerde... Aan der waatren kartelrand Lig ik neêr geknield op 't zand... In de erbarming van een zucht Geeft de oneindigheid zich lucht: De enge stilte spleet in twee Voor de fluistring van de zee, Als de stem van God verloren In de winding van een horen: Nauwlijks heeft de ziel gehoord, Of zij vindt het wederwoord, En bevredigd zet zij voort, Binnen 't goddelijk bestek, 't Afgebroken tweegesprek Dat in dit voorhandsch gemis 't Gelukzalig leven is. Vorige Volgende