Alianora
(1924)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend
[pagina 13]
| |
Eerste handeling | |
[pagina 15]
| |
Het terras aan de Waal, voor graaf Reynalts burcht, ligt nog ledig, feestelijk versierd tot de ontvangst van den landsheer en zijn bruid, wanneer de muziek het voorspel inzet. Het is midden in den Mei. De Geldersche bevolking, van alle zijden toegestroomd, moet het vorstelijke paar op de wegen naar het slot met luiden jubel verwelkomen. Als de stoet gedacht wordt den parkingang te naderen, valt het koor in met den Voorzang. Pas is deze verklonken, of op de brug die naar den slottuin toegang geeft, verschijnt de optocht van kinderen en bruidsmeisjes, op den voet gevolgd door het grafelijke paar, omstuwd door hovelingen. Zij rijden stapvoets over de brug en door de beschaduwde lanen naar de niet zichtbare slotpoort. Gedurende het inkomen van den stoet heeft het koor het Meyliet aangeheven, en nog zijn de stemmen hoorbaar, als de feestgenooten het ruime terras overstroomen. Reynalt en Alianora nemen plaats op de troonzetels. Kinderen en bruidsmeisjes voeren verschillende dansen uit. Afgevaardigden uit alle deelen van het graafschap komen graaf en landsvrouw begroeten en brengen hun ieder zijn feestgave. Wanneer de vreugde in vollen gang is, ziet men op de rivier een bootje naderen met een reeds van ver herkenden zanger aan boord, die door de feestgenooten met blijde teekenen van welkom wordt begroet. Allen denken dat | |
[pagina 16]
| |
ook hij zijn hulde aan het bruidspaar wil brengen. Maar zoodra hij bemerkt dat men hem van den wal heeft waargenomen, en tot landen aanspoort, keert hij om op zijn vaart, en wordt ten slotte door de edelknapen van den graaf achterhaald en kwaadschiks voor hun heer gevoerd. Gedwongen tot zingen, brengt de minstreel het Liet van den Sangher ten gehoore, waarin hij van een onheildreigende toekomst gewaagt. In toorn laat Reynalt den zanger gevangen wegvoeren, en trekt zich met zijn ontstelde gemalin binnen het slot terug. Terwijl ook de overige feestvierders onder den indruk van het gebeurde het terrein verlaten, worden Koorzang I en Koorzang II gezongen, waarmede de eerste handeling sluit. |
|