Ex toto corde(1964)–Louis de Bourbon– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] Het meisje met de rode hoofddoek Ik denk aan het meisje met de rode hoofddoek, Pavlova. Kind was zij in ons dorp aan de Wolga - maar een rover kwam, vertelt men, en sommigen zelfs fluisteren: de duivel! Bij storm en sneeuwjacht kwam hij in het duister en voerde haar mee en zij ging met hem, zingende, een kind nog was zij, maar haar zingen klonk mooi, en hoog boven de wind. Hoe was haar leven? Wat weet ik van haar leven? Zij verkocht meloenen, zegt men, op de markt in Minsk. Maar ook in Kirof is zij gezien. Anderen zagen haar dansen en zingen - een gouden straal van de ring aan gods vinger - zo danste Pavlova over de zee van het leven. Als een slank scheepje aan de golven, zo heeft zij zich gegeven aan wie haar verlangde, aan al wie haar nam. Dan - leek het niet eeuwen later? - is zij teruggekeerd, bij avond, het sneeuwen ving aan met het duisteren, men zag enkel de rode, felrode hoofddoek - o, de rode hoofddoek van Mirjam Pavlova. Veel was er veranderd. De graaf gedood - verdreven de koelaks - de steppen, voorzomers zeeën van helgeel goud, waren nu in het bezit der kolcho- zen. [pagina 63] [p. 63] Een vreemdeling, een stadsman uit Samara, was gekozen tot leider. Strenger heerste hij, zei men, en hij woog zwaarder dan ooit één koelak uit den verren tijd van de Tzaren. Zó anders waren de dagen - maar het leven, de aldag van de moejik, kou, angst, armoe, dat was alles gebleven zoals het blijven zal tot in de eeuwen der eeuwen. Maar Mirjam was weergekeerd in ons dorp aan de Wolga. Ontferme zich over haar de zwarte maagd van Ak- tholva! Nòg was zij mooi om te zien, onze blonde Pavlova, die dansende heenging, des duivels verloofde. Wat hij haar liet en wat de anderen niet roofden dat was, dat is haar rode hoofddoek, het tooisel van de vrouwen der kaspische toendra's, aan de Wolga. O rode hoofddoek van Mirjam Pavlova, van Olga, van Natasja, Pulcheria, van mijn moeder, mijn zus- ter, van mijn geliefde. - O broeders, wie kust er voor mij de golven der Wolga, het groen van haar oever, nu ik ver ben, verdreven in den vreemde en droever dan ik ooit was in uw armen, aan uw boezem, o Ruskia, o Moeder? Vorige Volgende