Ex toto corde(1964)–Louis de Bourbon– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] De dichter Aan Gérard en Hannie van Imbeeck Het is maar een gemompeld woord, dit ‘godverlaten’ diep in de nacht en in de smalle kuil van zijn twee handen; elders gaat het vuil en dwaalt met vreemde vrouwen door de straten. Hij ziet zichzelf, vluchtig en uit de verte, hij hoort een stem die dwaze woorden bralt, hij is die dronkaard niet die vette vuisten balt, hij wandelt door het bos en streelt de herten. Dit leven is al lang niet meer zijn leven, dit kreupele lichaam is zijn lichaam niet want hij woont op een verre ster, al eeuwen. Maar soms, diep in de nacht, tussen vier wanden is er die vreemde man die hem ontbiedt en het afgeleefd gelaat legt in zijn kinderhanden. Vorige Volgende