| |
| |
| |
Registers en inhoudsopgave
| |
| |
Lijst van schrijvers van wie gebeden en teksten zijn opgenomen
Alcuinus (omstr. 735-804), scholaster van de domschool te York, sinds 782 de voornaamste medewerker van Karel den Grote bij de kerkelijke hervorming in Frankenrijk, stichter van de kloosterschool te Tours, waar hij als abt van de sint Maartensabdij is gestorven. Door zijn uitgebreide belezenheid was hij de grootste Westerse geleerde van zijn tijd; aan zijn invloed is het te danken geweest dat de Westerse christelijke cultuur, die in de Angelsaksische kloosters bewaard was gebleven, in de kloosters en scholen van het vasteland een nieuwe voedingsbodem heeft gevonden. Algemeen wordt aangenomen, dat hij het Romeinse Sacramentarium, dat de keizer van paus Hadrianus had ontvangen, voor het liturgisch gebruik in het Frankenrijk pasklaar heeft gemaakt en daartoe heeft aangevuld met zgn. Gelasiaanse en Gallicaanse teksten. Aan een verzameling vroeg-middeleeuwse gebeden die hem sinds de 10e eeuw is toegeschreven, werden ontleend gebeden op bl. 166, 169 en 172 (telkens het laatste der gebeden). Andere gebeden die zijn naam dragen op bl. 358 en 1461 (Laat ons den Heer smeken). |
Alfonsus Maria van Liguori, heilige (1696-1787), rechtsgeleerde, priester en zielzorger, stichter van de Congregatie van den Allerheiligsten Verlosser, gedurende dertien jaren bisschop van S. Agata de' Goti, wegens zijn geschriften, in het bijzonder die op het gebied van de practische moraaltheologie, als kerkleraar vereerd. Het is zijn bijzondere roeping geweest in een geestelijk verarmde tijd de waarheid van de christelijke leer te verdedigen en het volk terug te brengen tot een waarachtig christelijk leven. Aan de gebedenboeken en ascetische werken welke hij tot dit laatste doel schreef, zijn de eenvoudige en innige gebeden ontleend op bl. 248, 961, 964 en 1313. Van zijn ascetische werken is vooral en terecht bekend gebleven de verhandeling over de Beoefening der liefde tot Jesus Christus; hieruit de overweging op bl. 861. |
Ambrosius, heilige en kerkleraar (omstr. 340-397), als bisschop van Milaan (sinds 373) de grootste kerkvorst van zijn tijd. Al is hij niet de eerste die naar Oosters voorbeeld de zang van hymnen in de liturgie heeft ingevoerd - Hilarius van Poitiers was hem hierin voorgegaan - dank zij een geheel nieuwe en eenvoudige verstechniek zijn de door Ambrosius geschreven lofzangen op den duur in de liturgie van geheel het Westen overgenomen en nagevolgd. Van de vele oude hymnen die in de oude handschriften aan den kerkleraar worden toegeschreven, zijn er enkele zonder twijfel van zijn hand (bl. 114 en 120). Ten onrechte staat op zijn naam het innige gebed uit de 11e eeuw, dat in het Romeinse Missaal, verdeeld voor de verschillende dagen der week, bij de gebeden vóór de mis staat afgedrukt (een gedeelte van dit gebed op bl. 258). |
| |
| |
Andreas van Kreta, heilige (omstr. 660-740), monnik en aartsbisschop van Gortyna op Kreta, een der beroemdste dichters van het Griekse Oosten en als zodanig de schepper van de zgn. Kanones, reeksen strofen welke tussen de verzen van de bijbelse lofzangen in de getijden worden gevoegd. Een samenvatting van een zijner preken ter ere van de heilige Moeder Gods vindt men als overweging op bl. 1034. |
Andrewes, Lancelot (1555-1626), vroom Anglicaans bisschop van Chichester, Ely en Winchester, ook buiten zijn vaderland bekend door zijn verzameling Preces privatae, welke na zijn dood onder zijn papieren werd gevonden en die geheel geïnspireerd is op de teksten uit heilige Schrift en liturgie. Bl. 101. |
Anselmus, heilige (1033/4-1109), monnik van de abdij Bec in Normandië, sinds 1093 aartsbisschop van Kantelberg, als theoloog en wijsgeer de eerste grote denker der middeleeuwen, als bisschop onbevreesd verdediger van de vrijheid der Kerk, vereerd als kerkleraar. Van de in dit boek opgenomen teksten uit Anselmus' Meditationes en Orationes zijn waarschijnlijk slechts die op bl. 358, 901 en 1256 authentiek. Evenals aan Augustinus heeft men ook aan Anselmus in later tijd tal van andere overwegingen en gebeden toegeschreven (bl. 600, 1013 en 1038); een gedeelte hiervan moet volgens de onderzoekingen van Dom A. Wilmart op naam worden gesteld van Joannes van Fécamp. |
Antoniano, kardinaal Silvio (1540-1603), is de dichter van de lofzang Fortem virili pectore ter ere van de heilige vrouwen niet-maagden. Bl. 1306. |
Arvisenet, Claude (1755-1831), Frans priester en theoloog. Van zijn ascetische geschriften, waarin hij aanspoort tot het stipt onderhouden van eenvoudige practijken van godsvrucht, is het meest bekend Memoriale vitae sacerdotalis. Een gebed hieruit op bl. 963. |
Athanasius, heilige en kerkleraar (295-373), bisschop van Alexandrië en de beroemdste verdediger van het rechtzinnige geloof zoals dit op de kerkvergadering van Nicea was vastgesteld. Hij is lange tijd beschouwd als de auteur van de geloofsbelijdenis ‘Quicumque’, bl. 849. |
Augustinus, heilige (354-430), bisschop van Hippo en kerkleraar. de grootste theoloog van de Westerse Kerk. De geschiedenis van het eerste deel van zijn leven en van zijn bekering heeft hij zelf beschreven in de Belijdenissen, welke één uitvoerig gebed vormen (gebeden hieruit bl. 325, 357 en 376). Als priester en bisschop (sinds 395) schreef hij de beroemde theologische werken waarin hij de dwalingen van zijn tijd weerlegde en die in alle volgende eeuwen zijn herlezen en steeds opnieuw bestudeerd. Zijn begenadigd inzicht in de geloofsgeheimen leren wij bovendien kennen uit zijn talrijke preken (hieraan zijn ontleend de overwegingen op bl. 543, 578 en 934, en de kleinere teksten op bl. 642, 803 en 1473). Aan verhandelingen van den heiligen
|
| |
| |
kerkvader zijn ontleend de lezingen in de tweede nachtwake der Metten van de laatste drie dagen der Goede Week en in die van Allerzielen, bl. 668, 713, 752 en 1390. Ten gevolge van de grote verering die men voor den grootste der kerkvaders had, heeft men in de middeleeuwen tal van gebeden aan Augustinus toegeschreven. Het meest bekend hiervan zijn de teksten, verzameld in de zgn. Meditationes sancti Augustini en in het Manuale, welke beide geschriften blijkens de onderzoekingen van A. Wilmart voor een groot gedeelte uit gebeden van Joannes van Fécamp zijn samengesteld (bl. 639, 836 en 947; zie verder bij Joannes van Fécamp). Een variant van de zgn. Klaagzang van Augustinus (bl. 1460) vindt men reeds tussen liturgische teksten in het Missale van Bobbio (omstr. 700). |
Balaeus (gest. omstr. 460), choorbisschop van het bisdom Aleppo of een der omliggende bisdommen, in de Syrische Kerk als heilige vereerd, schreef vele gedichten en kerkelijke lofzangen in een naar hem genoemd vijfsilbig metrum. Het is niet duidelijk welke van de metrische gebeden, die in de Syrische getijdenboeken zijn naam dragen, inderdaad door hem zijn vervaardigd. Bl. 1020 en 1134; zie ook bl. 1319. |
Balduinus van Kantelberg (gest. 1190), Cisterciënser monnik, bisschop van Worcester en sinds 1184 aartsbisschop van Kantelberg. Bl. 337 en 1450. |
Basilius de Grote, heilige (omstr. 330-379), bisschop van Caesarea in Cappadocië, door zijn theologische en ascetische geschriften, welke hem de naam van kerkleraar hebben verzekerd, bekend gebleven als onvermoeid verdediger van het ware geloof en als een der wetgevers van het kloosterleven. Aan een van zijn ascetische verhandelingen is de overweging op bl. 344 ontleend. Enkelen nemen aan, dat hij zich ook heeft beijverd voor de ordening van de eredienst, en dat wij de sporen van deze arbeid terugvinden in de Griekse Liturgie welke zijn naam draagt. Zo levend is de herinnering aan zijn grote persoonlijkheid in het Oosten gebleven, dat hem in volgende eeuwen het auteurschap is toegeschreven van tal van monastieke gebeden, die, om deze reden een blijvende plaats in de Griekse liturgische boeken hebben gevonden (bl. 152, 166, 169, 172, 320, 324, 619 en 626). |
Basilius van Seleucia (gest. omstr. 459), aartsbisschop van Seleucia in Isaurië. Het is niet zeker of de onder zijn naam bewaarde preken alle authentiek zijn. Bl. 1143. |
Bellarminus zie Robertus. |
Benedictus, heilige (gest. omstr. 543), kluizenaar en abt, door zijn Regel de grote wetgever van het kloosterleven in het Westen. Van de hoofdstukken, welke algemene regels voor het geestelijke leven bevatten, vindt men het vierde op bl. 1475. |
Bernardinus van Siëna, heilige (1380-1444), priester van de orde der Minderbroeders en bevorderaar van de strengere
|
| |
| |
observantie dezer orde, bekend gebleven als de uiterst liefdevolle volksprediker en als de bezielde ijveraar voor de godsvrucht tot Jesus' heilige Naam. Een passage uit een zijner preken op bl. 872; gebeden van zijn hand op bl. 575 en 1203. |
Bernardus, heilige en kerkleraar (1090-1153), als abt van Clairvaux de grote promotor van de orde der Cisterciënsers, de grootste figuur uit de 12e eeuw, wiens heilzame invloed zowel op het kerkelijke als op het politieke leven van zijn tijd bezwaarlijk kan worden overschat, als theoloog en ascetisch schrijver niet ten onrechte de laatste der kerkvaders genoemd. Maar tevens vinden wij in zijn werken, met name in zijn belangrijkste geschriften, De consideratione en de verklaring van het Hooglied, de eerste aanzet tot de minder schriftuurlijke, affectieve devotie van de latere middeleeuwen en van de nieuwe tijd. Bernardus' godsvrucht, welke zich onder meer richtte op de overweging van de voorrechten der Moeder Gods en van het liefdegeheim van Jesus' heilig Hart, heeft de spiritualiteit van alle volgende eeuwen sterk beïnvloed en haar het eigen karakter gegeven, dat haar van de oudere, patristische en monastieke, spiritualiteit duidelijk onderscheidt. De overwegingen op bl. 773 en 821 zijn aan zijn preken ontleend; kleinere passages uit zijn werken op bl. 331, 613, 637, 872 en 906. Zeer vele gebeden uit de middeleeuwen dragen zozeer het stempel van zijn spiritualiteit, dat zij, terecht of ten onrechte, de naam van den vereerden meester dragen (bl. 330, 359, 530, 969, 995, 1145 en 1251). |
Bérulle, kardinaal Pierre de (1575-1629), stichter van het Oratorium in Frankrijk en geestelijk schrijver. Zijn geestelijke inzichten zijn door de latere auteurs van het Oratorium, van wie Charles de Condren de meest bekende is, overgenomen, en hebben op deze wijze een blijvende invloed uitgeoefend. De centrale gedachte van deze Augustijns georiënteerde spiritualiteit is die van het geheim van de Menswording van het goddelijk Woord. Zeer typerend voor de vroomheid van de Bérulle is dan ook het fragment op bl. 544. |
Blosius, Louis (1506-1566), abt van de Benedictijner abdij van Liessies in Henegouwen, een van de belangrijkste geestelijke schrijvers der 16e eeuw. Zijn ascetische geschriften, vooral de Institutio spiritualis, welke geïnspireerd zijn op de geschriften van sint Augustinus, op de traditionele spiritualiteit van sint Gregorius den Groten, op die van de Nederlandse en Duitse mystieke schrijvers uit de middeleeuwen (vooral Ruusbroec, de heilige Gertrudis en Tauler), werden in de 16e en 17e eeuw terecht hogelijk gewaardeerd, maar zijn in onze tijd minder bekend dan zij verdienen. Als een van de belangrijkste middelen voor de groei van het christelijke leven noemt Blosius het voortdurende bewustzijn van Gods tegenwoordigheid. Een korte verhandeling van Blosius over de christelijke volmaaktheid vindt men op bl. 1477; gebeden ter ere van het allerheiligste Sacrament op bl. 332, 337 en 960; een gebed ter ere van Jesus'
|
| |
| |
heilig Hart (welke verering hem uit Gertrudis' geschriften bekend was) op bl. 971. |
Bona, Joannes, kardinaal (1609-1674), monnik van de Cisterciënser orde, geleerd liturgist en geestelijk schrijver. Van zijn ascetische werken is vooral bekend gebleven het geschrift Over het offer der mis, waaraan de gebeden op bl. 365 (voortgezet op bl. 369: Ik heb berouw) en bl. 376 zijn ontleend. Steunend op zijn even wetenschappelijk als geestelijk inzicht in de liturgie volgde hij de traditionele spiritualiteit van de monniken. Evenals Blosius, aan wien hij ook in zijn afkeer van een sterk methodisch beoefend geestelijk leven verwant is, leerde hij de voortdurende bezinning op de tegenwoordigheid Gods. Als een belangrijk hulpmiddel hiertoe prees hij de practijk der korte verzuchtingen of schietgebeden aan. Enkele van de korte gebeden welke hij zelf heeft opgetekend, vindt men op bl. 972. |
Bonaventura, heilige en kerkleraar (1221-1274), priester van de orde der Minderbroeders en kardinaal, evenals zijn tijdgenoot Thomas van Aquino leraar in de theologie te Parijs, beroemd als prediker, wiens ascetische geschriften tot de schoonste van de geestelijke literatuur behoren. Zijn spiritualiteit wordt gekenmerkt door een liefdevolle overweging van de geheimen van Jesus' Mensheid, welke voor hem het beginsel zijn van alle geestelijke rijkdom en de bron van de waarachtige wijsheid. Teksten en gebeden, ontleend aan als authentiek beschouwde geestelijke werken van Bonaventura, vindt men op bl. 326, 336, 345, 362, 568, 607, 637, 734, 839, 854, 1146 en 1490. Van Bonaventura's hand is ook het innige gebed ‘Transfige’, dat in het Romeinse missaal onder de gebeden van dankzegging na de mis is opgenomen (bl. 296). |
Bosco zie Joannes Bosco. |
Bossuet, Jacques Bénigne (1627-1704), bisschop van Meaux, vroom en toegewijd kerkvorst, de beste theoloog van zijn tijd, beroemd als prediker. Door zijn voortdurende overweging van de heilige Schrift en zijn grote kennis van de leer der kerkvaders bezat Bossuet een diepte van theologisch inzicht, welke in die dagen ongewoon was. Ditzelfde inzicht vinden wij terug in zijn geestelijke beschouwingen over de heilige Schrift, na zijn dood verzameld als de Elévations sur les Mystères en de Méditations sur l'Evangile; hieraan zijn ontleend de passages op bl. 527, 641, 922 en 1015. Uit Bossuet's kleinere geestelijke werkjes zijn de gebeden vertaald op bl. 174, 333, 931, 1026 en 1510. |
Bourdaloue, Louis (1632-1704), priester van de Sociëteit van Jesus, beroemd prediker en auteur van een aantal, op de overtuiging van het verstand en de sterking van de wil gerichte, ascetische werken, waarvan de Geestelijke retraite het meest bekend is. Bl. 329 en 378. |
| |
| |
Cabasilas, Nicolaas (gest. 1371), polemist en geestelijk schrijver van de Grieks-orthodoxe Kerk. Zijn Verklaring van de heilige liturgie en vooral zijn geschrift Over het leven in Christus zijn ook in het Westen terecht bekend. Bl. 641-642 en 1029. |
Carolus Borromeus, heilige (1538-1584), kardinaal en aartsbisschop van Milaan, een van de grootste zielzorgers en herstellers van het kerkelijke leven in de tijd na het concilie van Trente. Een gebed, ontleend aan een zijner preken, op bl. 960. |
Cassianus, Joannes (gest. omstr. 435), monnik te Bethlehem en in het door hem gestichte klooster te Marseille. Raadgevingen voor het geestelijke leven en de inrichting der kloosters, grotendeels steunend op de onderrichtingen welke hij tijdens zijn langdurig verblijf in Egypte van de monniken aldaar had ontvangen, heeft hij neergelegd in zijn beide hoofdwerken De institutis en de Collationes Patrum. Deze boeken, reeds aanbevolen door sint Benedictus, zijn in de kloosters steeds herlezen en hebben op ascese en spiritualiteit een zeer belangrijke invloed uitgeoefend. Passages uit het laatstgenoemde werk op bl. 1496 en 1502. |
Cassiodorus (gest. omstr. 583), senator en staatsman, die de laatste veertig jaren van zijn leven, zich wijdend aan de wetenschap en aan de geestelijke vorming der broeders, doorbracht in het klooster Vivarium in Calabrië, dat hij op zijn grondbezit had gesticht. Zijn meest bekende werk is de Institutiones, een encyclopedisch handboek voor de kerkelijke en profane wetenschappen. Aan het belangrijke gedeelte van dit werk, dat over de studie van de heilige Schrift handelt, is het gebed op bl. 1499 ontleend. |
Catharina van Siëna, heilige (1347-1380), maagd van de derde orde van den heiligen Dominicus, die in het kerkelijke en zelfs in het politieke leven van haar tijd een belangrijke rol heeft gespeeld (zie bl. 1312). Naast haar brieven is vooral bekend gebleven de Dialoog tussen God en de heilige, welke zij tegen het einde van haar leven heeft geschreven. Bovendien zijn bewaard een aantal gebeden, die zij in haar extasen heeft uitgesproken en die door anderen zijn opgetekend. Bl. 509, 855, 1427 en 1431. |
Claudel, Paul (geb. 1868), Frans dichter en diplomaat. Na zijn bekering tot het christelijke geloof heeft hij niet opgehouden de grootheid van God en het goddelijk geheim in het leven en in de geschiedenis der mensen te belijden. Zijn litterair werk uit latere jaren is voornamelijk gekenmerkt door zijn grote eerbied en liefde voor Gods woord in de heilige Schrift. De overweging op bl. 1040 is ontleend aan L'épée et le miroir. |
Clemens van Alexandrië (gest. vóór 215), wijsgeer en theoloog, leider van de katechenschool te Alexandrië. De lofzang op Christus, waarmede hij zijn geschrift De opvoeder besluit, vindt men op bl. 945. |
| |
| |
Clemens van Rome, heilige (gest. 97), als paus de derde opvolger van sint Petrus. Hij wordt tot de zgn. Apostolische Vaders gerekend wegens zijn Brief aan de Kerk van Ephese, welke oudtijds zulk een aanzien genoot, dat hij tijdens de liturgie werd voorgelezen en dan ook in enkele bijbelhandschriften aan de boeken van het Nieuwe Testament is toegevoegd. Het gebed voor de regeerders op bl. 1442 is een gedeelte van het uitvoerige gebed, dat in deze brief voorkomt. |
Colombière, zalige Claudius de la (1641-1682), priester van de Sociëteit van Jesus, geestelijke raadsman van de heilige Margareta-Maria en bevorderaar van de godsvrucht tot Jesus' heilig Hart. Aan zijn geestelijke werken zijn ontleend het gebed tot Christus Koning op bl. 930 en het gebed op bl. 1510, dat de zalige tijdens vervolging en ziekte heeft geschreven. |
Condren, Charles de (1588-1641), priester van het Oratorium, leerling van kardinaal de Bérulle, wiens spiritualiteit hij heeft uitgebouwd door bijzonder de nadruk te leggen op de zelfverloochening in gemeenschap met Christus die Zich geheel voor ons ten offer heeft gebracht. De verhandelingen welke Condren's naam dragen, zijn eerst na zijn dood door leerlingen uit aantekeningen samengesteld. De overweging op bl. 821 is ontleend aan een van zijn brieven. |
Coster, Franciscus (1532-1619). Belgisch priester van de Sociëteit van Jesus en een van haar grondleggers in de Nederlanden, volksprediker en schrijver, een van de belangrijkste ijveraars voor het kerkelijk herstel in onze streken. Een gebed van zijn hand op bl. 1426. |
Cyprianus van Antiochië, heilige, tezamen met de maagd Justina in 304 te Nicomedië ter dood gebracht. De herinnering aan dezen martelaar is reeds spoedig met legenden omweven en de heilige zelf is reeds door Gregorius van Nazianze verward met den gelijknamigen martelaar en bisschop van Carthago. In de legendarische Acta komt het schone gebed voor, waarvan een gedeelte op bl. 504 is vertaald. |
Cyrillus van Alexandrië, heilige en kerkleraar (gest. 444), bisschop van Alexandrië, voorvechter van het ware geloof in de strijd tegen de ketterij van Nestorius en kerkelijk schrijver. In zijn verklaringen van de heilige Schrift, in het bijzonder van het Evangelie volgens Joannes, vinden wij de theologie van de ‘vergoddelijking’ van den verlosten en in den Geest levenden mens, welke reeds voorkomt in de geschriften van den heiligen Ireneus en die vooral in de Oosterse traditie bewaard is gebleven. Een gedeelte uit de grote lofprijzing van de heilige Moeder Gods, welke Cyrillus op de kerkvergadering van Ephese zou hebben uitgesproken, vindt men op bl. 1132; een passage uit een zijner preken op bl. 642. |
Cyrillus van Jerusalem, heilige en kerkleraar (gest. 386), bisschop van de heilige stad en bestrijder van het Arianisme.
|
| |
| |
In hun geheel zijn bewaard de 24 Katechesen (verklaringen van de geloofsbelijdenis en van de heilige mysteriën der Kerk) welke hij, of zijn opvolger bisschop Joannes van Jerusalem, in de basiliek van het heilig Graf gedurende de vasten en de Paasweek voor de geloofsleerlingen en nieuwgedoopten heeft gehouden. Hieraan zijn ontleend de passages op bl. 344, 629 en 893. |
Dionysius de Karthuizer (1402-1471), geboortig uit Rijckel in België en kloosterling in de Karthuizerij te Roermond, schrijver van mystieke en ascetische werken. In zijn affectieve spiritualiteit is hij, evenals de andere auteurs van de Karthuizer school, een volgeling van den heiligen Bernardus. Het korte gebed op bl. 362 is ontleend aan zijn Samenspraak tussen den Zaligmaker en den mens. |
Edmund, heilige (omstr. 1180-1240), leraar te Oxford, aartsbisschop van Kantelberg, bekend wegens zijn ijver voor de tucht en de vrijheid der Kerk. Hem wordt toegeschreven het gebed op bl. 161. |
Elizabeth van de heilige Drievuldigheid (1880-1906), religieuze in de Carmel van Dijon. Het gebed op bl. 855 is ontleend aan de na haar dood uitgegeven Souvenirs, welke ons de begenadigde vrouw doen kennen in haar voortdurende vereniging met de drie goddelijke Personen, aan wier geheim zij zich bijzonder had toegewijd en in wier nabijheid zij de kracht vond voor de zwaarste offers. |
Elpis, een christelijke dichteres uit de eerste helft van de 6e eeuw, die de feestelijke lofzangen schreef welke in de getijden van het feest der apostelen Petrus en Paulus worden gezongen (bl. 1224 en 1225). Wellicht moet zij vereenzelvigd worden met Rusticiana, de echtgenote van den christelijken staatsman en wijsgeer Boëthius. |
Ephrem, heilige en kerkleraar (omstr. 306-373), diaken en leraar te Edessa in Syrië, theoloog en grootste der Syrische dichters, wiens poëzie den Grieksen kerkelijken dichters tot voorbeeld heeft gestrekt. Zovele preken, gebeden en liturgische lofzangen uit een latere tijd dragen reeds in de oudste vertalingen zijn beroemde naam, dat de eigenlijke omvang van zijn litteraire nalatenschap nog altijd niet met volstrekte zekerheid kan worden vastgesteld. Authentiek is bijvoorbeeld de lofzang waaraan de tekst op bl. 554 is ontleend. Bijzonder talrijk zijn de hem toegeschreven lofprijzingen van de Moeder Gods, waarvan men er een tweetal vindt op bl. 1008 en 1133, en die naar de inhoud geheel overeenstemmen met teksten welke Ephrem zonder twijfel heeft geschreven. Andere gebeden en passages, die al of niet met recht zijn naam dragen, op bl. 325, 356, 372, 529, 575, 626, 1491 en 1499. |
Epiphanius, heilige (gest. 403), bisschop van Salamis op Cyprus en kerkelijk schrijver. Toegevoegd aan zijn werken zijn enkele
|
| |
| |
Griekse geschriften van onbekende herkomst bewaard gebleven, onder meer enkele preken op het Paasfeest waaraan de overwegingen op bl. 742 en 772, en het gebed Liefdevolle God en Heer op bl. 1431 zijn ontleend. |
Erasmus, Desiderius (omstr. 1466-1536), humanistisch geleerde. Behalve wetenschappelijke geschriften en tekstuitgaven zijn van hem ook een aantal gebeden bewaard gebleven, die men eveneens behoort te kennen om over zijn gecompliceerde persoonlijkheid een oordeel te kunnen vormen. Enkele dezer gebeden (uit de Precationes aliquot, opdragen aan Daniël Paumgartner) op bl. 332, 338, 523 en 1434. |
Fénelon, François (1651-1715), opvoeder van den kleinzoon van koning Lodewijk XIV, aartsbisschop van Kamerijk. Hij was de tijdgenoot en aanvankelijk de vriend van Bossuet, die hem sinds 1697 heftig bestreed wegens zijn inzichten in de mystieke theologie, door Bossuet als quietistisch beschouwd. Inderdaad werden enkele stellingen (een overschatting van de staat van zuivere liefde tot God, waardoor onder meer aan de deugd van hoop en aan de practische beoefening der deugden wordt tekort gedaan) uit Fénelon's geschrift Les maximes des Saints door paus Innocentius XII veroordeeld, aan welke veroordeling de vrome bisschop zich in het openbaar met grote nederigheid onderwierp. Evenzeer als zijn aantrekkelijk en genuanceerd karakter leert men Fénelon's theologisch en geestelijk inzicht kennen in zijn geschriften. Aan zijn Manuel de piété, dat hij aan het eind van zijn leven heeft samengesteld, zijn de gebeden ontleend op bl. 948, 1463 en 1491. |
Franciscus van Assisi, heilige (1181-1226), stichter van de orden der Minderbroeders en der Clarissen, door zijn verheven voorbeeld, dat tot in onze tijd zijn invloed doet gelden, een van de grootste meesters van het geestelijke leven. Van de weinige teksten, die van hem bewaard zijn gebleven, vindt men er enkele op bl. 506, 957, 1136 en 1450. |
Franciscus van Sales, heilige en kerkleraar (1567-1622), bisschop van Genève, een der belangrijkste en meest invloedrijke geestelijke schrijvers van de nieuwere tijd. Als humanist heeft hij in de spiritualiteit een psychologisch element gebracht, dat daaruit niet meer is verdwenen. In zijn Inleiding tot het godvruchtig leven vindt men de overigens zeer voorzichtige en niet te systematische aanwijzingen voor de practijk van het geestelijke leven (schietgebeden, gewetensonderzoek, jaarlijkse retraite, geestelijke leiding) welke sindsdien in de Kerk traditioneel zijn geworden. Het hoofdwerk van Franciscus is zijn Verhandeling over de liefde tot God, waarin hij de ware cultuur der ziel beschrijft, zoals deze zich ontwikkelt tot de onafgebroken staat van liefde waarmede de mens de liefde van God weerspiegelt en beantwoordt. Enkele gebedsteksten van den heilige, welke aan genoemde werken zijn ontleend, vindt men op bl. 159, 1033, 1148 en 1451. |
| |
| |
Franciscus Xaverius, heilige (1506-1552), de grootste geloofsverkondiger van de nieuwe tijd. Van zijn hand zijn de gebeden op bl. 995 en 1438; de verzuchting op bl. 991. een Spaans sonnet dat de heilige dikwijls in Latijnse vertaling bad, draagt reeds van ouds zijn naam. |
Fulbertus, heilige (960-1028), bisschop van Chartres, een der meest bekende en geleerde kerkvorsten van zijn tijd. De passage op bl. 311 is aan een zijner preken ontleend. |
Fulgentius, heilige (468-533), die als bisschop van Ruspe in Africa onvermoeid het Arianisme bestreed en, na door de Vandalen naar Sardinië te zijn verbannen, Augustinus' leer betreffende de genade verdedigde, zodat hij met recht de grootste leerling van den kerkvader wordt genoemd. Tot deze laatste reeks geschriften behoort het werk waaraan de overweging op bl. 846 is ontleend; een passage uit een zijner preken op bl. 1253. |
Georgius Warda (13e eeuw), Nestoriaans dichter, die zijn bijnaam ontleent aan de verzameling Syrische hymnen, ‘de Roos’ geheten. Een passage uit zijn uitvoerige lofzang op de heilige Maagd Maria vindt men op bl. 1028. |
Germanus van Konstantinopel, heilige (gest. 733), als patriarch van de keizerstad een ijverig verdediger van de rechtzinnige leer betreffende de verering der heilige beeltenissen, vooral bekend wegens de preken ter ere van de heilige Moeder Gods, die van hem bewaard zijn gebleven. Gedeelten hieruit op bl. 1025 en 1143. Ook een aantal liturgische hymnen worden hem toegeschreven (bl. 558). |
Gertrudis de Grote, heilige (1256-1301), hoogbegenadigde religieuze in het klooster Helfta in Saksen. Uit haar geschriften - de Oefeningen en de Openbaringen - leren wij haar theologisch zeer diepzinnige en affectieve spiritualiteit kennen, welke in navolging van die van den heiligen Bernardus grotendeels op de overweging van de geheimen van de Mensheid des Heren is gericht (reeds met voorliefde vereerd onder het symbool van Jesus' heilig Hart). Deze spiritualiteit heeft op vele latere geestelijke schrijvers, onder meer op Lanspergius en Blosius, een belangrijke invloed uitgeoefend. Gebeden in dit boek zijn ontleend hetzij aan de Oefeningen (bl. 327, 370, 379, 391, 508, 971, 1149, 1173, 1186 en 1451), hetzij aan de Openbaringen (bl. 991, 996 en 1033), hetzij aan de Preces Gertrudianae, in 1670 te Keulen uitgegeven, waarin een onbekende asceet andere passages uit de Openbaringen tot gebeden heeft gerangschikt (bl. 1250, 1280, 1285 en 1308). |
Ginhac, Paul (1824-1895), die in Frankrijk als priester van de Sociëteit van Jesus geheel zijn leven heeft gewijd aan de vorming van jonge religieuzen. Zijn gebed tot den heiligen Ignatius op bl. 1287. |
Grandmaison, Léonce de (gest. 1926), leider van geestelijke oefeningen in Frankrijk, een van de belangrijkste geestelijke
|
| |
| |
schrijvers van de Sociëteit van Jesus uit de laatste tijd. Algemeen bekend is zijn gebed tot de heilige Moeder Gods op bl. 1149. |
Gregorius de Grote, heilige (omstr. 540-604), paus en kerkleraar. Voor de spiritualiteit zijn van bijzonder groot belang gebleven zijn Dialogen (waarin het leven van den heiligen Benedictus), de Regula pastoralis over de zielzorg, en de Moralia in Job die als het meest klassieke werk over christelijke zedenleer, ascese en mystiek mogen gelden. Volgens een oude Angelsaksische overlevering, die niet geheel van grond is ontbloot, worden hem de kerkelijke hymnen over het zesdagenwerk toegeschreven (in de Vespers van Zondag tot en met Vrijdag; bl. 197 vlg.). In later tijd heeft men zijn naam ook verbonden aan andere lofzangen (bv. Audi benigne Conditor op bl. 610) en aan enkele vroeg-middeleeuwse gebeden, waarvan men er een op bl. 500 aantreft. |
Gregorius van Nazianze, heilige (gest. omstr. 390), bisschop van Konstantinopel en van zijn vaderstad Nazianze in Cappadocië, evenals zijn vriend Basilius moedig bestrijder van het Arianisme, de beroemdste redenaar van zijn tijd, wegens de bijzondere betekenis van zijn dogmatische preken in de Oosterse Kerken ‘de theoloog’ genoemd. De overweging op bl. 773 is ontleend aan een preek, die hij op het Paasfeest heeft gehouden. |
Gregorius van Nyssa, heilige (gest. 394), bisschop van Nyssa in Cappadocië, broeder van Basilius en vriend van Gregorius van Nazianze (tezamen worden de drie de ‘Vaders van Cappadocië’ genoemd), beiden overtreffend door zijn speculatieve begaafdheid. Voor de spiritualiteit en voor de theologie der mystiek zijn van bijzonder groot belang zijn verhandeling Over het leven van Moses en zijn homilieën over het Hooglied. Ook vele andere geestelijke geschriften van zijn hand zijn, vooral in het christelijke Oosten, klassieke teksten over de spiritualiteit gebleven. De overweging op bl. 543 is aan een van Gregorius' preken ontleend, de tekst op 1481 aan De instituto christiano en die op bl. 1495 aan zijn verhandeling Over de psalmen. |
Griffet, Henri (1698-1771), priester van de Sociëteit van Jesus, apologeet en historicus, schrijver van enkele in zijn tijd zeer gewaardeerde devote werken. Een gebed hieruit op bl. 327. |
Grignion de Montfort, heilige Louis (1673-1716), onvermoeid volksprediker, stichter van het Gezelschap van Maria en van de Congregatie van de Dochters der Wijsheid, geestelijk schrijver. In zijn voornaamste geschrift, de Verhandeling over de ware godsvrucht tot de heilige Maagd, heeft hij, steunend op de beginselen welke reeds waren geformuleerd door kardinaal de Bérulle, de devotie tot de Moeder Gods gepropageerd welke hij de ‘liefdeslavernij jegens Jesus door Maria’ heeft genoemd. De idee van deze bijzondere toewijding is uitgedrukt in het gebed van den heilige, dat men vindt op bl. 1150. |
Herman Contractus (de Kreupele; 1013-1054), monnik van de
|
| |
| |
abdij Reichenau, wetenschappelijk schrijver, dichter en componist. Of hij inderdaad de dichter van Alma Redemptoris Mater en Salve Regina is, kon nog altijd niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld. |
Hiëronymus, heilige en kerkleraar (omstr. 347-419 of 420), monnik in Palestina, een der grootste geleerden uit de kerkelijke oudheid, vertaler van de heilige Schrift en bewerker van de klassieke Latijnse Bijbeltekst, die de ‘Vulgata’ wordt genoemd. Voor de geschiedenis van de spiritualiteit zijn vooral zijn ascetische brieven van belang, voor het merendeel gericht aan de vrome vrouwen die zich onder zijn leiding hadden gesteld. Een gebed van den heilige op bl. 357; een gebed dat hem van oudsher is toegeschreven op bl. 158. |
Hilarius van Poitiers, heilige en kerkleraar (gest. 367), de belangrijkste Westerse theoloog van zijn tijd, de aanvoerder der Gallische bisschoppen in hun strijd tegen het Arianisme en daarom door keizer Constantius naar Klein-Azië verbannen, waar hij zijn hoofdwerk Over de Drievuldigheid schreef. Belangrijk zijn ook zijn exegetische geschriften. Na zijn terugkomst in zijn bisschopsstad heeft hij, naar het voorbeeld van de Griekse hymnen die hij in het Oosten had leren kennen, een aantal Latijnse lofzangen gedicht. De eigenlijke schepper van de kerkelijke poëzie in het Westen zou echter de heilige Ambrosius worden. Aan De Trinitate zijn de passages op bl. 562 en 846 ontleend. |
Horstius, Jacob Merlo (1597-1644), genaamd naar zijn geboorteplaats Horst in Nederlands Limburg, gedurende lange tijd pastoor te Keulen, geestelijk schrijver. Het meest bekend is zijn gebedenboek Paradisus animae, waaraan het gebed op bl. 328 is ontleend. |
Ignatius van Loyola, heilige (1491-1556), stichter van de Sociëteit van Jesus, door zijn Geestelijke oefeningen een van de grote meesters van het geestelijke leven. De schijnbaar zo eenvoudige stellingen, uitwerkingen en raadgevingen welke de Oefeningen bevatten, zijn de vrucht van een diep geestelijk inzicht. Voor velen is deze handleiding voor de retraite, hoe dan ook benut, de oproep geweest tot een volmaakter leven en de voortdurende gids bij hun opgang tot God. De systematisering van de practijk van het geestelijke leven (onder meer van meditatie en gewetensonderzoek) welke sint Ignatius voorstaat, is door vele latere geestelijke schrijvers ten dele overgenomen, zodat de Geestelijke oefeningen er meer dan enig ander geschrift toe hebben bijgedragen de spiritualiteit van de nieuwere tijd haar eigen karakter te geven. De bekende ‘regels’ uit de Oefeningen betreffende de bekoringen, de geestelijke vertroosting en de troosteloosheid vindt men op bl. 1482, die betreffende de onderscheiding der geesten op bl. 1484. Voor de meditatie over de twee legervanen vgl. bl. 624. De ‘opdracht’ die in de nieuwere missaals onder de gebeden na de mis is opgenomen (bl. 298) is
|
| |
| |
van den heiligen Ignatius; de aanroepingen Ziel van Christus, door Ignatius aan het begin van de Oefeningen afgeschreven, zijn echter van oudere datum. |
Isaac van Stella (gest. 1147), geboren in Engeland, Cisterciënser abt van het klooster Stella in het bisdom Poitiers. Van zijn geestelijke geschriften zijn vooral zijn preken van belang; aan een daarvan is het gebed op bl. 625 ontleend. |
Ivo van Chartres, heilige (gest. 1116), als bisschop van Chartres en als canonist een van de belangrijkste kerkvorsten van zijn tijd. Aan zijn theologisch zeer belangrijke preken zijn de overwegingen op bl. 605 en 1009 ontleend. |
Jacob van Sarug, door de Syriërs Mar Jacob genaamd (gest. 521), monophysietisch (?) bisschop van Batnae nabij Edessa, vruchtbaar dichter en kerkelijk schrijver, aan wien ook vele (naar inhoud geheel rechtzinnige) Syrische liturgische teksten worden toegeschreven. Een dezer gebeden op bl. 316. |
Jacopone da Todi, zalige (omstr. 1230-1306), Minderbroeder, dichter van de sequentia Stabat Mater, bl. 989. |
Joannes Bosco, heilige (1815-1888), priester en vader van de overzorgde jeugd, stichter van de Congregatie der Salesianen. Zijn leven en al zijn ondernemingen stelde hij onder de bescherming van de heilige Moeder Gods, die hij bij voorkeur aanriep onder de titel Hulp der christenen. Daartoe stelde hij ook het gebed op bl. 1152 samen. |
Joannes Chrysostomus, heilige en kerkleraar (354-407), priester te Antiochië en bisschop van Konstantinopel, van welke zetel hij wegens zijn verdediging van de rechten en de zedenwet der Kerk werd verdreven, zodat hij in ballingschap is gestorven. De talrijke preken die van hem bewaard bleven, voor het merendeel verklaringen van de heilige Schrift, doen ons hem kennen als een der grootste redenaars der kerkelijke oudheid. Van zijn geestelijke verhandelingen is vooral bekend gebleven het geschrift Over het priesterschap. Ook de brieven, welke de heilige tijdens zijn ballingschap aan de heilige weduwe Olympias zond, behoren tot de klassieke teksten der spiritualiteit. De korte tekst op bl. 1494 vindt men in de bekende preek Op de woorden: Ik aanschouwde den Heer. Ten onrechte wordt aan Chrysostomus de herziening van liturgische teksten toegeschreven. De bijzonder grote verering die de heilige bisschop en moedige belijder reeds spoedig na zijn dood in het Oosten genoot, is oorzaak dat niet alleen de meest bekende Liturgie volgens de Byzantijnse ritus maar ook tal van andere gebeden in de Griekse getijdenboeken zijn naam dragen (bl. 321 en 322). De korte homilie, welke gedurende de Paasdienst in de kerken van het Byzantijnse Oosten wordt voorgelezen (bl. 771), is wel niet van Chrysostomus. |
Joannes Climacus, heilige (gest. omstr. 649), monnik in het klooster van de Sinai, die zijn bijnaam ontleent aan zijn Ladder
|
| |
| |
van het paradijs. Van de vele geestelijke werken, die door Oosterse monniken in de 6e en 7e eeuw zijn geschreven (en die een belangrijk bestanddeel vormen van het sinds het begin der vorige eeuw in het Griekse en Slavische Oosten algemeen verspreide verzamelwerk Philokalia), is slechts de Klimax van Joannes in het Westen beter bekend. Een korte passage hieruit op bl. 1490. |
Joannes van Damascus, heilige en kerkleraar (gest. 749), monnik in het beroemde Sint Sabas-klooster nabij Jerusalem, wegens zijn uitgebreide wetenschap en litteraire werkzaamheid als de laatste der Griekse kerkvaders beschouwd, verdediger van de traditionele kerkelijke leer betreffende de verering der heilige beeltenissen. Zijn voornaamste geschrift is de Bron des geloofs, een uitvoerige wijsgerige en theologische verhandeling. Van zijn overige werken is vooral een aantal homilieën bekend; aan een ervan, een preek op het feest van de Tenhemelopneming der Moeder Gods, is het gebed op bl. 1144 ontleend. In de Oktoëchos en andere Griekse getijdenboeken wordt hem het auteurschap van vele lofzangen toegekend; vele daarvan zijn inderdaad van zijn hand (bl. 558, 786 en 920). Joannes zou ook de schrijver zijn van de lofzang ter ere van de heilige Moeder Gods op bl. 1131. |
Joannes van Fécamp (gest. 1079), geboren nabij Ravenna, abt van het Benedictijnerklooster te Fécamp in Normandië. Van hem waren bekend enkele kleine ascetische verhandelingen, welke hij tot Agnes, de weduwe van keizer Hendrik III, richtte. Sinds door de onderzoekingen van Dom A. Wilmart vaststaat, dat Jean de Fécamp ook de auteur is van tal van overwegingen en gebeden die in de zgn. Meditationes en het Manuale van sint Augustinus worden aangetroffen of werden toegevoegd aan de geschriften van den heiligen Anselmus, beschouwt men hem als den belangrijksten geestelijken schrijver van zijn tijd. Enkele dezer innige gebeden, waaruit duidelijk zijn geestelijke verwantschap met den heiligen Augustinus blijkt, vindt men op bl. 505, 959 en 1171. De passage op bl. 1491 is ontleend aan zijn geschrift De divina contemplatione. Dat ook het uitvoerige zgn. Gebed van Ambrosius, dat reeds in de 11e eeuw onder de gebeden vóór de mis wordt aangetroffen (een gedeelte hiervan op bl. 258-260), van zijn hand zou zijn, is echter minder zeker. |
Joannes van Fermo, heilige (omstr. 1259-1322), priester van de orde der Minderbroeders, kluizenaar op de Alvernaberg. Een gebed van dezen mysticus op bl. 360. |
Joannes van het Kruis, heilige en kerkleraar (1542-1591), als medewerker van de heilige Teresia van Avila hervormer van de orde der Carmelieten (ongeschoeide C.), de grootste mystieke schrijver sinds de middeleeuwen. In dogmatisch opzicht zijn Joannes' beroemde werken niet diepzinniger dan andere geschriften van zijn tijd, maar door zijn extatische Godsliefde, gepaard aan een door scherp psychologisch inzicht geleide levenservaring, zijn zij de klassieke teksten der mystieke theologie geworden
|
| |
| |
voor de volgende eeuwen. Ook zij die eerst aan het begin staan van de weg, waarvan de heilige in zijn hoofdwerken de latere stadia beschrijft, zullen met vrucht zijn Geestelijke grondgedachten en raadgevingen lezen. Hieraan is de korte passage op bl. 618 ontleend. Een tweetal gebeden van den heilige op bl. 363 en 1148. |
Joannes de monnik zie Joannes van Damascus. |
Joannes van Ruusbroec, zalige (1293-1381), priester te Brussel, prior van het klooster der Augustijner koorheren van Groenendael, de grootste der Nederlandse mystieke schrijvers. De subtielste gedachten van zijn geestelijke leer, welke hij onder meer in het derde deel van zijn hoofdwerk Het sieraad der geestelijke bruiloft neerschreef, hebben in de volgende eeuwen bij sommigen tegenspraak opgeroepen. Van de andere kant echter vindt men in de latere geschiedenis van de spiritualiteit herhaaldelijk sporen van zijn diepgaande invloed. Bij zijn leven heeft de zalige, behalve op zijn onmiddellijke omgeving, onder meer invloed uitgeoefend op Tauler en zijn vriend Geert Groote. Gebeden, ontleend aan Ruusbroec's kleinere werken, op bl. 555 en 959. |
Joannes-Maria Vianney, heilige (1786-1859), pastoor van Ars (zie bl. 1292). Een gebed van den heilige op bl. 329. |
Joseph de dichter, of van Sicilië (813-883), monnik te Konstantinopel, dichter van Griekse liturgische lofzangen. Hij schreef de strofen ter ere van de heilige Moeder Gods (uit de getijden van het voorfeest van de Verschijning des Heren) op bl. 559. |
Lanspergius, Joannes (omstr. 1490-1539), Karthuizer monnik te Keulen, geestelijk schrijver, verzorgde de eerste gedrukte uitgave van de geschriften van de heilige Gertrudis de Grote, door wier spiritualiteit hij sterk was beïnvloed. Een tekst van zijn hand vindt men op bl. 943. |
Laurentius Justinianus, heilige (1381-1455), bisschop en eerste patriarch van zijn vaderstad Venetië, schrijver van enkele ascetische verhandelingen. Een gebed van den heilige op bl. 819. |
Leo de Grote, heilige en kerkleraar (gest. 461), de grootste paus van de 5e eeuw, wiens preken tot de schoonste Latijnse teksten uit de kerkelijke oudheid behoren. Aan deze preken zijn ontleend de overwegingen op bl. 613, 636 en 820, en het gebed op bl. 733. |
Leo XIII (1810-1903) heeft nog als paus en tot in hoge ouderdom Latijnse en Italiaanse gedichten geschreven. Hieronder is de lofzang voor het feest van de heilige Familie (bl. 588), waarvan hij de verering door de instelling van een nieuwe feestdag heeft bevorderd. |
Leonardus a Portu Mauritio, heilige (1676-1751), priester van de orde der Minderbroeders wier regel hij naar de oorspronkelijke gestrengheid beleefde, die geheel zijn leven aan het apostolaat der prediking heeft gewijd. De geestelijke werkjes die hij
|
| |
| |
heeft nagelaten zijn voornamelijk gewijd aan de oefening van de Kruisweg en aan de godsvrucht tot het heilig Sacrament. Een voor Leonardus' spiritualiteit typerend gebed ter ere van het heilig Sacrament op bl. 955. |
Lodewijk van Granada (1504-1588), Spaans Dominicaan, schrijver van enkele ascetische werken. Het meest bekend is zijn Gids der zondaars. Zijn boek Over het gebed en de overweging is grotendeels een navolging van het Ejercitatorio van den Benedictijner abt Garcia de Cisneros, dat ook aan Ignatius tot voorbeeld heeft gediend. Op zijn beurt zou het werk van Lodewijk van Granada weer worden nagevolgd door den heiligen Franciscus van Sales. Het gebed op bl. 957 is ontleend aan El memorial de la vida christiana. |
Louis Grignion de Montfort zie Grignion de Montfort. |
Macarius de Grote of de Egyptenaar, heilige (gest. omstr. 390), monnikenvader in de Nitrische woestijn. Het is niet duidelijk of hem de voor de oudste geschiedenis der spiritualiteit zo belangrijke Geestelijke toespraken (over de middelen welke de ziel door den Heiligen Geest tot de vereniging met Christus doen komen) inderdaad mogen worden toegeschreven. De korte passage over het gebed op bl. 1490 is aan een dezer toespraken ontleend. |
Makeblijde, Lodewijk (1564-1630), Zuid-Nederlands priester van de Sociëteit van Jesus, lange tijd werkzaam in de Hollandse missie, dichter en vruchtbaar geestelijk schrijver. Het gebed op bl. 1455 is ontleend aan zijn Den schat der gebeden. |
Mar Jacob zie Jacob van Sarug. |
Margareta-Maria Alacoque, heilige (1647-1690), hoogbegenadigde religieuze van de Visitatie te Paray-le-Monial, door Christus uitverkoren om de devotie tot zijn heilig Hart te verspreiden (zie bl. 965). Twee gebeden, waarin de heilige zelf deze godsvrucht tot uitdrukking heeft gebracht, vindt men op bl. 973 en 974. |
Margareta van Cortona, heilige (gest. 1297), die zich voor haar zondig leven de zwaarste boetedoeningen oplegde en van God uitzonderlijke genadegaven ontving. Gebeden, die door de heilige boetelinge zouden zijn opgetekend, op bl. 333 en 958. |
Margareta van het heilig Sacrament (1590-1660), dochter van de zalige Maria van de Menswording (Madame Acarie), hoogbegenadigde kloosterlinge in de door haar moeder te Parijs gestichte Carmel. Een kort gebed van haar hand op bl. 334. |
Marmion, Columba (1858-1923), van Ierse afkomst, abt van de Benedictijner abdij van Maredsous, wiens geestelijke conferenties, geheel steunend op sint Paulus' verheven uiteenzettingen over de genade, zijn bijeengevoegd tot de drie bekende verhandelingen. De overweging op bl. 872 is een samenvatting van een hoofdstuk uit Christus in zijn mysteriën. |
| |
| |
Maximus van Turijn, heilige (gest. na 465), bisschop van de gelijknamige stad, bekend door een groot aantal korte preken die van hem bewaard zijn gebleven. Een passage uit een preek op het feest van 's Heren Hemelvaart op bl. 802. |
Mechtild van Hackeborn, heilige (1241-1299), medezuster van de heilige Gertrudis de Grote in het klooster van Helfta (wel te onderscheiden van de heilige Mechtild van Maagdenburg en van de heilige abdis van Edelstetten). Het boek dat naar haar openbaringen is opgetekend, Legatus divinae pietatis, valt ten dele samen met de Openbaringen van de heilige Gertrudis, en is dan ook dikwijls tezamen met de geschriften van de heilige Gertrudis uitgegeven. De uitvoerige groet aan Jesus' heilig Hart, welke in de naar Mechtild's mededelingen geschreven tekst voorkomt, vindt men op bl. 970; een gebed tot de heilige Maria Magdalena, door den anonymen compilator van de Preces Gertrudianae naar aanleiding van een andere passage in de Legatus samengesteld, op bl. 1310. |
Merlo-Horstius zie Horstius. |
Metrophanes (gest. omstr. 900), bisschop van Smyrna, genoemd als dichter van de Triadika (strofen ter ere van de allerheiligste Drievuldigheid) in de Griekse Oktoëchos. Een aantal dezer strofen op bl. 856. |
Nakatenus, Wilhelmus (1617-1682), priester van de Sociëteit van Jesus, dichter, dertig jaar lang predikant in de Dom van Keulen. Zijn Caeleste Palmetum is eeuwen lang, telkens aangevuld, in het Latijn of in vertaling, het meest verspreide gebedenboek geweest. In dit boek treft ons naast tal van toendertijd nieuwe oefeningen de liturgisch bepaalde godsvrucht zoals deze sinds de latere middeleeuwen tot in de 17e eeuw beoefend is. Enkele van Nakatenus' teksten en traditionele gebeden, welke in latere uitgaven aan het Caeleste Palmetum zijn toegevoegd, vindt men op bl. 338, 339, 1185, 1186. |
Newman, kardinaal John Henri (1801-1890), bekeerling uit het Anglicanisme, priester van het Oratorium, de meest oorspronkelijke katholieke denker en theoloog uit de vorige eeuw. Het is uiterst moeilijk in de rijk genuanceerde gedachtengang van zijn theologische werken of zelfs in zijn preken een spiritualiteit aan te wijzen, die in het kort als zijn ascetisch en geestelijk inzicht zou kunnen worden geformuleerd. De voornaamste gedachten en de aansporingen tot godvruchtige practijken die wij in de Meditations on Christian Doctrine en in de Meditations and Devotions vinden, zijn de traditionele, die wij bij al de goede geestelijke schrijvers van de 19e eeuw aantreffen. Maar ook in deze eenvoudige gebeden treft ons telkens zijn persoonlijk, scherp psychologisch inzicht en bovenal de volkomen oorspronkelijke uitdrukking van zijn innige ontroering. En daarom behoren zij tot de belangrijkste geestelijke teksten van de nieuwe tijd. Teksten en gebeden uit deze werkjes vindt men op bl. 345, 377, 510, 740, 815, 840, 983 (een van Newman's oefeningen
|
| |
| |
voor de Kruisweg), 1136, 1425, 1430, 1435, 1439 (voor de bekering der Joden), 1451, 1473, 1480 (Een korte weg naar de volmaaktheid) en 1511. |
Nicolaas van Cusa, kardinaal (1401-1464), bisschop van Brixen, ijveraar voor de kerkelijke hervorming, rechtsgeleerde en vroom humanist, de oorspronkelijkste christelijke wijsgeer en theoloog van zijn tijd. Aan een zijner preken is het gebed op bl. 956 ontleend. |
Nicolaas de Fransman (gest. na 1270), tweede algemene overste der Carmelieten na hun komst in Europa. De passage op bl. 1501 is ontleend aan zijn geschrift Ignea sagitta, waarin hij zijn medebroeders bezweert het kluizenaarsideaal van de Carmel niet ontrouw te worden. |
Notker Balbulus (de Stamelaar), zalige (gest. 912), monnik van Sankt Gallen, geschiedschrijver, dichter en componist. De vertaling van een zijner sequentiae op bl. 836. |
Olier, Jean (1608-1657), stichter van het seminarie en van de Congregatie van Saint-Sulpice te Parijs. Door Charles de Condren geestelijk gevormd overeenkomstig de geest van kardinaal de Bérulle, werd hij op zijn beurt een ervaren zielenleider en door zijn op de practijk gerichte geschriften (door zelfverloochening komen tot de gemeenschap met Christus, het vleesgeworden Woord Gods) de voornaamste vertegenwoordiger van de zgn. School van Saint-Sulpice. Aan zijn kleinere geestelijke werken zijn ontleend de overwegingen op bl. 539 en 860, en het gebed op bl. 961. |
Origenes (gest. 253 of 254), priester en leider van de theologische scholen te Alexandrië en Caesarea in Palestina, de grootste geleerde der kerkelijke oudheid. Anderhalve eeuw na de dood van Origenes, die duidelijk getuigd heeft dat hij zich in geen enkel opzicht van de rechtzinnige leer der Kerk wilde verwijderen, zijn enkele van zijn theologische meningen veroordeeld. Middellijk heeft hij echter, vooral door zijn verklaringen van de heilige Schrift, de theologisch-geestelijke traditie der Kerk zeer sterk beïnvloed, doordat onder meer de drie Vaders van Cappadocië (aanvankelijk ook sint Hiëronymus) zich als zijn leerlingen hebben beschouwd. Enkele korte passages uit zijn geschriften op bl. 1220 (het gebed Almachtige God) en 1498. |
Palumbella, Callisto (18e eeuw), priester van de orde der Servieten, dichter van de gewrongen en theologisch niet zeer diepzinnige lofzangen van de getijden ter ere van Onze Lieve Vrouw van Smarten. Bl. 1043 en 1045. |
Pascal, Blaise (1623-1662), mathematicus en wijsgeer, die bij al zijn oprechte vroomheid een onvoldoend theologisch inzicht bezat om de eigenlijke draagwijdte van de theologische strijdvragen van zijn tijd te doorzien. Van het gebed dat hij tijdens een zijner veelvuldige ziekten schreef - een zeer persoonlijk gebed
|
| |
| |
waaruit naast andere karaktertrekken vooral zijn diep-christelijk vertrouwen blijkt - vindt men het grootste gedeelte op bl. 1505 vlg. |
Paschalis Baylon, heilige (1540-1592), lekebroeder van de orde der Minderbroeders, die hij als portier diende, bekend wegens zijn grote godsvrucht tot het heilig Sacrament. Onder de weinige geschreven fragmenten die men na zijn dood heeft verzameld, bevindt zich het gebed, waarvan men op bl. 326 de vertaling vindt. |
Paulus de Diaken (gest. 799), monnik en geschiedschrijver. Zijn belangrijkste kerkelijke werken zijn het Homiliarium dat hij in opdracht van Karel den Grote bijeenbracht (deze verzameling ten dienste van de getijden ligt grotendeels ten grondslag aan de lezingen uit de geschriften der Vaders in het brevier), het Leven van den heiligen Gregorius den Grote en een aantal hymnen. Onder meer schreef hij de lofzangen ter ere van sint Joannes den Doper op bl. 1189 en 1192. |
Perreyve, Henri (1831-1865), priester en kerkhistoricus, auteur van een groot aantal devote werken. Een gebed tot de heilige Moeder Gods op bl. 1027. |
Petrus Canisius, heilige en kerkleraar (1521-1597), geboren te Nijmegen, priester van de Sociëteit van Jesus, door zijn onvermoeide strijd voor het behoud der Kerk de tweede apostel van Duitsland genoemd. Twee gebeden van den heilige op bl. 510 en 1280. |
Petrus Chrysologus, heilige en kerkleraar (gest. omstr. 450), bisschop van Ravenna. Uit de vele preken die van hem bewaard zijn gebleven, vindt men op bl. 577 een gedeelte van een preek op het feest van de Verschijning des Heren. |
Petrus Damiani, heilige (1007-1072), monnik van de orde der Camaldulensen, kardinaal en bisschop van Ostia, een der grootste figuren van de kerkelijke hervorming in de 11e eeuw, welke hij ook heeft gediend door zijn talrijke kerkrechtelijke en geestelijke geschriften die hem de titel van kerkleraar hebben verzekerd. Aan een zijner preken is de uitvoerige tekst op bl. 952-954 ontleend. Naast gebeden door den heilige zelf opgesteld (bl. 619-621, 837, 993 en 1135), zijn er onder zijn geschriften andere bewaard die uit een oudere liturgische verzameling zijn overgeschreven (bl. 734 en 992). De vertaling van een van zijn lofzangen vindt men op bl. 539. |
Pignatelli, zalige Joseph (1737-1811), werd bij de opheffing van de Sociëteit van Jesus in Spanje verbannen, werkte later in Italië voor haar heroprichting. Dagelijks bad de zalige het gebed van overgave aan Gods voorzienigheid op bl. 159, dat ofwel door hem samengesteld of door prinses Elisabeth van Frankrijk, zuster van koning Lodewijk XVI, in 1794 tijdens het Schrikbewind ter dood gebracht. |
| |
| |
Prudentius (348 - na 405), Spanjaard, de belangrijkste christelijke Latijnse dichter. Aan zijn verzameling Cathemerinon zijn ontleend de kerkelijke lofzangen op bl. 124, 127, 131, 580 en 1258; die op bl. 917 is uit fragmenten van Prudentius' hymne op de Verschijning des Heren samengesteld. |
Rabanus Maurus, zalige (gest. 856), monnik, abt van Fulda en bisschop van Mainz, als geleerde en schrijver de waardige opvolger van zijn leermeester Alcuinus. Volgens een geloofwaardige overlevering schreef hij de lofzangen ter ere der heiligen en engelen op bl. 1166, 1169, 1178, 1181 en 1244. Enkelen noemen hem ook als auteur van de lofzang Veni Creator Spiritus (bl. 832). |
Richard van Chichester, heilige (1197-1253), kanselier van Oxford en Cambridge, bisschop van Chichester. Het gebed op bl. 948 heeft de heilige wel opgetekend tijdens de vervolging, welke hij als bisschop jaren lang heeft ondergaan. |
Richard Rolle (omstr. 1290-1349), student te Oxford, sinds zijn negentiende jaar kluizenaar, auteur van ascetisch-mystieke geschriften in het Latijn en in het Engels. Vele van zijn gebeden, waarvan enkele aan andere bronnen zijn ontleend, treffen ons door de affectieve godsvrucht tot het heilig Lijden des Heren (bl. 639, 735, 991, 994). Het best leren wij de vurige Godsliefde van den kluizenaar kennen uit het gebed op bl. 963. |
Robertus Bellarminus, heilige en kerkleraar (1542-1621), kloosterling van de Sociëteit van Jesus, kardinaal en aartsbisschop van Capua, auteur van polemisch-theologische werken en van een veelvuldig gebruikte Katechismus. Het gebed op bl. 1503 is ontleend aan het meest bekende zijner geestelijke werkjes, De opgang der ziel tot God langs de trap der schepselen. Ter ere der heilige Engelbewaarders schreef sint Robertus de lofzang op bl. 1182. |
Romanus de Zanger, heilige (gest. omstr. 560), de oudste en grootste der vroeg-Byzantijnse kerkelijke dichters. Van de lofzangen in de Griekse liturgische boeken, welke zijn naam dragen, kon slechts in weinige gevallen de authenticiteit worden vastgesteld. Zeer bekend is de strofe op bl. 558. In de jongste tijd heeft men Romanus' auteurschap van de lofzang ‘Akathistos’ wederom verdedigd (bl. 1137). |
Ruusbroec zie Joannes van Ruusbroec. |
Sailer, Johann Michaël (1751-1832), lid van de Sociëteit van Jesus tot aan haar opheffing, hoogleraar, gedurende de laatste jaren van zijn leven bisschop van Regensburg, door zijn geschriften en zijn persoonlijke invloed de belangrijkste figuur in het katholieke Duitsland van zijn tijd, bestrijder van de Aufklärung en onvermoeid ijveraar voor het herstel der kerkelijke wetenschappen en voor de geestelijke vorming der priesters. De ascetische werkjes en de devotieboeken welke Sailer heeft geschreven behoren tot het beste wat uit die dorre tijd bewaard
|
| |
| |
is gebleven. Uit de weinige gebeden, welke op bl. 157, 244 en 931 zijn opgenomen, blijkt zijn aantrekkelijke persoonlijkheid, in menig opzicht met die van Fénelon te vergelijken. |
Sedulius (eerste helft van de 5e eeuw), afkomstig uit Zuid-Gallië of uit Spanje, christelijk Latijns dichter. De kerkelijke hymnen op bl. 548 en 582 zijn de eerste gedeelten van een lofzang op het leven van Christus, waarvan iedere strofe met een volgende letter van het alphabet begint. |
Ségur, Gaston de (1820-1881), verliet de Franse diplomatieke dienst om zich als priester aan de zielzorg onder het volk te wijden, ondanks de blindheid welke hem dertig jaren voor zijn dood overviel de onvermoeide auteur van tal van geestelijke werkjes, waarin hij de spiritualiteit volgens de school van Saint-Sulpice in wijde kring bekend maakte. Een gebed uit zijn werkje over de aanbidding van het heilig Sacrament op bl. 958. |
Sergius van Konstantinopel (gest. 638), bevorderde als patriarch de ketterij van het Monotheletisme, volgens welke in Christus de menselijke wil geheel in de goddelijke zou zijn opgegaan. Velen menen dat hij de dichter is van de lofzang Akathistos (bl. 1137-1142), die hij zou hebben geschreven nadat stad en rijk van de dreiging der Avaren (in het jaar 626) waren bevrijd. |
Severus (gest. 538), patriarch van Antiochië, totdat hij in het jaar 518 wegens zijn sympathieën voor het Monophysitisme door keizer Justinus I werd afgezet; zijn omvangrijk oeuvre is voor het grootste gedeelte slechts in Syrische vertaling bewaard gebleven. Vele gebeden in de Syrische liturgische boeken dragen zijn naam (bl. 316 en 854); aan het oude gebed tot de heilige Moeder Gods, in het Westen bekend als Sub tuum praesidium, zou hij de ons bekende vorm hebben gegeven (bl. 1142). |
Simeon bar Saba, heilige, patriarch van de Kerk in Perzië, eerste martelaar van de vervolging in het jaar 341. In de getijdenboeken der Chaldeën draagt een lofzang op de allerheiligste Drievuldigheid (bl. 857) zijn naam. |
Simeon Metaphrastes (waarsch. 10e eeuw), vervulde de eerste ambten aan het keizerlijke hof te Konstantinopel, dankt zijn bijnaam aan de bewerkingen die hij volgens de literaire smaak van zijn tijd van de Griekse heiligenlevens en akten der martelaren maakte. Naast deze teksten vindt men in de Griekse getijdenboeken ook vele poëtische gedeelten die zijn naam dragen. Een gebed dat hem vanouds wordt toegeschreven op bl. 322. |
Simeon ‘de nieuwe theoloog’ (omstr. 970 - omstr. 1040), hoveling en monnik te Konstantinopel, leefde lange tijd in ballingschap. Zijn uiterst diepzinnige geschriften, waardoor hij zich de bijnaam heeft verworven van gelijk te zijn aan den ‘theoloog’ (Gregorius van Nazianze), en die als het hoogtepunt van de Byzantijnse mystiek gelden, zijn in het Westen eerst in de
|
| |
| |
laatste tijd beter bekend geworden. Een fragment van een zijner ‘hymnen’ op bl. 541. |
Sirena, Eustachius (gest. 1758), Dominicaan, dichtte de lofzangen voor de getijden van Onze Lieve Vrouw van de Rozenkrans (bl. 1048, 1050 en 1052). |
Sophronius van Jerusalem, heilige (gest. 638), monnik en patriarch van de heilige stad, belangrijk theoloog, veelzijdig kerkelijk schrijver en dichter. Enkele passages uit het hem toegeschreven lange gebed van de zegening van het water op het feest van de Verschijning des Heren vindt men op bl. 585-587. |
Suso, zalige Henricus (omstr. 1295-1365), Dominicaan, leerling van Meester Eckhart, de meest bekende van de Duitse mystieke schrijvers. De centrale gedachte van zijn spiritualiteit blijkt reeds uit de titel van zijn hoofdwerk, het Boek van de eeuwige Wijsheid, een tweegesprek met Christus waarin Deze de geheimen van zijn liefde tegenover de zonden van den mens plaatst. Aan dit boek, een van de klassieke geestelijke teksten, is het gebed op bl. 328 ontleend. Een gebed tot de Moeder van Smarten op bl. 1046. |
Tauler, Joannes (1290-1361), Dominicaan te Straatsburg, mysticus en prediker, stond in innige betrekking tot Suso en de andere zgn. ‘Godsvrienden’ in Rijnland. Aan een zijner Preken, welke het belangrijkste deel van zijn oeuvre vormen, is de overweging op bl. 860 ontleend. |
Teresia van het Kind Jesus, heilige (1873-1897), hoogbegenadigde religieuze van de Carmel te Lisieux. Haar spiritualiteit leren wij het best kennen uit haar autobiografie, De geschiedenis ener ziel. Een gebed van de heilige op bl. 337. |
Theodorus van Studion, heilige (759-826), abt van het gelijknamige klooster te Konstantinopel, reformator van het Byzantijnse kloosterwezen, wegens zijn verdediging van de verering der heilige beeltenissen herhaaldelijk verbannen, geestelijk schrijver. Een fragment van een zijner preken op bl. 1022. |
Thomas van Aquino, heilige en kerkleraar (1225-1274), als scholastiek wijsgeer en theoloog de grootste denker der middeleeuwen. Op verzoek van paus Urbanus IV stelde hij de getijden samen voor het feest van het allerheiligste Sacrament, daarbij gebruik makend van teksten die reeds voordien voor zulk een officie waren samengesteld. Het is niet uitgesloten dat hij op deze wijze ook de bekende lofzangen heeft ontleend. In ieder geval is de lofzang Adoro te van veel later datum. Ook de toeschrijving van enkele der gebeden welke zijn naam dragen (bl. 174-175, 260, 296, 325, 361, 507, 1147 en 1449), is allerminst zeker. De gebeden voor en na de mis bijvoorbeeld (bl. 260 en 296) treft men reeds aan in liturgische handschriften, die vóór 1225 werden geschreven. |
Thomas van Celano (gest. na 1250), een der eerste volgelingen van den heiligen Franciscus van Assisi en diens levensbeschrijver.
|
| |
| |
Volgens een onvoldoend gefundeerde overlevering is hij de dichter van de sequentia Dies irae (bl. 1325). |
Thomas a Kempis (1379-1471), kloosterling van Windesheim nabij Zwolle, door zijn geschriften de meest bekende vertegenwoordiger van de zgn. ‘Moderne devotie’, de practisch gerichte en in het algemeen weinig oorspronkelijke spiritualiteit, voorgestaan door de kloosterlingen van Windesheim en door de Broeders des Gemeenen Levens. Hoe innig en diepdoordacht deze spiritualiteit nochtans was, blijkt uit de Navolging van Christus, door de meeste geleerden als een werk van Thomas beschouwd, meer verspreid en beter gekend dan welk ander geestelijk geschrift dan ook. Uit het vierde boek van de Navolging zijn de passages op bl. 266 en 334-336. Het gebed op bl. 331 is aan het derde boek ontleend. |
Venantius Fortunatus (omstr. 530 - na 600), priester en tegen het einde van zijn leven bisschop van Tours, Latijns dichter. Van zijn geestelijke gedichten zijn vooral bekend gebleven de hymnen op het heilig Kruis en ter ere van de heilige Moeder Gods, welke in de getijden zijn opgenomen (bl. 633, 634, 1062 en misschien die op bl. 1088). |
Vincentius Ferrerius, heilige (omstr. 1350-1419), Spaans Dominicaan, een van de grote volkspredikers van zijn tijd, schrijver van het werkje Over het geestelijke leven. Zijn gebed om een goede dood, een van de belangrijke thema's van Vincentius' prediking, op bl. 1453. |
Vonier, Anscharius (1875-1938), van Duitse afkomst, Benedictijner abt van het klooster Buckfast in Engeland, als schrijver van een aantal zeer oorspronkelijke dogmatisch-ascetische verhandelingen een van de belangrijkste geestelijke auteurs van de laatste tijd. De overweging op bl. 1054 is ontleend aan zijn werkje over Het Goddelijk Moederschap van de heilige Maagd Maria. |
Willem (Guillaume) van Saint-Thierry (gest. 1147 of 1148), Cluniacenser abt van het gelijknamige klooster, sinds 1135 onder invloed van zijn vriend Bernardus Cisterciënser monnik, geestelijk schrijver, voornamelijk bekend door zijn Brief aan de broeders van Mont-Dieu. De tekst op bl. 1490 is samengesteld uit fragmenten van de Meditationes welke Willem's naam dragen. |
|
|