| |
Gebeden voor afzonderlijke overledenen
WIJ bevelen U, Heer, de ziel van uw dienaar (dienares) N. aan, en wij bidden U, Christus Jesus, Zaligmaker der wereld, dat Gij niet zult weigeren aan haar, voor wie Gij in uw ontferming op aarde zijt nedergedaald, een plaats te geven in de schoot der aartsvaders. Erken, Heer, uw schepsel, dat niet door vreemde goden is geschapen, maar door U, den enigen levenden en waren God; want geen god is er buiten U, en niets is gelijk aan uwe werken. Verblijd, Heer, zijn (haar) ziel met uw aanschijn, en wees niet indachtig zijn (haar) vroegere zonden en uitzinnigheid, welke het geweld en de gloed der hartstocht in hem (haar) heeft verwekt. Want al heeft hij (zij) gezondigd, toch heeft hij (zij) den Vader, den Zoon en den Heiligen Geest niet verloochend; maar hij (zij) heeft geloofd en de ijver voor God in zich gedragen, en God, die alles heeft geschapen, aanbeden.
Al zijn wij ontkracht door wrede en nieuwe wonden, en al is ons hart geschonden, toch bidden wij uw ontferming, Verlosser der wereld,
| |
| |
met smekende stem: dat Gij de ziel van onze geliefde, die tot U, haar eigen Maker, wederkeert, met mildheid en liefde zult ontvangen. Indien zij door het verblijf in dit vlees smetten mocht hebben belopen, delg ze genadig uit, o God, in uw onwankelbare goedheid, vergeef ze vol liefde en doe ze voor eeuwig verzinken in vergetelheid. Neem haar op in de rijen van uw heiligen, opdat zij U tezamen met hen moge loven, en eenmaal in het lichaam moge wederkeren.
U, heilige Heer, almachtige Vader, eeuwige God, smeken wij met aandrang voor de ziel van uw dienaar (dienares) N., die Gij van het begin dezer wereld af hebt bestemd tot U te komen: dat Gij, Heer, haar gelieft te geven de plaats des lichts, de plaats van verkwikking en rust. Dat de poorten der hel en de wegen der duisternis haar niet weerhouden; dat zij een plaats vinde in het verblijf der heiligen en in het heilige licht, dat Gij eens beloofd hebt aan Abraham en zijn zaad; en dat zij geen schade moge lijden. Maar, als die grote dag van verrijzenis en vergelding zal zijn gekomen, wek haar op, Heer, tezamen met uw heiligen en uitverkorenen; vergeef haar hare fouten en zonden tot de laatste penning, opdat zij met U het leven der onsterfelijkheid en het eeuwige rijk moge verwerven.
Neem aan, Heer, de ziel van uw dienaar (dienares) N. die tot U wederkeert. Bekleed haar met het gewaad des hemels, was haar in de heilige bron van het eeuwige leven, opdat zij zich verheuge onder de verheugden, wijs zij onder de wijzen, en nederzitte te midden van de bekranste martelaren. Moge zij voortgaan te midden van de patriarchen en de profeten, en zich beijveren Christus te volgen in het gevolg der apostelen; onder de engelen en aartsengelen aanschouwe zij Gods heerlijkheid, en te midden van de stralende stenen van het paradijs bezitte zij de blijdschap. Daar moge zij de kennis der mysteriën verwerven, te midden van cherubim en serafim de luister vinden van God; tezamen met de vier en twintig ouderlingen moge zij het lied der liederen horen, en haar gewaad wassen te midden van hen die hun klederen wassen in de bron des lichts; zij moge aankloppen tezamen met hen die zoeken binnen te gaan, en de poorten van het hemelse Jerusalem geopend vinden; te midden van hen die God aanschouwen, moge zij Hem zien van aangezicht tot aangezicht, en onder hen die daar luisteren met geestelijk oor de hemelse jubel vernemen. Neem aan, Heer, uw dienaar (dienares) in de hemelse woning; geef hem (haar) de rust en het koninkrijk, dit is het Jerusalem des hemels; vlij hem (haar) neder in de schoot van onze oudvaders, dit is van Abraham, Isaac en Jacob; moge hij (zij) deel
| |
| |
hebben aan de eerste opstanding en op de dag der verrijzenis het lichaam ontvangen; doe hem (haar) naderkomen met de gezegenden die mogen naderen tot de rechterhand van God den Vader, om daar met de zaligen het eeuwige leven te bezitten. Door Christus onzen Heer.
| |
Gebeden na de begrafenis
Nu wij volgens het gebruik der gelovigen de plicht van het begraven van het menselijke lichaam hebben vervuld, laat ons in geloof bidden tot God, in wien alles leven heeft: dat Hij dit lichaam, dat in zijn zwakheid door ons ter aarde is besteld, in de kracht der heiligen ten leven wekke; dat Hij zijn ziel een plaats toedele onder de heiligen en de gelovigen, en haar bij het oordeel zijn ontferming schenke. Van de dood vrijgekocht, van alle schuld ontslagen, verzoend met den Vader en rustend op de schouders van den goeden Herder, moge zij, door Gods genade, in het gevolg van den hemelsen Koning de eeuwige vreugde genieten en deelgenoot zijn van de heiligen.
Wel vermetel is het, Heer, dat de mens een mens, dat de sterveling een sterveling, dat stof het stof aan U, onzen Heer en God, waagt aan te bevelen. Maar nu de aarde wederom de aarde in zich opneemt, nu het stof verkeert tot stof, totdat alle vlees tot zijn oorsprong zal zijn weergekeerd, bidden wij, God, liefdevolle Vader, onder tranen uw goedheid: dat Gij de ziel van uw dienaar, welke Gij uit de modderige kolk van deze wereld naar het vaderland leidt, opneemt in de schoot van uw vriend Abraham, en vervult met uw verkwikkende dauw. Moge zij verre blijven van de felle brand der hel, en door uw genade gevestigd zijn in de zalige rust. En als in haar, o Heer, een schuld is gebleven, waarvoor zij tuchtiging verdient, scheld die kwijt in de mildheid van uw alzoete genade, zodat zij niet de vergelding voor haar zonde ontvange, maar de liefdevolle goedheid ervare van uw vergeving. En wanneer na het einde van de loop der wereld het hemelse rijk voor allen zal aanlichten, moge zij dan te midden van de scharen aller heiligen tezamen met de uitverkorenen verrijzen, en staan aan de rechterzijde om de krans te ontvangen.
| |
Voor een overleden paus
God, die in uw onuitsprekelijke beschikking hebt gewild, dat uw dienaar N. onder de pausen zou worden gerekend; geef, vragen wij, dat hij die op aarde de plaatsbekleder was van uw eniggeboren Zoon, voor eeuwig worde opgenomen in het gezelschap van uw heilige opperpriesters. Door Christus onzen Heer.
| |
Voor een overleden bisschop
Verleen ons, Heer, dat Gij de ziel van uw dienaar Bisschop N., dien Gij verlost hebt uit
| |
| |
de moeilijke strijd van deze wereld, deelgenoot maakt van uw heiligen. Door Christus onzen Heer.
Heer Jesus Christus, Lam Gods dat wegneemt de zonden der wereld en de bedroefden in al hun kommer bijstaat, wees de trooster van uw schapen. Waarlijk zalig is hij, dien Gij, onze Herder, hebt uitverkoren en verheven; schenk hem voor zijn herderlijke zorg het loon uwer liefde. Verhef tot uw bruidsvertrek hem, die de lamp brandend in zijn handen heeft gedragen; geef hem de vrijmoedigheid der engelen, opdat hij zonder beschaming nader mag treden tot uw ontoegankelijke troon. Over ons echter, zoals het betaamt en welvallig is aan uw grootheid, strek uit uw beschermende hand; want Gij zijt het leven, Gij onze hoop; en U brengen wij lof, en tevens aan den Vader en den Heiligen Geest, nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
| |
Voor een overleden priester
* God, die uw dienaar N. als navolger van het priesterambt der apostelen door de priesterlijke waardigheid groot hebt gemaakt; geef, vragen wij, dat hij ook voor eeuwig in hun gemeenschap worde opgenomen. Door Christus onzen Heer.
God, die uw dienaar den priester N. door de zalving van uw ontferming hebt geheiligd, en hem na een gelukkig einde hebt opgenomen; aanvaard genadig onze gebeden, en geef dat hij, gelijk hij door zijn verdiensten bij U mag verwijlen, in zijn voorbeeld niet van ons moge wijken.
Almachtige, eeuwige God, wij smeken met aandrang uw Majesteit, dat Gij aan uw dienaar den priester N., dien Gij tot uw rust hebt willen roepen, een zetel van ere en de vrucht der eeuwige zaligheid wilt schenken; opdat hetgeen hij voor onze ogen heeft geleerd en verricht, ons niet tot oordeel strekke, maar werkzaam zij tot geestelijke wasdom; zodat wij tezamen met hem, om wille van wien wij ons nu op aarde verheugen, bij U mogen jubelen in de hemel.
| |
Voor een overleden kloosterling
Heer, onze God, die alleen de onsterfelijkheid bezit en het ontoegankelijke licht bewoont; Gij die in uw wijsheid den mens uit aarde hebt gevormd en hem tot aarde doet wederkeren om wille van de wet der zonde; Gij die de macht hebt naar de onderwereld te leiden en daar weer uit terug te voeren; Gij die doet sterven en weer levend maakt; neem aan de ziel van uw dienaar en geef hem de rust in de schoot van Abraham, Isaac en Jacob; geef hem de krans van uw gerechtigheid en het erfdeel der verlosten, tot heerlijkheid van uw uitverkorenen; opdat hij voor datgene wat hij in deze
| |
| |
wereld om wille van uw Naam heeft doorstaan, het rijke loon ontvange in de kluizen van uw heiligen.
| |
Voor overleden ouders
* God, die ons hebt bevolen vader en moeder te eren; ontferm U genadig over de zielen van mijn vader en moeder (de ziel van mijn vader of van mijn moeder), vergeef hun (zijn, haar) zonden, en laat mij hen (hem, haar) weerzien in de vreugde van het eeuwige licht. Door Christus onzen Heer.
| |
Voor overleden medebroeders, verwanten en weldoeners
God, die vergiffenis schenkt en het heil der mensen liefhebt, wij vragen uw goedertierenheid: dat Gij onze medebroeders, verwanten en weldoeners, die uit deze wereld gescheiden zijn, door de voorspraak van de heilige Maria altijd Maagd en van al uw heiligen, tot het deelhebben aan de eeuwige zaligheid moogt doen komen. Door Christus onzen Heer.
| |
Voor al onze voorouders
Wij bidden U, liefdevolle en barmhartige Heer, voor al onze voorouders, uw dienaren en dienaressen die Gij hebt geschapen, die Gij door uw Eniggeborene hebt verlost en die door uw wilsbeschikking uit dit leven zijn gescheiden. Bevrijd en bewaar hen door uw ontferming van het straffende vuur, dat bestemd is voor boosdoeners en goddelozen; geleid hen door dat gebied vol verschrikking; bevrijd hen van de macht der boze en vijandige geesten; ontruk hen door uw genade aan de kolk van de tweede dood, en maak hen waardig aan de luister en de overwinning van uw heiligen, en aan de heerlijkheid van hen die door U ter bruiloft zijn genodigd. Neem weg en delg uit hun zonden; en treed niet in het gericht met hen, want niemand is vrij van de beschuldiging der zonde, tenzij uw eniggeboren Zoon, door wien ook wij uw barmhartigheid hopen te verwerven en de vergeving der zonden, welke Hij zowel voor ons als voor hen heeft verdiend.
| |
Vooreen overledene die kort na het doopsel is gestorven
God, die het hemelrijk slechts opent voor hen die door het water en den Heiligen Geest zijn herboren, doe over de ziel van uw dienaar (dienares) uw ontferming in grote rijkdom nederdalen; en geef aan hem (haar), dien Gij na het geheim van het doopsel spoedig en in pas verworven onschuld hebt doen overgaan, ook de volheid der eeuwige vreugden. Door Christus onzen Heer.
| |
Voor hen die op het kerkhof rusten
God, door wiens erbarming de zielen van de gelovigen rust genieten, verleen goed- | |
| |
gunstig aan uw dienaren en dienaressen, en aan allen die hier en elders rusten in Christus, vergiffenis van hun zonden; opdat zij, van alle schuld ontslagen, zich met U eindeloos mogen verheugen. Door Christus onzen Heer.
| |
Bij het overlijden van een klein kind
Wij bidden U ons te verhoren, almachtige Vader, eeuwige God, om wille van Jesus Christus onzen Heer, die ons door de prijs van zijn bloed heeft vrijgekocht en van de overmacht van den ouden vijand bevrijd; die, toen Hij wilde zalig maken wat verloren was gegaan, niet heeft geaarzeld de menselijke natuur aan te nemen; die gezegd heeft, dat de mensen door het heilige water des doopsels worden herboren, en dat alle zonden door de boetvaardigheid worden vergeven. Door Hem roepen wij U dan aan, almachtige Vader, dat Gij ons op ons bidden te hulp komt. Doe de zielen van uw kleinen, die Gij uit de wereld tot U hebt willen roepen, delen in de gemeenschap met de heilige kinderen van Bethlehem, die gedood zijn om wille van Jesus Christus uw Zoon onzen Heer, en die Hem in hun witte klederen volgen waar Hij gaat. En terwijl wij U hun zielen aanbevelen, smeken wij U om vergiffenis voor onze eigen zonden.
|
|