| |
| |
| |
Getijden op het feest van een heilige vrouw niet-maagd
¶ Gedurende de Paastijd wordt aan alle antifonen en aan het vers Alleluja toegevoegd.
De Eerste Vespers kan men bidden zoals is aangegeven op bladz. 1305.
| |
De lauden
Tot aan het kapittel kan men de Lauden bidden, zoals zij voor de betreffende weekdag zijn aangegeven, en van het kapittel af voortgaan met hetgeen onder volgt. Ofwel bidt men het onderstaande in zijn geheel, dus met de hier aangegeven antifonen en psalmen.
Onze Vader. Wees gegroet. |
Pater. Ave. |
God, kom mij te hulp. |
Deus, in adjutorium. |
|
1 Ant. Toen de Koning * aanlag op zijn rustbed, gaf mijn nardus zoete geur. |
1 Ant. Dum esset Rex * in accubitu suo, nardus mea dedit odorem suavitatis. |
De psalmen zoals op Zondag, bladz. 106.
2 Ant. In de geur * uwer zalven lopen wij achter u aan; de jonge dochteren hebben u lief. |
2 Ant. In odorem * unguentorum tuorum currimus: adolescentulae dilexerunt te nimis. |
3 Ant. Voorbij is de winter, * de buien zijn heen en afgedreven; sta op, mijn vriendin, en kom. |
3 Ant. Jam hiems transiit, * imber abiit et recessit: surge, amica mea, et veni. |
4 Ant. Kom, mijn uitverkorene, * en in u zal Ik mijn troon vestigen, alleluja. |
4 Ant. Veni, electa mea, * et ponam in te thronum meum, alleluja. |
5 Ant. Bekoorlijk is deze * onder de dochters van Jerusalem. |
5 Ant. Ista est speciosa * inter filias Jerusalem. |
| |
Kapittel. Spr. 31, 10-11
EEN STERKE vrouw, wie zal haar vinden? Als iets van verre en uit vreemde landen is haar waarde. Het hart van haar man stelt op haar zijn vertrouwen, en niets wat hij behoeft zal hem ontbreken. ℟. Gode zij dank. |
MULIEREM fortem quis inveniet? Procul et de ultimis finibus pretium ejus. Confidit in ea cor viri sui, et spoliis non indigebit. ℟. Deo gratias. |
Op het feest van een heilige vrouw en martelares:
Kapittel. Ik wil U loven, Heer en Koning, en U prijzen, God, mijn Zaligmaker. Ik wil uw Naam |
Capitulum. Eccli. 51, 1-3. Confitebor tibi, Domine, Rex, et collaudabo te Deum, |
| |
| |
Salvatorem meum. Confitebor nomini tuo: quoniam adjutor et protector factus es mihi, et liberasti corpus meum a perditione. ℟. Deo gratias. |
verheerlijken; want Gij zijt mij een helper en beschermer geweest, en Gij hebt mijn lichaam bevrijd van het verderf. ℟. Gode zij dank. |
| |
Lofzang
Fortem virili pectore
laudemus omnes feminam,
quae sanctitatis gloria
ubique fulget inclyta. |
De kracht naar mannelijke aard
laat allen prijzen ons der vrouw,
die in de glans van heiligheid
en roemvol allerwegen straalt. |
Haec Christi amore saucia,
dum mundi amorem noxium
horrescit, ad caelestia
iter peregit arduum. |
Van Christus' liefde fel gewond,
heeft zij de voze liefde van
de aard' geschuwd, en hemelwaarts
is zij de zware weg gegaan. |
Carnem domans jejuniis,
dulcique mentem pabulo
orationis nutriens,
caeli potitur gaudiis. |
Door vasten heeft zij 't vlees getemd,
haar geest heeft zij verzadigd met
de zoete spijs van het gebed,
en zo de hemelvreugd verdiend. |
Rex Christe, virtus fortium,
qui magna solus efficis,
hujus precatu, quaesumus,
audi benignus supplices. |
Christus, Gij Vorst, der sterken kracht,
Gij die alleen de wond'ren werkt,
op hare voorspraak, vragen wij,
verhoor genadig ons gebed. |
Deo Patri sit gloria,
ejusque soli Filio,
cum Spiritu Paraclito,
et nunc, et in perpetuum. |
Aan God den Vader zij de eer,
en aan zijn eengeboren Zoon,
en aan den Geest, den Paracleet,
nu en in alle eeuwigheid. |
Amen. |
Amen. |
℣. Diffusa est gratia in labiis tuis. ℟. Propterea benedixit te Deus in aeternum. |
℣. Bevalligheid ligt uitgegoten op uw lippen. ℟. Daarom heeft God u gezegend in eeuwigheid. |
Ant. Date ei * de fructu manuum suarum, et laudent eam in portis opera ejus. |
Ant. Geeft haar * van de vrucht harer handen, en laat in de poorten hare werken haar loven. |
Op het feest van verscheidene heilige vrouwen en martelaressen:
℣. Gloria et honore coronasti eas. Domine. ℟. Et constituisti eas super opera manuum tuarum. |
℣. Met heerlijkheid en eer hebt Gij haar bekranst, o Heer. ℟. En haar gesteld over het werk uwer handen. |
| |
| |
Ant. Want aan haar behoort * het rijk der hemelen, die het leven der wereld hebben versmaad; die gekomen zijn tot het loon van het rijk, en haar klederen hebben gewassen in het bloed van het Lam. |
Ant. Istarum est enim * regnum caelorum, quae contempserunt vitam mundi, et pervenerunt ad praemia regni, et laverunt stolas suas in sanguine Agni. |
Lofzang Benedictus, bladz. 115.
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Op het feest van een heilige vrouw en martelares:
Laat ons bidden. - God, die naast de overige wonderen van uw macht ook aan het zwakke geslacht de zege van het martelaarschap hebt geschonken; verleen goedgunstig dat wij, die het geboortefeest vieren van uw heilige martelares N., tot U mogen opgaan door haar voorbeeld te volgen. Door onzen Heer. |
Oremus. - Deus, qui inter cetera potentiae tuae miracula etiam in sexu fragili victoriam martyrii contulisti: concede propitius; ut, qui beatae N. Martyris tuae natalitia colimus, per ejus ad te exempla gradiamur. Per Dominum nostrum. |
Op het feest van een heilige vrouw niet-martelares:
Laat ons bidden. - Verhoor ons, God onze Heiland; opdat wij, die ons over het feest van de heilige N. verblijden, in innigheid van vrome toewijding worden onderwezen. Door onzen Heer. |
Oremus. - Exaudi nos, Deus, salutaris noster: ut, sicut de beatae N. festivitate gaudemus; ita piae devotionis erudiamur affectu. Per Dominum nostrum. |
Op het feest van verscheidene heilige vrouwen en martelaressen:
Laat ons bidden. - Geef ons, vragen wij, Heer onze God, de zegepalmen van uw heilige martelaressen N. en N. met blijvende toewijding te eren; opdat wij haar, die wij niet naar waarde kunnen vieren, tenminste gedurig onze nederige hulde brengen. Door onzen Heer. |
Oremus. - Da nobis, quaesumus, Domine, Deus noster, sanctarum Martyrum tuarum N. et N. palmas incessabili devotione venerari: ut, quas digna mente non possumus celebrare; humilibus saltem frequentemus obsequiis. Per Dominum nostrum. |
Op het feest van de heilige ANNA (26 Juli):
Laat ons bidden. - God, die U hebt gewaardigd aan de heilige Anna de genade te verlenen, waardoor zij verdiende de moeder te worden van haar, die uw enigen Zoon zou baren; verleen goedgunstig dat wij, die haar feest |
Oremus. - Deus, qui beatae Annae gratiam conferre dignatus es, ut Genitricis unigeniti Filii tui mater effici mereretur: concede propitius; ut, cujus solemnia celebramus, ejus apud te patro- |
| |
| |
ciniis adjuvemur. Per eundem Dominum nostrum. |
vieren, door haar voorspraak bij U worden bijgestaan. Door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. |
|
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Benedicamus. |
Zegenen wij. |
Fidelium animae. |
Dat de zielen. |
| |
De vespers
Tot aan het kapittel kan men de Vespers bidden, zoals deze voor de betreffende weekdag zijn aangegeven; in dit geval begint men onderstaande getijden met het kapittel. Ofwel bidt men het onderstaande in zijn geheel, dus met de hier aangegeven antifonen en psalmen.
Pater. Ave. |
Onze Vader. Wees gegroet. |
Deus, in adjutorium. |
God, kom mij te hulp. |
|
1 Ant. Dum esset Rex * in accubitu suo, nardus mea dedit odorem suavitatis. |
1 Ant. Toen de Koning* aanlag op zijn rustbed, gaf mijn nardus zoete geur. |
De psalmen zoals op het feest van een maagd, bladz. 1295 vlg.
2 Ant. In odorem * unguentorum tuorum currimus: adolescentulae dilexerunt te nimis. |
2 Ant. In de geur * uwer zalven lopen wij achter u aan; de jonge dochteren hebben u lief. |
3 Ant. Jam hiems transiit, * imber abiit et recessit: surge, amica mea, et veni. |
3 Ant. Voorbij is de winter, * de buien zijn heen en afgedreven; sta op, mijn vriendin, en kom. |
4 Ant. Veni, electa mea, * et ponam in te thronum meum, alleluja. |
4 Ant. Kom, mijn uitverkorene, * en in u zal Ik mijn troon vestigen, alleluja. |
5 Ant. Ista est speciosa * inter filias Jerusalem. |
5 Ant. Bekoorlijk is deze * onder de dochters van Jerusalem. |
| |
Kapittel Spr. 31, 10-11
MULIEREM fortem quis inveniet? Procul et de ultimis finibus pretium ejus. Confidit in ea cor viri sui, et spoliis non indigebit. ℟. Deo gratias. |
EEN STERKE vrouw, wie zal haar vinden? Als iets van verre en uit vreemde landen is haar waarde. Het hart van haar man stelt op haar zijn vertrouwen, en niets wat hij behoeft zal hem ontbreken. ℟. Gode zij dank. |
Op het feest van een heilige vrouw en martelares:
Capitulum. Eccli. 51, 1-3. Confitebor tibi, Domine, Rex, et collaudabo te Deum, Salvatorem meum. Confite- |
Kapittel. Ik wil U loven, Heer en Koning, en U prijzen, God, mijn Zaligmaker. Ik wil uw Naam verheerlijken; want Gij zijt mij |
| |
| |
een helper en beschermer geweest, en Gij hebt mijn lichaam bevrijd van het verderf. ℟. Gode zij dank. |
bor nomini tuo: quoniam adjutor et protector factus es mihi, et liberasti corpus meum a perditione. ℟. Deo gratias. |
| |
Lofzang
De kracht naar mannelijke aard
laat allen prijzen ons der vrouw,
die in de glans van heiligheid
en roemvol allerwegen straalt. |
Fortem virili pectore
laudemus omnes feminam,
quae sanctitatis gloria
ubique fulget inclyta. |
Van Christus' liefde fel gewond,
heeft zij de voze liefde van
de aard' geschuwd, en hemelwaarts
is zij de zware weg gegaan. |
Haec Christi amore saucia,
dum mundia morem noxium
horrescit, ad caelestia
iter peregit arduum. |
Door vasten heeft zij 't vlees getemd,
haar geest heeft zij verzadigd met
de zoete spijs van het gebed,
en zo de hemelvreugd verdiend. |
Carnem domans jejuniis,
dulcique mentem pabulo
orationis nutriens,
caeli potitur gaudiis. |
Christus, Gij Vorst, der sterken kracht,
Gij die alleen de wond'ren werkt,
op hare voorspraak, vragen wij,
verhoor genadig ons gebed. |
Rex Christe, virtus fortium,
qui magna solus efficis,
hujus precatu, quaesumus,
audi benignus supplices. |
Aan God den Vader zij de eer,
en aan zijn eengeboren Zoon,
en aan den Geest, den Paracleet,
nu en in alle eeuwigheid. |
Deo Patri sit gloria,
ejusque soli Filio,
cum Spiritu Paraclito,
et nunc, et in perpetuum. |
Amen. |
Amen. |
℣. Bevalligheid ligt uitgegoten op uw lippen. ℟. Daarom heeft God u gezegend in eeuwigheid. |
℣. Diffusa est gratia in labiis tuis. ℟. Propterea benedixit te Deus in aeternum. |
Ant. Haar hand * heeft zij geopend voor den behoeftige, haar handen heeft zij uitgestrekt naar den arme, en zij heeft haar brood niet gegeten in ledigheid. |
Ant. Manum suam * aperuit inopi, et palmas suas extendit ad pauperem, et panem otiosa non comedit. |
In de EERSTE VESPERS:
℣. Besef uw schoonheid en uw luister. ℟. Schrijd voorspoedig voort en heers. |
℣. Specie tua et pulchritudine tua. ℟. Intende, prospere procede, et regna. |
Ant. Het rijk der hemelen is ge- |
Ant. Simile est regnum cae- |
| |
| |
lorum * homini negotiatori quaerenti bonas margaritas: inventa una pretiosa, dedit omnia sua, et comparavit eam. |
lijk * aan een handelaar die schone paarlen zocht; toen hij een kostbare parel had gevonden, heeft hij al het zijne verkocht en haar verworven. |
Op het feest van verscheidene heilige vrouwen en martelaressen, in beide Vespers:
℣. Gloria et honore coronasti eas, Domine. ℟. Et constituisti eas super opera manuum tuarum. |
℣. Met heerlijkheid en eer hebt Gij haar bekranst, o Heer. ℟. En haar gesteld over het werk uwer handen. |
Ant. Istarum est enim * regnum caelorum, quae contempserunt vitam mundi, et pervenerunt ad praemia regni, et laverunt stolas suas in sanguine Agni. |
Ant. Want aan haar behoort * het rijk der hemelen, die het leven der wereld hebben versmaad; die gekomen zijn tot het loon van het rijk, en haar klederen hebben gewassen in het bloed van het Lam. |
Lofzang Magnificat, bladz. 198.
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Op het feest van een heilige vrouw en martelares:
Oremus. - Deus, qui inter cetera potentiae tuae miracula etiam in sexu fragili victoriam martyrii contulisti: concede propitius; ut, qui beatae N. Martyris tuae natalitia colimus, per ejus ad te exempla gradiamur. Per Dominum nostrum. |
Laat ons bidden. - God, die naast de overige wonderen van uw macht ook aan het zwakke geslacht de zege van het martelaarschap hebt geschonken; verleen goedgunstig dat wij, die het geboortefeest vieren van uw heilige martelares N., tot U mogen opgaan door haar voorbeeld te volgen. Door onzen Heer. |
Op het feest van een heilige vrouw niet-martelares:
Oremus. - Exaudi nos, Deus, salutaris noster: ut, sicut de beatae N. festivitate gaudemus; ita piae devotionis erudiamur affectu. Per Dominum nostrum. |
Laat ons bidden. - Verhoor ons, God onze Heiland; opdat wij, die ons over het feest van de heilige N. verblijden, in innigheid van vrome toewijding worden onderwezen. Door onzen Heer. |
Op het feest van verscheidene heilige vrouwen en martelaressen:
Oremus. - Da nobis, quaesumus, Domine, Deus noster, sanctarum Martyrum tuarum N. et N. palmas incessabili devotione venerari: ut, quas digna |
Laat ons bidden. - Geef ons, vragen wij, Heer onze God, de zegepalmen van uw heilige martelaressen N. en N. met blijvende toewijding te eren; opdat wij haar, die wij niet naar waarde |
| |
| |
kunnen vieren, tenminste gedurig onze nederige hulde brengen. Door onzen Heer. |
mente non possumus celebrare; humilibus saltem frequentemus obsequiis. Per Dominum nostrum. |
Op het feest van de heilige ANNA (26 Juli):
Laat ons bidden. - God, die U hebt gewaardigd aan de heilige Anna de genade te verlenen, waardoor zij verdiende de moeder te worden van haar, die uw enigen Zoon zou baren; verleen goedgunstig dat wij, die haar feest vieren, door haar voorspraak bij U worden bijgestaan. Door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. |
Oremus. - Deus, qui beatae Annae gratiam conferre dignatus es, ut Genitricis unigeniti Filii tui mater effici mereretur: concede propitius; ut, cujus solemnia celebramus, ejus apud te patrociniis adjuvemur. Per eundem Dominum nostrum. |
|
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Zegenen wij. |
Benedicamus. |
Dat de zielen. |
Fidelium animae. |
Onze Vader. |
Pater. |
De Heer geve ons. |
Dominus det nobis. |
En tot slot een van de antifonen ter ere van de heilige Moeder van God, bladz. 200 vlg.
|
|