| |
| |
| |
Getijden op het feest van een maagd
¶ Gedurende de Paastijd wordt aan alle antifonen en aan het vers Alleluia toegevoegd.
De Eerste Vespers kan men bidden zoals is aangegeven op bladz. 1295.
| |
De lauden
Tot aan het kapittel kan men de Lauden bidden, zoals deze voor de betreffende weekdag zijn aangegeven; in dit geval begint men onderstaande getijden met het kapittel. Ofwel bidt men het onderstaande in zijn geheel, dus met de hier aangegeven antifonen en psalmen.
Pater. Ave. |
Onze Vader. Wees gegroet. |
Deus, in adjutorium. |
God, kom mij te hulp. |
|
1 Ant. Haec est Virgo sapiens, * et una de numero prudentum. |
1 Ant. Deze is een wijze maagd, * en een uit het getal der voorzichtigen. |
De psalmen zoals op Zondag, bladz. 106.
2 Ant. Haec est Virgo sapiens, * quam Dominus vigilantem invenit. |
2 Ant. Deze is een wijze maagd, * die de Heer wakend heeft gevonden. |
3 Ant. Haec est quae nescivit * torum in delicto: habebit fructum in respectione animarum sanctarum. |
3 Ant. Deze is het die niet kende * een misdadige sponde; zij zal haar loon ontvangen in de eerbied van heilige zielen. |
4 Ant. Veni, electa mea, * et ponam in te thronum meum, alleluja. |
4 Ant. Kom, mijn uitverkorene, * en in u zal Ik mijn troon vestigen, alleluja. |
5 Ant. Ista est speciosa * inter filias Jerusalem. |
5 Ant. Bekoorlijk is deze * onder de dochters van Jerusalem. |
| |
Kapittel 2 Cor. 10, 17-18
FRATRES: Qui gloriatur, in Domino glorietur. Non enim qui seipsum commendat, ille probatus est; sed quem Deus commendat. ℟. Deo gratias. |
BROEDERS, hij die roemt, laat hij roemen op den Heer. Want niet hij die zichzelven prijst, is goed bevonden; maar hij die door God wordt geprezen. ℟. Gode zij dank. |
| |
Lofzang
Jesu, corona Virginum,
quem Mater illa concipit,
quae sola Virgo parturit,
haec vota clemens accipe: |
Jesus, der maagden lauwerkrans,
wien gene Moeder eens ontving
die maagd'lijk baarde, zij alleen,
neem dit gebed in goedheid aan; |
| |
| |
Die tussen leliebloemen weidt.
omgeven door der maagden rei,
de bruidegom vol luister, die
zijn bruiden haar beloning schenkt. |
Qui pascis inter lilia,
septus choreis Virginum,
sponsus decorus gloria
sponsisque reddens praemia. |
Waarheen Gij gaat, daar volgen U
de maagden, die met lofgeroep
en zingend treden in uw spoor,
met klank van zoete liederen. |
Quocumque pergis, Virgines
sequuntur, atque laudibus
post te canentes cursitant,
hymnosque dulces personant. |
U bidden wij, dat rijker Gij
aan onze zinnen geven moogt
geen weet te hebben hoe dan ook
van wonden der geschondenheid. |
Te deprecamur largius,
nostris adauge sensibus,
nescire prorsus omnia
corruptionis vulnera. |
Lof, eer en kracht en heerlijkheid
zij God den Vader en den Zoon,
en ook den heil'gen Paracleet,
in aller eeuwen eeuwigheid. |
Laus, honor, virtus, gloria
Deo Patri, et Filio,
Sancto simul Paraclito,
in saeculorum saecula. |
Amen. |
Amen. |
℣. Bevalligheid ligt uitgegoten op uw lippen. ℟. Daarom heeft God u gezegend in eeuwigheid. |
℣. Diffusa est gratia in labiis tuis. ℟. Propterea benedixit te Deus in aeternum. |
Ant. Het rijk der hemelen is gelijk * aan een handelaar die schone paarlen zocht. Toen hij een kostbare parel had gevonden, heeft hij al het zijne verkocht en haar verworven. |
Ant. Simile est regnum caelorum * homini negotiatori quaerenti bonas margaritas: inventa una pretiosa, dedit omnia sua, et comparavit eam. |
Op het feest van verscheidene maagden en martelaressen:
℣. In haar gevolg worden maagden tot den Koning geleid. ℟. Haar gezellinnen worden tot U gevoerd. |
℣. Adducentur Regi Virgines post eam. ℟. Proximae ejus afferentur tibi. |
Ant. Wijze maagden, * brengt uw lampen in gereedheid; zie, de Bruidegom komt, gaat Hem tegemoet. |
Ant. Prudentes Virgines, * aptate vestras lampades: ecce Sponsus venit, exite obviam ei. |
Lofzang Benedictus, bladz. 115.
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Op het feest van een maagd en martelares:
Laat ons bidden. - God, die naast de overige wonderen van uw macht ook aan het zwakke |
Oremus. - Deus, qui inter cetera potentiae tuae miracula etiam in sexu fragili |
| |
| |
victoriam martyrii contulisti: concede propitius; ut, qui beatae N. Virginis et Martyris tuae natalitia colimus, per ejus ad te exempla gradiamur. Per Dominum nostrum. |
geslacht de zege van het martelaarschap hebt geschonken; verleen goedgunstig dat wij, die het geboortefeest vieren van uw heilige maagd en martelares N., tot U mogen opgaan door haar voorbeeld te volgen. Door onzen Heer. |
Op het feest van een maagd niet-martelares:
Oremus. - Exaudi nos, Deus, salutaris noster: ut, sicut de beatae N. Virginis tuae festivitate gaudemus; ita piae devotionis erudiamur affectu. Per Dominum nostrum. |
Laat ons bidden. - Verhoor ons, God onze Heiland; opdat wij, die ons over het feest van uw heilige maagd N. verblijden, in innigheid van vrome toewijding worden onderwezen. Door onzen Heer. |
Op het feest van verscheidene naagden en martelaressen:
Oremus. - Da nobis, quaesumus, Domine, Deus noster, sanctarum Virginum et Martyrum tuarum N. et N. palmas incessabili devotione venerari: ut, quas digna mente non possumus celebrare; humilibus saltem frequentemus obsequiis. Per Dominum nostrum. |
Laat ons bidden. - Geef ons, vragen wij, Heer onze God, de zegepalmen van uw heilige maagden en martelaressen N. en N. met blijvende toewijding te eren; opdat wij haar, die wij niet naar waarde kunnen vieren, tenminste gedurig onze nederige hulde brengen. Door onzen Heer. |
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Benedicamus. |
Zegenen wij. |
Fidelium animae. |
Dat de zielen. |
| |
De vespers
Tot aan het kapittel kan men de Vespers bidden, zoals zij voor de betreffende weekdag zijn aangegeven, en van het kapittel af voortgaan met hetgeen onder volgt. Ofwel bidt men het onderstaande in zijn geheel, dus met de hier aangegeven antifonen en psalmen.
Pater. Ave. |
Onze Vader. Wees gegroet. |
Deus, in adjutorium. |
God, kom mij te hulp. |
|
1 Ant. Haec est Virgo sapiens, * et una de numero prudentum. |
1 Ant. Deze is een wijze maagd, * en een uit het getal der voorzichtigen. |
| |
Psalm 109
Dixit Dominus Domino meo: * ‘Sede a dextris meis, |
De Heer zeide tot mijnen Heer: * ‘Zit neder aan mijn rechterhand, |
| |
| |
Totdat ik uw vijanden leg * als een rustbank voor uw voeten’. |
Donec ponam inimicos tuos * scabellum pedum tuorum’. |
De Heer strekt uw machtige scepter uit van Sion: * ‘Heers te midden uwer vijanden. |
Virgam virtutis tuae emittet Dominus ex Sion: * ‘Dominare in medio inimicorum tuorum. |
U zij de heerschappij ten dage van uw macht in de luister van uw heiligheid; * uit mijn schoot heb ik U verwekt vóór de morgenster’. - |
Tecum principium in die virtutis tuae in splendoribus sanctorum; * ex utero ante luciferum genui te’. - |
De Heer heeft gezworen en het zal Hem niet berouwen: * ‘Gij zijt priester in eeuwigheid naar de wijze van Melchisedech’. |
Juravit Dominus, et non poenitebit eum: * ‘Tu es sacerdos in aeternum secundum ordinem Melchisedech’. |
De Heer is aan uw rechterhand; * op de dag van zijn toom zal Hij de koningen verpletteren. |
Dominus a dextris tuis, * confregit in die irae suae reges. |
Hij zal de volkeren richten, hun ondergang voltrekken, * hun hoofden verpletteren over geheel de aarde. |
Judicabit in nationibus, implebit ruinas; * conquassabit capita in terra multorum. |
Uit een beek zal Hij drinken op zijn weg, * en daarom het hoofd fier verheffen. |
De torrente in via bibet; * propterea exaltabit caput. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. Deze is een wijze maagd, en een uit het getal der voorzichtigen. |
Ant. Haec est Virgo sapiens, et una de numero prudentum. |
|
2 Ant. Deze is een wijze maagd, * die de Heer wakend heeft gevonden. |
2 Ant. Haec est Virgo sapiens, * quam Dominus vigilantem invenit. |
| |
Psalm 112
In zijn onbegrijpelijke goedheid heeft God een zwakke en nederige vrouw verheven; Hij heeft haar opgeheven tot heiligheid naar het voorbeeld van Christus, en baar een plaats gegeven in zijn hemels rijk.
Looft, gij dienaren, den Heer; * looft de Naam des Heren. |
Laudate pueri, Dominum; * laudate nomen Domini. |
De Naam des Heren zij gezegend * van nu af tot in eeuwigheid. |
Sit nomen Domini benedictum, * ex hoc nunc et usque in saeculum. |
Van de opgang der zon tot haar ondergang * zij de Naam des Heren geprezen. |
A solis ortu usque ad occasum, * laudabile nomen Domini. |
Verheven boven alle volken is |
Excelsus super omnes gen- |
| |
| |
tes Dominus, * et super caelos gloria ejus. |
de Heer, * en boven de hemelen zijn heerlijkheid. |
Quis sicut Dominus Deus noster, qui in altis habitat, * et humilia respicit in caelo et in terra? |
Wie is gelijk den Heer onzen God, die in den hoge woont, * en nederziet op wat gering is in de hemel en op aarde? |
Suscitans a terra inopem, * et de stercore erigens pauperem, |
Die den behoeftige opricht uit het stof, * beurt uit het slijk den arme |
Ut collocet eum cum principibus, * cum principibus populi sui; |
Om hem een plaats te geven bij de vorsten, * bij de vorsten van zijn volk; |
Qui habitare facit sterilem in domo, * matrem filiorum laetantem. |
Die de onvruchtbare doet wonen in haar huis * als een blijde moeder van kinderen. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
|
Ant. Haec est Virgo sapiens, quam Dominus vigilantem invenit. |
Ant. Deze is een wijze maagd, die de Heer wakend heeft gevonden. |
|
3 Ant. Haec est quae nescivit * torum in delicto: habebit fructum in respectione animarum sanctarum. |
3 Ant. Deze is het die niet kende * een misdadige sponde; zij zal haar loon ontvangen in de eerbied van heilige zielen. |
| |
Psalm 121
Reeds tijdens haar leven is de heilige vrouw, zonder om te zien, opgegaan naar het hemelse Jerusalem. De lof van de Naam des Heren was haar enige zorg.
Laetatus sum in his quae dicta sunt mihi: * ‘In domum Domini ibimus’. |
Ik ben verheugd, omdat men mij zeide: * ‘Wij zullen opgaan naar het huis des Heren’. |
Stantes erant pedes nostri * in atriis tuis, Jerusalem; |
Reeds staan onze voeten * in uw voorhoven, Jerusalem; |
Jerusalem, quae aedificatur ut civitas; * cujus participatio ejus in idipsum. |
Jerusalem, dat gebouwd is als een stad, * en vast aaneengesloten. |
Illuc enim ascenderunt tribus, tribus Domini; * testimonium Israël ad confitendum nomini Domini. |
Daarheen trekken op de stammen, de stammen des Heren, * volgens Israëls wet om de Naam des Heren te prijzen. |
Quia illic sederunt sedes in judicio, * sedes super domum David. - |
Daar staan de zetels voor het gericht, * de zetels voor het huis van David. - |
Rogate quae ad pacem sunt Jerusalem; * et abundantia diligentibus te. |
Vraagt wat Jerusalem tot vrede strekt; * en overvloed voor wie u beminnen. |
Fiat pax in virtute tua; * et |
Vrede zij binnen uw sterkte * en |
| |
| |
overvloed binnen uw torens. Om wille van mijn broeders en mijn vrienden * wens ik u vrede toe. |
abundantia in turribus tuis. Propter fratres meos et proximos meos, * loquebar pacem de te. |
Om wille van het huis van den Heer onzen God * wens ik u al het goede. |
Propter domum Domini Dei nostri, * quaesivi bona tibi. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. Deze is het die niet kende een misdadige sponde; zij zal haar loon ontvangen in de eerbied van heilige zielen. |
Ant. Haec est quae nescivit torum in delicto: habebit fructum in respectione animarum sanctarum. |
|
4 Ant. Kom, mijn uitverkorene, * en in u zal Ik mijn troon vestigen, alleluja. |
4 Ant. Veni, electa mea, * et ponam in te thronum meum, alleluja. |
| |
Psalm 126
Indien de Heer het huis niet bouwt, * werken tevergeefs zij die bouwen. |
Nisi Dominus aedificaverit domum, * in vanum laboraverunt qui aedificant eam. |
Indien de Heer de stad niet behoedt, * waakt tevergeefs haar wachter. |
Nisi Dominus custodierit civitatem, * frustra vigilat qui custodit eam. |
Het baat u niet voor het daglicht op te staan, * u laat ter ruste te leggen, gij die het brood der smarte eet; |
Vanum est vobis ante lucem surgere; * surgite postquam sederitis, qui manducatis panem doloris, |
Want Hij geeft het zijn beminden in de slaap. - * Zijn zonen zijn een erfdeel des Heren, een beloning is de vrucht van de schoot. |
Cum dederit dilectis suis somnum. - * Ecce hereditas Domini filii, merces fructus ventris. |
Als pijlen in de hand van een held, * zijn zonen, verwekt in de jeugd. |
Sicut sagittae in manu potentis, * ita filii excussorum. |
Gelukkig de man die zijn verlangen naar hen ziet vervuld; * hij wordt niet beschaamd, als hij spreekt met zijn vijanden onder de poort. |
Beatus vir qui implevit desiderium suum ex ipsis; * non confundetur cum loquetur inimicis suis in porta. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. Kom, mijn uitverkorene, en in u zal Ik mijn troon vestigen, alleluja. |
Ant. Veni, electa mea, et ponam in te thronum meum, alleluja. |
|
5 Ant. Bekoorlijk is deze * onder de dochters van Jerusalem. |
5 Ant. Ista est speciosa * inter filias Jerusalem. |
| |
| |
| |
Psalm 147
God heeft de kinderen van het geestelijke Sion der Kerk gezegend, en enkelen van hen doen stralen in grote heiligheid. De ontferming des Heren heeft hen verzadigd als de bloem van tarwe.
Lauda, Jerusalem, Dominum; * lauda Deum tuum, Sion. |
Loof, Jerusalem, den Heer; * loof uw God, o Sion. |
Quoniam confortavit seras portarum tuarum; * benedixit filiis tuis in te. |
Want sterk maakte Hij de grendels uwer poorten, * en zegende uw kinderen in uw midden. |
Qui posuit fines tuos pacem; * et adipe frumenti satiat te. |
Hij schonk vrede aan uw gebied, * en verzadigde u met bloem van tarwe. |
Qui emittit eloquium suum terrae; * velociter currit sermo ejus. |
Hij zendt zijn bevel naar de aarde; * haastig snelt zijn woord. |
Qui dat nivem sicut lanam; * nebulam sicut cinerem spargit. |
Hij geeft zijn sneeuw als wol, * de nevel strooit Hij uit als as. |
Mittit crystallum suam sicut buccellas; * ante faciem frigoris ejus quis sustinebit? |
Hij werpt zijn ijs als brokken; * wie kan zijn koude verdragen? |
Emittet verbum suum, et liquefaciet ea; * flabit spiritus ejus, et fluent aquae. |
Hij geeft zijn bevel en doet hen smelten; * doet waaien zijn wind, en de wateren stromen. |
Qui annuntiat verbum suum Jacob; * justitias et judicia sua Israël. |
Hij maakt zijn woord bekend aan Jacob, * zijn bevelen en zijn recht aan Israël. |
Non fecit taliter omni nationi; * et judicia sua non manifestavit eis. |
Aldus heeft Hij geen enkel volk gedaan, * en hun zijn wetten niet doen kennen. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
|
Ant. Ista est speciosa inter filias Jerusalem. |
Ant. Bekoorlijk is deze onder de dochters van Jerusalem. |
| |
Kapittel 2 Cor. 10, 17-18
FRATRES: Qui gloriatur, in Domino glorietur. Non enim qui seipsum commendat, ille probatus est; sed quem Deus commendat. ℟. Deo gratias. |
BROEDERS, hij die roemt, laat hij roemen op den Heer. Want niet hij die zichzelven prijst, is goed bevonden; maar hij die door God wordt geprezen. ℟. Gode zij dank. |
| |
Lofzang
¶ De gewijzigde tekst van deze lofzang met melodie op bladz. 1569.
Jesu, corona Virginum,
quem Mater illa concipit, |
Jesus, der maagden lauwerkrans,
wien gene Moeder eens ontving |
| |
| |
die maagd'lijk baarde, zij alleen,
neem dit gebed in goedheid aan; |
quae sola Virgo parturit,
haec vota clemens accipe: |
Die tussen leliebloemen weidt,
omgeven door der maagden rei,
de bruidegom vol luister, die
zijn bruiden haar beloning schenkt. |
Qui pascis inter lilia,
septus choreis Virginum,
sponsus decorus gloria
sponsisque reddens praemia. |
Waarheen Gij gaat, daar volgen U
de maagden, die met lofgeroep
en zingend treden in uw spoor,
met klank van zoete liederen. |
Quocumque pergis, Virgines
sequuntur, atque laudibus
post te canentes cursitant,
hymnosque dulces personant. |
U bidden wij, dat rijker Gij
aan onze zinnen geven moogt
geen weet te hebben hoe dan ook
van wonden der geschondenheid. |
Te deprecamur largius,
nostris adauge sensibus,
nescire prorsus omnia
corruptionis vulnera. |
Lof, eer en kracht en heerlijkheid
zij God den Vader en den Zoon,
en ook den heil'gen Paracleet,
in aller eeuwen eeuwigheid. |
Laus, honor, virtus, gloria
Deo Patri, et Filio,
Sancto simul Paraclito,
in saeculorum saecula. |
Amen. |
Amen. |
℣. Bevalligheid ligt uitgegoten op uw lippen. ℟. Daarom heeft God u gezegend in eeuwigheid. |
℣. Diffusa est gratia in labiis tuis. ℟. Propterea benedixit te Deus in aeternum. |
Ant. Kom, bruid van Christus, * en ontvang de krans, welke de Heer voor u bereid heeft in eeuwigheid. |
Ant. Veni, Sponsa Christi, * accipe coronam, quam tibi Dominus praeparavit in aeternum. |
In de EERSTE VESPERS:
℣. Besef uw schoonheid en uw luister. ℟. Schrijd voorspoedig voort en heers. |
℣. Specie tua et pulchritudine tua. ℟. Intende, prospere procede, et regna. |
Ant. Kom, bruid van Christus, * en ontvang de krans, welke de Heer voor u bereid heeft in eeuwigheid. |
Ant. Veni, Sponsa Christi, * accipe coronam, quam tibi Dominus praeparavit in aeternum. |
Op de feesten van verscheidene maagden en martelaressen, in beide Vespers:
℣. In haar gevolg worden maagden tot den Koning geleid. ℟. Haar gezellinnen worden tot U gevoerd. |
℣. Adducentur Regi Virgines post eam. ℟. Proximae ejus afferentur tibi. |
| |
| |
Ant. Prudentes Virgines, * aptate vestras lampades: ecce Sponsus venit, exite obviam ei. |
Ant. Wijze maagden, * brengt uw lampen in gereedheid; zie, de Bruidegom komt, gaat Hem tegemoet. |
Lofzang Magnificat, bladz. 198.
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Op het feest van een maagd en martelares:
Oremus. - Deus, qui inter cetera potentiae tuae miracula etiam in sexu fragili victoriam martyrii contulisti: concede propitius; ut, qui beatae N. Virginis et Martyris tuae natalitia colimus, per ejus ad te exempla gradiamur. Per Dominum nostrum. |
Laat ons bidden. - God, die naast de overige wonderen van uw macht ook aan het zwakke geslacht de zege van het martelaarschap hebt geschonken; verleen goedgunstig dat wij, die het geboortefeest vieren van uw heilige maagd en martelares N., tot U mogen opgaan door haar voorbeeld te volgen. Door onzen Heer. |
Op het feest van een maagd niet-martelares:
Oremus. - Exaudi nos, Deus, salutaris noster: ut, sicut de beatae N. Virginis tuae festivitate gaudemus; ita piae devotionis erudiamur affectu. Per Dominum nostrum. |
Laat ons bidden. - Verhoor ons, God onze Heiland; opdat wij, die ons over het feest van uw heilige maagd N. verblijden, in innigheid van vrome toewijding worden onderwezen. Door onzen Heer. |
Op het feest van verscheidene maagden en martelaressen:
Oremus. - Da nobis, quaesumus, Domine, Deus noster, sanctarum Virginum et Martyrum tuarum N. et N. palmas incessabili devotione venerari: ut, quas digna mente non possumus celebrare; humilibus saltem frequentemus obsequiis. Per Dominum. |
Laat ons bidden. - Geef ons, vragen wij, Heer onze God, de zegepalmen van uw heilige maagden en martelaressen N. en N. met blijvende toewijding te eren; opdat wij haar, die wij niet naar waarde kunnen vieren, tenminste gedurig onze nederige hulde brengen. Door onzen Heer. |
|
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Benedicamus. |
Zegenen wij. |
Fidelium animae. |
Dat de zielen. |
Pater. |
Onze Vader. |
Dominus det nobis. |
De Heer geve ons. |
En tot slot een van de antifonen ter ere van de heilige Moeder van God, bladz. 200 vlg.
|
|