| |
Getijden op het feest van een belijder-bisschop
¶ Gedurende de Paastijd wordt aan alle antifonen en aan het vers Alleluja toegevoegd.
De Eerste Vespers kan men bidden zoals is aangegeven op bladz. 1268.
| |
De lauden
Tot aan het kapittel kan men de Lauden bidden, zoals deze voor de betreffende weekdag zijn aangegeven; in dit geval begint men onderstaande getijden met het kapittel. Ofwel bidt men het onderstaande in zijn geheel, dus met de hier aangegeven antifonen en psalmen.
Onze Vader. Wees gegroet. |
Pater. Ave. |
God, kom mij te hulp. |
Deus, in adjutorium. |
|
1 Ant. Ziehier de hogepriester, * die in zijn dagen aan God heeft behaagd, en gerechtig is bevonden. |
1 Ant. Ecce sacerdos magnus, * qui in diebus suis placuit Deo, et inventus est justus. |
De psalmen zoals op Zondag, bladz. 106.
2 Ant. Geen is er gevonden, * die gelijk hij de wet des Allerhoogsten heeft onderhouden. |
2 Ant. Non est inventus * similis illi, qui conservaret legem Excelsi. |
3 Ant. Daarom heeft de Heer gezworen * hem te doen uitgroeien tot zijn volk. |
3 Ant. Ideo jurejurando * fecit illum Dominus crescere in plebem suam. |
4 Ant. Priesters van God, * looft den Heer; dienaren des Heren, zingt God een lofzang toe, alleluja. |
4 Ant. Sacerdotes Dei, * benedicite Dominum: servi Domini, hymnum dicite Deo, alleluja. |
5 Ant. Goede en getrouwe die- |
5 Ant. Serve bone * et |
| |
| |
fidelis, intra in gaudium Domini tui. |
naar, * ga binnen in de vreugde van uw Heer. |
| |
Kapittel Eccli. 44, 16-17
ECCE sacerdos magnus, qui in diebus suis placuit Deo, et inventus est justus: et in tempore iracundiae factus est reconciliatio. ℟. Deo gratias. |
ZIEHIER de hogepriester, die in zijn dagen aan God heeft behaagd, en gerechtig is bevonden; en ten tijde der gramschap is hij een werktuig van verzoening geworden. ℟. Gode zij dank. |
| |
Lofzang
Jesu, Redemptor omnium,
perpes corona Praesulum,
in hac die clementius
nostris faveto precibus, |
Jesus, Verlosser van 't heelal,
der opperherders eeuw'ge kroon,
met groter mildheid neig uw oor
naar ons gebed op deze dag, |
Tui sacri qua nominis
Confessor almus claruit:
hujus celebrat annua
devota plebs solemnia. |
Nu straalt in heerlijkheid hij die
uw heil'ge Naam beleden heeft,
en 't U gewijde volk vol vreugd
te zijner eer het jaarfeest viert. |
Qui rite mundi gaudia
hujus caduca respuens,
cum Angelis caelestibus
laetus potitur praemiis, |
Hij die terecht de vreugden van
de aard' als nietig heeft veracht,
geniet nu met de engelen
des hemels blij het rijke loon. |
Hujus benignus annue
nobis sequi vestigia:
hujus precatu, servulis
dimitte noxam criminis. |
Geef in uw goedertierenheid
dat wij hem volgen in zijn spoor;
en op zijn voorbede vergeef
uw dienaren hun zondenschuld. |
Sit, Christe, Rex piissime,
tibi, Patrique gloria,
cum Spiritu Paraclito,
et nunc, et in perpetuum. |
U, Christus, allerliefste Vorst,
en aan uw Vader zij de eer,
en aan den Geest, den Paracleet,
nu en in alle eeuwigheid. |
Amen. |
Amen. |
℣. Justum deduxit Dominus per vias rectas. ℟. Et ostendit illi regnum Dei. |
℣. Den rechtvaardige heeft de Heer geleid langs rechte wegen. ℟. En Hij heeft hem het rijk van God doen aanschouwen. |
Ant. Euge, serve bone * et fidelis, quia in pauca fuisti fidelis, supra multa te constituam, dicit Dominus. |
Ant. Zeer wel, goede en trouwe dienaar, * omdat gij over weinig getrouw zijt geweest, zal Ik u over veel stellen, zegt de Heer. |
Lofzang Benedictus, bladz. 115.
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
| |
| |
Op het feest van een heiligen paus:
Laat ons bidden. - God, die uw Kerk op de hechtheid van de apostolische rots hebt bevestigd, en haar ontrukt aan het geweld van de poorten der hel; verleen, vragen wij, dat zij op voorspraak van den heiligen opperpriester N. in uwe waarheid volharde, en in uw bescherming voortdurend worde beveiligd. Door onzen Heer. |
Oremus. - Deus, qui Ecclesiam tuam, in apostolicae petrae soliditate fundatam, ab infernarum eruis terrore portarum: praesta, quaesumus; ut, intercedente beato N. Summo Pontifice, in tua veritate persistens, continua securitate muniatur. Per Dominum nostrum. |
Op het feest van een heiligen bisschop:
Laat ons bidden. - Geef, vragen wij, almachtige God, dat het eerbiedwaardig feest van uw heiligen belijder en bisschop N. onze toewijding aan U en ons heil mogen doen toenemen. Door onzen Heer. |
Oremus. - Da, quaesumus, omnipotens Deus: ut beati N. Confessoris tui atque Pontificis veneranda solemnitas, et devotionem nobis augeat et salutem. Per Dominum nostrum. |
Op het feest van een heiligen bisschop en kerkleraar:
Laat ons bidden. - God, die aan uw volk den heiligen N. tot bedienaar van het eeuwig heil hebt gegeven; verleen, vragen wij, dat wij hem, dien wij als leermeester des levens bezaten op aarde, tot voorspreker mogen hebben in de hemel. Door onzen Heer. |
Oremus. - Deus, qui populo tuo aeternae salutis beatum N. ministrum tribuisti: praesta, quaesumus; ut, quem Doctorem vitae habuimus in terris, intercessorem habere mereamur in caelis. Per Dominum nostrum. |
|
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Zegenen wij. |
Benedicamus. |
Dat de zielen. |
Fidelium animae. |
| |
De vespers
Tot aan het kapittel kan men de Vespers bidden, zoals zij voor de betreffende weekdag zijn aangegeven, en van het kapittel af voortgaan met hetgeen onder volgt. Ofwel bidt men het onderstaande in zijn geheel, dus met de hier aangegeven antifonen en psalmen.
Onze Vader. Wees gegroet. |
Pater. Ave. |
God, kom mij te hulp. |
Deus, in adjutorium. |
|
1 Ant. Ziehier de hogepriester, * die in zijn dagen aan God heeft behaagd, en gerechtig is bevonden. |
1 Ant. Ecce sacerdos magnus, * qui in diebus suis placuit Deo, et inventus est justus. |
| |
| |
De eerste vier psalmen zoals op Zondag, bladz. 189.
2 Ant. Non est inventus * similis illi, qui conservaret legem Excelsi. |
2 Ant. Geen is er gevonden, * die gelijk hij de wet des Allerhoogsten heeft onderhouden. |
3 Ant. Ideo jurejurando * fecit illum Dominus crescere in plebem suam. |
3 Ant. Daarom heeft de Heer gezworen * hem te doen uitgroeien tot zijn volk. |
4 Ant. Sacerdotes Dei, * benedicite Dominum: servi Domini, hymnum dicite Deo, alleluja. |
4 Ant. Priesters van God, * looft den Heer; dienaren des Heren, zingt God een lofzang toe, alleluja. |
5 Ant. Serve bone * et fidelis, intra in gaudium Domini tui. |
5 Ant. Goede en getrouwe dienaar, * ga binnen in de vreugde van uw Heer. |
In de EERSTE VESPERS wordt de volgende psalm vervangen door psalm 116: Laudate Dominum, omnes gentes, bladz. 1276.
| |
Psalm 131
Volgens zijn belofte aan David heeft God de priesters van het geestelijke Sion der Kerk bekleed met heil, en hen als brandende lampen geplaatst in zijn heiligdom.
Memento, Domine, David, * et omnis mansuetudinis ejus: |
Wees David indachtig, o Heer, * en al zijn zachtmoedigheid; |
Sicut juravit Domino, * votum vovit Deo Jacob: |
Hoe hij den Heer heeft gezworen, * een gelofte gedaan aan den God van Jacob: |
Si introiero in tabernaculum domus meae, * si ascendero in lectum strati mei: |
‘Ik zal mijn woontent niet binnengaan, * noch mijn legerstede beklimmen; |
Si dedero somnum oculis meis, * et palpebris meis dormitationem: |
Geen slaap zal ik gunnen aan mijn ogen, * noch sluimering aan mijn oogleden, |
Et requiem temporibus meis: donec inveniam locum Domino, * tabernaculum Deo Jacob. - |
Noch rust aan mijn slapen, tot ik een rustplaats vinde voor den Heer, * een woontent voor den God van Jacob’. - |
Ecce, audivimus eam in Ephrata; * invenimus eam in campis silvae. |
Zie, wij hoorden dat de ark verwijlde in Efrata, * wij hebben haar gevonden in een open plek van het woud. |
Introibimus in tabernaculum ejus; * adorabimus in loco, ubi steterunt pedes ejus. |
Wij zullen binnentreden in zijn woontent, * Hem aanbidden op de plaats waar zijn voeten staan. |
Surge, Domine, in requiem tuam, * tu et arca sanctificationis tuae. |
Sta op, Heer, en ga uw rustplaats binnen, * Gij en uw heilige ark. |
| |
| |
Dat uw priesters zich bekleden met gerechtigheid * en uw getrouwen jubelen van vreugde. |
Sacerdotes tui induantur justitiam; * et sancti tui exsultent. |
Om wille van David, uw dienaar, * wijs het gelaat van uw gezalfde niet af. - |
Propter David, servum tuum, * non avertas faciem Christi tui. - |
De Heer heeft aan David gezworen in zijn trouw, en zal het gestand doen: * ‘Uw Zoon, de vrucht van uw schoot, zal Ik doen zetelen op uw troon. |
Juravit Dominus David veritatem, et non frustrabitur eam: * De fructu ventris tui ponam super sedem tuam. |
Als uw zonen mijn verbond bewaren * en de wetten, welke Ik hun zal leren, |
Si custodierint filii tui testamentum meum * et testimonia mea haec, quae docebo eos: |
Zullen ook hun zonen tot in eeuwigheid * zitten op uw troon. |
Et filii eorum usque in saeculum, * sedebunt super sedem tuam. |
Want de Heer heeft Sion verkoren, * heeft haar verkoren tot zijn woning. |
Quoniam elegit Dominus Sion; * elegit eam in habitationem sibi. |
Zij is mijn rustplaats voor altijd en eeuwig, * hier zal Ik wonen want haar heb Ik verkoren. |
Haec requies mea in saeculum saeculi; * hic habitabo quoniam elegi eam. |
Haar weduwen zal Ik rijkelijk mijn zegen geven, * haar armen verzadigen met brood. |
Viduam ejus benedicens benedicam; * pauperes ejus saturabo panibus. |
Haar priesters zal Ik bekleden met heil, * en haar getrouwen zullen jubelen van vreugde. |
Sacerdotes ejus induam salutari; * et sancti ejus exsultatione exsultabunt. |
Daar zal Ik voor David een Hoorn doen ontspruiten, * een lamp ontsteken voor mijn gezalfde. |
Illuc producam cornu David, * paravi lucernam Christo meo. |
Zijn vijanden zal Ik overdekken met schaamte, * maar op zijn hoofd zal blinken mijn heilige kroon.’ |
Inimicos ejus induam confusione; * super ipsum autem efflorebit sanctificatio mea. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. Goede en getrouwe dienaar, ga binnen in de vreugde van uw Heer. |
Ant. Serve bone et fidelis, intra in gaudium Domini tui. |
| |
Kapittel Eccli. 44, 16-17
ZIEHIER de hogepriester, die in zijn dagen aan God heeft behaagd, en gerechtig is bevonden; en ten tijde der gramschap |
ECCE sacerdos magnus, qui in diebus suis placuit Deo, et inventus est justus: et in tempore ira- |
| |
| |
cundiae factus est reconciliatio. ℟. Deo gratias. |
is hij een werktuig van verzoening geworden. ℟. Gode zij dank. |
| |
Lofzang
¶ De gewijzigde tekst van deze lofzang met melodie op bladz. 1567.
Iste Confessor Domini sacratus,
festa plebs cujus celebrat per orbem,
hodie laetus meruit secreta
scandere caeli. |
Deze belijder van den Heer, de heil'ge
wiens feest het volk viert over gans de wereld,
mocht heden blijde opgaan tot de hoogste
hallen des hemels. |
Qui pius, prudens, humilis, pudicus,
sobrius, castus fuit et quietus,
vita dum praesens vegetavit ejus
corporis artus. |
Vroom en voorzichtig, nederig en zuiver
was hij, en matig, kuis en vol van vrede,
zolang dit leven 't samenstel bezielen
bleef van zijn lichaam. |
Ad sacrum cujus tumulum frequenter
membra languentum modo sanitati,
quolibet morbo fuerint gravata,
restituuntur. |
Bij zijne heil'ge grafstee worden dikwijls
leden van zieken nu aan de gezondheid,
door welke kwalen zij ook zijn getroffen,
wedergegeven. |
Unde nunc noster chorus in honorem
ipsius hymnum canit hunc libenter,
ut piis ejus meritis juvemur
omne per aevum. |
Daarom zingt nu ons koor te zijner ere
dankbaar en gretig deze blijde lofzang,
dat zijn verdiensten vroom ons mogen bijstaan
te allen tijde. |
Sit salus illi, decus atque virtus,
qui supra caeli residens cacumen,
totius mundi machinam gubernat
trinus et unus. |
Hem zij het heil, de luister en de sterkte,
die boven 't hoogst der hemelen gezeten,
van gans de wereld het bestel blijft leiden,
één en drievuldig. |
Amen. |
Amen. |
℣. Justum deduxit Dominus per vias rectas. ℟. Et ostendit illi regnum Dei. |
℣. Den rechtvaardige heeft de Heer geleid langs rechte wegen. ℟. En Hij heeft hem het rijk van God doen aanschouwen. |
Ant. Amavit eum Domi- |
Ant. De Heer heeft hem liefge- |
| |
| |
had * en hem getooid; Hij heeft hem bekleed met het gewaad der heerlijkheid en hem gekroond bij de poorten van het paradijs. |
nus, * et ornavit eum: stolam gloriae induit eum, et ad portas paradisi coronavit eum. |
In de EERSTE VESPERS:
℣. De Heer heeft hem liefgehad en hem getooid. ℟. Hij heeft hem bekleed met het gewaad der heerlijkheid. |
℣. Amavit eum Dominus et ornavit eum. ℟. Stolam gloriae induit eum. |
Ant. Priester en bisschop, * en beoefenaar der deugden, goede herder van uw volk, bid voor ons tot den Heer. |
Ant. Sacerdos et Pontifex, * et virtutum opifex, pastor bone in populo, ora pro nobis Domino. |
Op het feest van een kerkleraar, in beide Vespers, na een der beide boven aangegeven verzen:
Ant. O zeer verheven leraar, * licht van de heilige Kerk, heilige N., minnaar van Gods wet, spreek voor ons ten beste bij den Zoon van God. |
Ant. O Doctor optime, * Ecclesiae sanctae lumen, beate N., divinae legis amator, deprecare pro nobis Filium Dei. |
Lofzang. Magnificat, bladz. 198.
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Op het feest van een heiligen paus:
Laat ons bidden. - God, die uw Kerk op de hechtheid van de apostolische rots hebt bevestigd, en haar ontrukt aan het geweld van de poorten der hel; verleen, vragen wij, dat zij op voorspraak van den heiligen opperpriester N. in uwe waarheid volharde, en in uw bescherming voortdurend worde beveiligd. Door onze Heer. |
Oremus. - Deus, qui Ecclesiam tuam, in apostolicae petrae soliditate fundatam, ab infernarum eruis terrore portarum: praesta, quaesumus; ut, intercedente beato N. Summo Pontifice, in tua veritate persistens, continua securitate muniatur. Per Dominum nostrum. |
Op het feest van een heiligen bisschop:
Laat ons bidden. - Geef, vragen wij, almachtige God, dat het eerbiedwaardig feest van uw heiligen belijder en bisschop N. onze toewijding aan U en ons heil mogen doen toenemen. Door onzen Heer. |
Oremus. - Da, quaesumus, omnipotens Deus: ut beati N. Confessoris tui atque Pontificis veneranda solemnitas, et devotionem nobis augeat et salutem. Per Dominum nostrum. |
Op het feest van een heiligen bisschop en kerkleraar;
Laat ons bidden. - God, die aan uw volk den heiligen N. tot |
Oremus. - Deus, qui populo tuo aeternae salutis |
| |
| |
beatum N. ministrum tribuisti: praesta, quaesumus; ut, quem Doctorem vitae habuimus in terris, intercessorem habere mereamur in caelis. Per Dominum nostrum. |
bedienaar van het eeuwig heil hebt gegeven; verleen, vragen wij, dat wij hem, dien wij als leermeester des levens bezaten op aarde, tot voorspreker mogen hebben in de hemel. Door onzen Heer. |
|
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Benedicamus. |
Zegenen wij. |
Fidelium animae. |
Dat de zielen. |
Pater. |
Onze Vader. |
Dominus det nobis. |
De Heer geve ons. |
En tot slot een van de antifonen ter ere van de heilige Moeder van God, bladz. 200 vlg.
|
|