| |
| |
| |
Getijden op de feestdag van den heiligen Stephanus
(26 december)
Dit feest, dat ouder is dan het Kerstfeest, heeft terecht, zoals de heilige Fulgentius in de lezing der Metten zegt, zijn plaats op deze dag behouden: vierden wij gisteren de geboorte van onzen eeuwigen Koning, vandaag vieren wij het lijden van zijn eersten soldaat. Want het wapen van dezen strijder, gaat Fulgentius voort, was de liefde van Christus. Door deze liefde geleid, liet Stephanus zich gewillig naar de martelplaats voeren; deze liefde gaf hem in aan zijn vervolgers in het gezicht van de dood de waarheid te verkondigen, en stervend nog voor hen te bidden. Nog voor zijn dood werd het den heiligen diaken gegeven den Heer in zijn hemelse heerlijkheid te aanschouwen. Vooral dit laatste wonder doet de Kerk ons in de getijden van deze dag telkens opnieuw bezingen.
| |
De lauden
Pater. Ave. |
Onze Vader. Wees gegroet. |
Deus, in adjutorium. |
God, kom mij te hulp. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
LAPIDAVERUNT Stephanum, * et ipse invocabat Dominum, dicens: Ne statuas illis hoc peccatum. |
ZIJ HEBBEN Stephanus gestenigd, * en hij riep tot den Heer, zeggend: Reken hun deze zonde niet aan. |
De psalmen zoals op Zondag, bladz. 106.
2 Ant. Lapides torrentis * illi dulces fuerunt: ipsum sequuntur omnes animae justae. |
2 Ant. Stenen uit een beek * waren hem vol zoetheid; hem volgen alle rechtvaardige zielen. |
3 Ant. Adhaesit anima mea * post te, quia caro mea lapidata est pro te, Deus meus. |
3 Ant. Mijn ziel kleeft U aan, * want mijn lichaam is voor U, mijn God, gestenigd. |
4 Ant. Stephanus vidit * caelos apertos, vidit, et introivit: beatus homo, cui caeli patebant. |
4 Ant. Stephanus zag * de hemelen geopend; hij zag, en is binnengegaan; zalig de mens voor wien de hemelen werden geopend. |
5 Ant. Ecce video * caelos apertos, et Jesum stantem a dextris virtutis Dei. |
5 Ant. Zie, ik aanschouw * de hemelen geopend, en Jesus staande aan de rechterhand van Gods kracht. |
| |
Kapittel Hand. 6, 8
Stephanus autem plenus gratia et fortitudine, facie- |
Stephanus nu, vol genade en kracht, verrichtte grote wonde- |
| |
| |
ren en tekenen onder het volk. ℟. Gode zij dank. |
bat prodigia et signa magna in populo. ℟. Deo gratias. |
Lofzang Martyr Dei qui unicum, bladz. 1236.
℣. Vrome mannen hebben Stephanus begraven. ℟. En hebben een grote rouwklacht over hem aangeheven. |
℣. Sepelierunt Stephanum viri timorati. ℟. Et fecerunt planctum magnum super eum. |
Ant. Stephanus nu, * vol genade en kracht, verrichtte grote tekenen onder het volk. |
Ant. Stephanus autem * plenus gratia et fortitudine, faciebat signa magna in populo. |
Lofzang Benedictus, bladz. 115.
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
|
Laat ons bidden. - Geef ons, vragen wij, Heer, na te volgen wat wij vereren, opdat wij ook onze vijanden leren beminnen; nu wij het geboortefeest vieren van hem, die zelfs voor zijn vervolgers wist te bidden tot onzen Heer Jesus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst. |
Oremus. - Da nobis, quaesumus, Domine, imitari quod colimus: ut discamus et inimicos diligere; quia ejus natalitia celebramus, qui novit etiam pro persecutoribus exorare Dominum nostrum Jesum Christum, Filium tuum: Qui tecum vivit et regnat. |
|
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Zegenen wij. |
Benedicamus. |
Dat de zielen. |
Fidelium animae. |
| |
De vespers
Tot aan het kapittel zijn de Vespers gelijk aan die op het feest van de Geboorte des Heren, bladz. 549.
| |
Kapittel Hand. 6, 8
STEPHANUS nu, vol genade en kracht, verrichtte grote wonderen en tekenen onder het volk. ℟. Gode zij dank. |
STEPHANUS autem plenus gratia et fortitudine, faciebat prodigia et signa magna in populo. ℟. Deo gratias. |
Lofzang Deus tuorum militum, bladz. 1239.
℣. Stephanus zag de hemelen geopend. ℟. Hij zag, en is binnengegaan; zalig de mens voor wien de hemelen werden geopend. |
℣. Stephanus vidit caelos apertos. ℟. Vidit, et introivit: beatus homo, cui caeli patebant. |
Ant. Vrome mannen * hebben Stephanus begraven, en hebben een grote rouwklacht over hem aangeheven. |
Ant. Sepelierunt Stephanum * viri timorati, et fecerunt planctum magnum super eum. |
| |
| |
Lofzang Magnificat, bladz. 198.
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Oremus. - Da nobis, quaesumus, Domine, imitari quod colimus: ut discamus et inimicos diligere; quia ejus natalitia celebramus, qui novit etiam pro persecutoribus exorare Dominum nostrum Jesum Christum, Filium tuum: Qui tecum vivit et regnat. |
Laat ons bidden. - Geef ons, vragen wij, Heer, na te volgen wat wij vereren, opdat wij ook onze vijanden leren beminnen; nu wij het geboortefeest vieren van hem, die zelfs voor zijn vervolgers wist te bidden tot onzen Heer Jesus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst. |
Gedachtenis van den heiligen apostel Joannes, wiens feest morgen wordt gevierd:
Ant. Iste est Joannes, * qui supra pectus Domini in coena recubuit: beatus Apostolus, cui revelata sunt secreta caelestia. |
Ant. Dit is Joannes, * die bij het avondmaal aan de borst des Heren heeft gerust; de heilige apostel, aan wien de geheimen des hemels zijn geopenbaard. |
℣. Valde honorandus est beatus Joannes. ℟. Qui supra pectus Domini in coena recubuit. |
℣. Ten zeerste moeten wij eren den heiligen Joannes. ℟. Die bij het avondmaal aan de borst des Heren heeft gerust. |
Oremus. - Ecclesiam tuam, Domine, benignus illustra: ut beati Joannis Apostoli tui et Evangelistae illuminata doctrinis, ad dona perveniat sempiterna. |
Laat ons bidden. - Verlicht, Heer, genadig uw Kerk; opdat zij, door de lering van uw heiligen apostel en evangelist Joannes overstraald, tot de eeuwige goederen kome. |
Gedachtenis van het octaaf van de Geboorte des Heren:
Ant. Hodie * Christus natus est: hodie Salvator apparuit: hodie in terra canunt Angeli, laetantur Archangeli: hodie exsultant justi, dicentes: Gloria in excelsis Deo, alleluja. |
Ant. Heden * is Christus geboren; heden is ons de Verlosser verschenen; heden zingen de engelen op aarde, jubelen de aartsengelen; heden verheugen zich de rechtvaardigen en zeggen: Ere zij God in den hoge, alleluja. |
℣. Notum fecit Dominus, alleluja. ℟. Salutare suum, alleluja. |
℣. De Heer heeft doen kennen alleluja. ℟. Zijn heil, alleluja. |
Oremus. - Concede, quaesumus, omnipotens Deus: |
Laat ons bidden - Verleen, vragen wij, almachtige God, dat |
| |
| |
de nieuwe geboorte in het vlees van uw eniggeboren Zoon ons verlosse, die de oude slavernij onder het juk der zonde houdt. Door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. |
ut nos Unigeniti tui nova per carnem Nativitas liberet; quos sub peccati jugo vetusta servitus tenet. Per eundem Dominum nostrum. |
|
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Zegenen wij. |
Benedicamus. |
Dat de zielen. |
Fidelium animae. |
Onze Vader. |
Pater. |
De Heer geve ons. |
Dominus det nobis. |
En tot slot de antifoon ter ere van de heilige Moeder van God, Alma Redemptoris Mater, bladz. 200.
| |
Gebed ter ere van den heiligen Stephanus
Almachtige, eeuwige God, die het heilige lichaam uwer Kerk met de veelvuldige kracht der heiligen siert, en die de eerstelingen van het martelaarschap hebt gesticht in het bloed van uw roemrijken leviet Stephanus, geef ons zijn geboortedag met bijzonder eerbewijs te vieren; want wij weten zeker dat voor uw gelovigen ten beste kan spreken hij, die in navolging van de liefde des Heren zelfs voor zijn beulen heeft gebeden. Verleen, vragen wij, door zijn voorbede, dat de levenden het heil, en de doden de eeuwige rust verkrijgen.
| |
Gebed tot den heiligen Stephanus van den heiligen Anselmus
Heilige Stephanus, krachtige strijder Gods, gij eerste in de zalige rij van Gods martelaren, ik heb vernomen hoe, toen gij nog op aarde waart, gij in zulk een glans van heiligheid hebt geschitterd, dat uw eerbiedwaardig aangezicht lichtte als dat van een engel. Zulk een reinheid van hart straalde in u, dat uw zalige ogen God hebben aanschouwd in zijn heerlijkheid. In zulk een liefde en goedheid waart gij ontbrand, dat uw vrome mond vol mildheid voor uw harteloze beulen heeft gebeden. Ik ben bevreesd voor het strenge oordeel van den rechtvaardigen rechter; ik, zondaar en schuldige, ben bevreesd voor de verdiende straf. Daarom heb ik een helper nodig. Mijn troost en mijn beschutting vind ik daarin, dat ik u als mijn voorspreker kan afvaardigen, om voor mij uw almachtigen vriend, mijn en uw Heer en Schepper, genadig te stemmen. Want ik weet en op grond van uw grote verdiensten ben ik er zeker van, dat
| |
| |
gij het kunt. Wegens uw rijke liefde vertrouw ik er op, dat gij het wilt. En om wille van de onmetelijke ontferming van den rechter hoop ik, dat Hij deze bede niet zal weigeren.
Aanschouw, goede Stephanus, mijn ellende, en breid uw liefde over haar uit. Zie, de schuldenaar staat voor zijn vreeswekkenden rechter. Vele en zware misdrijven worden hem ten laste gelegd. Zowel het eigen geweten als de ogen van den rechter zelf getuigen tegen hem. Hij heeft geen goede daden verricht, welke tegen het kwaad zouden opwegen. Niemand van de vrienden des rechters heeft hij zich door dienstbetoon in het verleden tot voorspreker verworven; allen heeft hij beledigd en zo tot aanklagers gemaakt. Kom gij te hulp, die onder het geweld van stenen barmhartig zijt geweest voor wie u stenigden. Bid gij voor hem, gij die bij denzelfden rechter voor uw moordenaars tot voorspreker zijt geworden. Zeg, o goede, tot uw algoeden en beminden vriend, zeg tot Hem: Heer, reken hem deze zonden niet aan. Zeg voor den arme die u aanroept, wat gij ook gezegd hebt voor het volk dat u heeft omgebracht. Zeg het in uw milde liefde; en ik ben er zeker van, dat de genadigste Heer al mijn boosheid zal vergeven. Want Hij is vol ontferming, Hij, mijn Schepper; ik echter ben arm en zijn maaksel; gij zijt de geliefde vriend van Hem, die geprezen is in eeuwigheid. Amen.
|
|