| |
Getijden op de feesten der heilige engelen
De Eerste Vespers zijn gelijk aan de Vespers op bladz. 1179, behalve de veranderingen die aldaar voor de Eerste Vespers zijn aangegeven.
| |
De lauden
Pater. Ave. |
Onze Vader. Wees gegroet. |
Deus, in adjutorium. |
God, kom mij te hulp. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
ANGELIS suis * Deus mandavit de te, ut custodiant te in omnibus viis tuis. |
AAN zijn engelen * heeft God het bevel gegeven u op al uw wegen te bewaren. |
De psalmen zoals op Zondag, bladz. 106.
2 Ant. Laudemus Dominum, * quem laudant Angeli, quem Cherubim et Seraphim, sanctus, sanctus, sanctus proclamant. |
2 Ant. Laat ons loven den Heer, * dien de engelen prijzen, en aan wien de cherubim en seraphim toezingen: Heilig, heilig, heilig. |
3 Ant. Angeli eorum * semper vident faciem Patris mei, qui est in caelis. |
3 Ant. Hun engelen * zien altijd het aangezicht van mijn Vader, die in de hemelen is. |
4 Ant. Benedictus Deus, * qui misit Angelum suum, et eruit servos suos, qui crediderunt in eum. |
4 Ant. Gezegend zij God, * die zijn engel heeft gezonden, en zijn dienaren heeft bevrijd die in Hem hebben geloofd. |
5 Ant. Laudate Deum, * omnes Angeli ejus: laudate eum, omnes Virtutes ejus. |
5 Ant. Looft God, * al zijn engelen; looft Hem, al zijn krachten. |
| |
Kapittel Exod. 23, 20-21
Ecce ego mittam Angelum meum, qui praecedat te et custodiat in via et introducat in locum quem paravi. Observa eum et audi vocem ejus. ℟. Deo gratias. |
Zie, Ik zend mijn engel die voor u uit zal gaan en u zal bewaren op de weg, en die u zal binnenleiden in de plaats welke Ik bereid heb. Geef acht op hem, en luister naar hem. ℟. Gode zij dank. |
| |
| |
| |
Lofzang van den zaligen Rabanus Maurus
Christus, der heil'ge engelen het sieraad,
hoeder der mensen die Gij hebt geschapen,
geef in uw goedheid ons te mogen gaan ten
eeuwigen hemel. |
Christe, sanctorum decus Angelorum,
rector humani generis et auctor:
nobis aeternum tribue benignus
scandere caelum. |
In uw genade zend tot deze woning
Michaël neder, engel van de vrede;
dat op zijn komst ons snel moge gedijen
alles tot welstand. |
Angelum pacis Michaël ad istam
caelitus mitti rogitamus aulam;
nobis ut crebro veniente crescant
prospera cuncta. |
Dat te verdrijven onzen ouden vijand
daal' uit den hoge Gabriël, de sterke,
om steeds opnieuw in deze onze tempel
binnen te treden. |
Angelus fortis Gabriël, ut hostem
pellat antiquum, volitet ab alto,
saepius templum veniens ad istud
visere nostrum. |
Zend ons uw engel, heler der gezondheid,
neer uit de hemel, Raphaël; om alle
zieken te helen, en ook tevens onze
daden te leiden. |
Angelum nobis, medicum salutis,
mitte de caelis Raphaël, ut omnes
sanet aegrotos, pariterque nostros
dirigat actus. |
Moge Maria, Moeder onzes Heren,
en in de hemel alle engelkoren,
gans ook de heil'ge hemelse gemeente
ons altijd bijstaan. |
Hinc Dei nostri Genitrix Maria,
totus et nobis chorus Angelorum
semper assistat, simul et beata
concio tota. |
Geef ons dit, zaal'ge hoogverheven Godheid,
Vader en Zoon en Heil'ge Geest, wier glorie
alom weerschalt in nimmer zwijgend loflied
door heel de wereld. |
Praestat hoc nobis Deitas beata
Patris ac Nati pariterque Sancti
Spiritus, cujus reboat in omni
gloria mundo. |
Amen. |
Amen. |
| |
| |
℣. Stetit Angelus juxta aram templi. ℟. Habens thuribulum aureum in manu sua. |
℣. De engel stond naast het altaar van de tempel. ℟. Met in zijn hand een gouden wierookvat. |
Ant. Factum est * silentium in caelo, dum draco committeret bellum; et Michaël pugnavit cum eo, et fecit victoriam, alleluja. |
Ant. Een stilte ontstond * in de hemel, toen de draak de strijd ontketende; maar Michaël heeft hem bevochten, en heeft de overwinning behaald, alleluja. |
Lofzang Benedictus, bladz. 115.
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
|
Oremus. - Deus, qui, miro ordine, Angelorum ministeria hominumque dispensas: concede propitius; ut, a quibus tibi ministrantibus in caelo semper assistitur, ab his in terra vita nostra muniatur. Per Dominum nostrum. |
Laat ons bidden. - God, die de taak van engelen en mensen in wonderbare orde regelt, verleen goedgunstig: dat zij, die in de hemel steeds voor uw aanschijn staan en U dienen, op aarde de beschermers van ons leven zijn. Door onzen Heer. |
|
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Benedicamus. |
Zegenen wij, |
Fidelium animae. |
Dat de zielen. |
| |
De vespers
Pater. Ave. |
Onze Vader. Wees gegroet. |
Deus, in adjutorium. |
God, kom mij te hulp. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
STETIT Angelus * juxta aram templi, habens thuribulum aureum in manu sua. |
DE ENGEL stond * naast het altaar van de tempel, met in zijn hand een gouden wierookvat. |
De eerste vier psalmen zoals op Zondag, bladz. 189 vlg.
2 Ant. Dum proeliaretur * Michaël Archangelus cum dracone, audita est vox dicentium: Salus Deo nostro, alleluja. |
2 Ant. Toen de aartsengel Michaël * streed met den draak, werd de stem gehoord van hen die zeiden: Heil zij onzen God, alleluja. |
3 Ant. Archangele Michaël, * constitui te principem super omnes animas suscipiendas. |
3 Ant. Aartsengel Michaël, * Ik heb u aangesteld tot vorst over alle zielen om hen te geleiden. |
4 Ant. Angeli Domini, * Dominum benedicite in aeternum. |
4 Ant. Engelen des Heren, * looft den Heer in eeuwigheid. |
| |
| |
5 Ant. Engelen, aartsengelen, * tronen en heerschappijen, vorstendommen en machten, krachten der hemelen, looft den Heer in de hemel, alleluja. |
5 Ant. Angeli, Archangeli, * Throni et Dominationes, Principatus et Potestates, Virtutes caelorum, laudate Dominum de caelis, alleluja. |
In de EERSTE VESPERS wordt de volgende psalm vervangen door psalm 116: Laudate Dominum, omnes gentes, bladz. 1191.
| |
Psalm 137
U zal ik loven, Heer, uit geheel mijn hart, * want Gij hebt geluisterd naar de woorden van mijn mond. |
Confitebor tibi, Domine, in toto corde meo; * quoniam audisti verba oris mei. |
Ten aanschouwen van de engelen zal ik U bezingen, * U aanbidden in uw heilige tempel, en prijzen uw Naam, |
In conspectu Angelorum psallam tibi; * adorabo ad templum sanctum tuum, et confitebor nomini tuo. |
Om wille van uw ontferming en uw trouw, * want boven alles hebt Gij uw heilige Naam verheerlijkt. |
Super misericordia tua, et veritate tua; * quoniam magnificasti super omne, nomen sanctum tuum. |
Op welke dag ik U ook aanroep, verhoor mij * en vermeerder de kracht mijner ziel. |
In quacumque die invocavero te, exaudi me; * multiplicabis in anima mea virtutem. |
Dat U prijzen, Heer, alle vorsten der aarde, * want zij hebben alle woorden van uw mond verstaan. |
Confiteantur tibi, Domine, omnes reges terrae; * quia audierunt omnia verba oris tui; |
En dat zij bezingen de wegen des Heren, * want groot is de heerlijkheid des Heren. |
Et cantent in viis Domini; * quoniam magna est gloria Domini. |
Want verheven is de Heer; toch ziet Hij neer op het kleine, * maar het trotse kent Hij van verre. |
Quoniam excelsus Dominus, et humilia respicit; * et alta a longe cognoscit. |
Wanneer ik wandel te midden van kwelling, behoudt Gij mij in het leven; * Gij strekt uw hand uit tegen de toorn mijner vijanden, en uw rechterhand is mijn heil. |
Si ambulavero in medio tribulationis, vivificabis me; * et super iram inimicorum meorum extendisti manum tuam, et salvum me fecit dextera tua. |
De Heer zal mij vergelding schenken; * Heer, uw ontferming is in eeuwigheid; versmaad niet het werk uwer handen. |
Dominus retribuet pro me; * Domine, misericordia tua in saeculum; opera manuum tuarum ne despicias. |
|
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
| |
| |
Ant. Angeli, Archangeli, Throni et Dominationes, Principatus et Potestates, Virtutes caelorum, laudate Dominum de caelis, alleluja. |
Ant. Engelen, aartsengelen, tronen en heerschappijen, vorstendommen en machten, krachten der hemelen, looft den Heer in de hemel, alleluja. |
| |
Kapittel Openb. 1, 1-2
Significavit Deus quae oportet fieri cito, loquens per Angelum suum servo suo Joanni, qui testimonium perhibuit verbo Dei, et testimonium Jesu Christi, quaecumque vidit. ℟. Deo gratias. |
God maakte bekend wat weldra geschieden moet, sprekend door middel van zijn engel tot zijn dienaar Joannes. Deze betuigt het woord van God en het getuigenis van Jesus Christus: al wat hij heeft gezien. ℟. Gode zij dank. |
| |
Lofzang van den zaligen Rabanus Maurus
¶ Van deze lofzang vindt men de gewijzigde tekst (Te, splendor et virtus Patris) met melodie op bladz. 1554.
Tibi, Christe, splendor Patris,
vita, virtus cordium,
in conspectu Angelorum
votis, voce psallimus:
alternantes concrepando
melos damus vocibus. |
U, o Christus, glans des Vaders,
leven, sterkte van ons hart,
zingen voor het koor des hemels
wij onze gebeden toe;
jubelend in klare beurtzang
klinken onze stemmen op. |
Collaudamus venerantes
omnes caeli milites,
sed praecipue Primatem
caelestis exercitus:
Michaëlem, in virtute
conterentem zabulum. |
Erend prijzen wij tezamen
gans het hemels krijgerstal,
bovenal den eersten veldheer
van het geestelijke heir:
Michaël, die overmachtig
ons den duivel overwint. |
Quo custode procul pelle,
Rex Christe piissime,
omne nefas inimici:
mundo corde et corpore,
paradiso redde tuo
nos sola clementia. |
Door zijn bijstand verdrijf verre,
Christus, liefdevolle Vorst,
alle onheil van den vijand;
leid ons, rein van hart en lijf,
naar uw paradijs langs wegen
die slechts uwe goedheid kent. |
Gloriam Patri melodis
personemus vocibus,
gloriam Christo canamus,
gloriam Paraclito,
qui trinus et unus Deus
exstat ante saecula. |
Laat ons heerlijkheid den Vader
toezingen met blijde stem,
laat ons Christus glorie brengen,
eer ook aan den Paracleet,
God, drievoudig, één in Wezen,
die was vóór de eeuwigheid. |
Amen. |
Amen. |
| |
| |
Op het feest van de heilige Engelbewaarders (2 October) wordt de volgende lofzang van den heiligen Robertus Bellarminus gezongen (Melodie op bladz. 1555).
Der mensen hoeders, de engelen, zingen wij,
die onze zwakke aard God uit den hoge als
helpers heeft toegevoegd, dat ons geen boze list
van de vijanden nederwerpt. |
Custodes hominum psallimus Angelos
naturae fragili quos Pater addidit
caelestis comites, insidiantibus
ne succumberet hostibus. |
De engel toch die uit hoogmoed gevallen is,
terecht gestoten van zijn hoge ereplaats,
van afgunst brandend zoekt hij te verderven hen
die de Heer tot zijn hemel roept. |
Nam quod corruerit proditor angelus,
concessis merito pulsus honoribus,
ardens invidia pellere nititur,
quos caelos Deus advocat. |
En daarom, wachter, wees ons met uw hulp nabij,
verdrijf van 't vaderland dat u is toevertrouwd,
de ziekten van de geest, alles wat schaden kan
aan de rust van haar kinderen. |
Huc, custos, igitur pervigil advola,
avertens patria de tibi credita
tam morbos animi, quam requiescere
quidquid non sinit incolas. |
Aan God drievuldig zij glorie in eeuwigheid,
wiens altijddurende gunst het bestel bestiert
van de drievoudige schepping; zijn heerlijkheid
heerst voor immer en eindeloos. |
Sanctae sit Triadi laus pia jugiter,
cujus perpetuo numine machina
triplex haec regitur, cujus in omnia
regnat gloria saecula. |
Amen. |
Amen. |
℣. Ten aanschouwen van de engelen zal ik U bezingen, mijn God. ℟. U aanbidden in uw heilige tempel, en prijzen uw Naam. |
℣. In conspectu Angelorum psallam tibi, Deus meus. ℟. Adorabo ad templum sanctum tuum, et confitebor nomini tuo. |
Ant. Roemrijkste vorst, * aartsengel Michaël, wees ons indachtig; hier en overal bid te allen tijde voor ons tot den Zoon van God, alleluja, alleluja. |
Ant. Princeps gloriosissime, * Michaël Archangele, esto memor nostri: hic et ubique semper precare pro nobis Filium Dei, alleluja, alleluja. |
| |
| |
In de EERSTE VESPERS:
℣. Stetit Angelus juxta aram templi. ℟. Habens thuribulum aureum in manu sua. |
℣. De engel stond naast het altaar van de tempel. ℟. Met in zijn hand een gouden wierookvat. |
Ant. Dum sacrum mysterium * cerneret Joannes, Archangelus Michaël tuba cecinit: Ignosce, Domine Deus noster, qui aperis librum, et solvis signacula ejus, alleluja. |
Ant. Toen Joannes * het heilig geheim aanschouwde, stak de aartsengel Michaël de bazuin: Schenk vergeving, Heer onze God, Gij die het boek opent en zijn zegelen ontsluit, alleluja. |
Lofzang Magnificat, bladz. 198.
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
|
Oremus. - Deus, qui, miro ordine, Angelorum ministeria hominumque dispensas: concede propitius; ut, a quibus tibi ministrantibus in caelo semper assistitur, ab his in terra vita nostra muniatur. Per Dominum nostrum. |
Laat ons bidden. - God, die de taak van engelen en mensen in wonderbare orde regelt, verleen goedgunstig: dat zij, die in de hemel steeds voor uw aanschijn staan en U dienen, op aarde de beschermers van ons leven zijn. Door onzen Heer. |
|
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Benedicamus. |
Zegenen wij. |
Fidelium animae. |
Dat de zielen. |
Pater. |
Onze Vader. |
Dominus det nobis. |
De Heer geve ons. |
En tot slot een van de antifonen ter ere van de heilige Moeder van God, bladz. 200 vlg.
|
|