grager hebben aanvaard, omdat er tevens door wordt uitgedrukt hoe de Moeder des Heren met haar verheerlijkt lichaam ten hemel is opgenomen, en hoe het een mens is die ons daar met zulk een Godverlichte liefde bemint en beschermt.
Overweging (naar Nicolaas Cabasilas) - De heilige Moeder Gods was niet slechts een werktuig in de handen van den Schepper. Zelf heeft zij den Heer van het heelal op aarde doen nederdalen; zij heeft dit verdiend door een ongerept leven, door haar heiligheid, haar verzaking aan alle kwaad, haar beoefening van alle deugden; door haar ziel, die zuiverder was dan het licht; door haar van de geest geleid lichaam, dat stralender was dan de zon, reiner dan de hemel en heiliger dan de tronen der cherubim; door haar hart, dat geheel gegrepen was door een liefde tot God welke alle andere verlangens in zich opnam en omvormde. Door zo haar lichaam en ziel dienstbaar te maken, heeft zij een schoonheid verworven, die de blik van God tot haar trok en die met haar luister de menselijke natuur heeft verrijkt.
Als de alheilige Maagd zich niet daarop met lichaam en hart had voorbereid, zou God den mens niet met welgevallen hebben beschouwd en evenmin tot hem zijn afgedaald. Als de Maagd niet had geloofd en toegestemd, zou de wil van God zich niet in ons hebben kunnen vervullen. Op de aarde moesten een ziel en een lichaam gereed zijn om Hem te ontvangen, om zijn komst voor te bereiden en den mens door zichzelf tot de hergeboorte des heils te brengen. Aldus heeft de Onbevlekte ingestemd met het door God afgekondigde werk der verlossing, en het bekrachtigd. Aldus was de menswording van het Woord niet alleen het werk van de kracht des Vaders en van zijn Geest, maar ook van de wil en het geloof van een Maagd.
Het meest bewonderenswaardig is wel, dat de Maagd op zo groot een mysterie, haar van te voren geheel onbekend, volkomen was voorbereid, en dat zij, in de rust van haar ziel en de zuiverheid van haar hart welke daarmede in overeenstemming waren, de onverwachte komst van God heeft ontvangen. ‘Zie de dienstmaagd des Heren.’ Deze woorden veranderen de aarde in een hemel, maken het paradijs voor de mensen wederom toegankelijk, verenigen hemel en aarde tot één enkel koor rond Hem die beide gelijkelijk toebehoort; want uit de hemel is Hij op aarde nedergedaald en, hoewel bewoner van de hemel, is Hij bewoner der aarde geworden.