| |
Getijden ter ere van het allerheiligst hart van Jesus
De eerste vespers
Pater. Ave. |
Onze Vader. Wees gegroet. |
Deus, in adjutorium. |
God, kom mij te hulp. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
SUAVI jugo tuo * dominare, Domine, in medio inimicorum tuorum. |
DOOR uw zoete juk, * o Heer, heers te midden uwer vijanden. |
Psalm 109: Dixit Dominus Domino meo, bladz. 189.
2 Ant. Misericors * et miserator Dominus: escam dedit timentibus se. |
2 Ant. Barmhartig * en genadig is de Heer; Hij geeft voedsel aan wie Hem vrezen. |
Psalm 110: Confitebor tibi, Domine, bladz. 190.
3 Ant. Exortum est * in tenebris lumen rectis; misericors et miserator Dominus. |
3 Ant. Voor de vromen * is een Licht opgegaan in het duister: de Heer van genade en ontferming. |
Psalm 111: Beatus vir qui timet Dominum, bladz. 192.
4 Ant. Quid retribuam Domino * pro omnibus quae retribuit mihi? |
4 Ant. Wat zal ik den Heer wedergeven * voor al wat Hij mij heeft geschonken? |
Psalm 115: Credidi propter quod locutus sum, bladz. 864.
5 Ant. Apud Dominum * propitiatio est, et copiosa apud eum redemptio. |
5 Ant. Bij den Heer * is ontferming, en overvloedig is zijn verlossing. |
Psalm 129: De profundis clamavi ad te Domine, bladz. 550.
| |
Kapittel Eph. 3, 8-9
Fratres; Mihi omnium sanctorum minimo data est gratia haec, in gentibus |
Broeders: mij, den geringste van alle heiligen, is deze genadegave geschonken: aan de heide- |
| |
| |
nen de blijde boodschap te brengen van de onnaspeurlijke rijkdommen van Christus, en aan allen te doen weten, welke de bedeling is van het geheim dat van eeuwigheid in God was verborgen. ℟. Gode zij dank. |
evangelizare investigabiles divitias Christi; et illuminare omnes, quae sit dispensatio sacramenti absconditi a saeculis in Deo. ℟. Deo gratias. |
Lofzang En ut superba criminum, bladz. 880.
℣. Neemt uw juk op u, en leert van Mij. ℟. Dat Ik zachtmoedig ben en nederig van Harte. |
℣. Tollite jugum meum super vos et discite a me. ℟. Quia mitis sum et humilis Corde. |
Ant. Een vuur * ben Ik komen brengen op aarde; en wat wil Ik anders dan dat het worde ontstoken? |
Ant. Ignem * veni mittere in terram, et quid volo nisi ut accendatur? |
Lofzang Magnificat, bladz. 198.
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
|
Laat ons bidden. - God, die U in uw ontferming gewaardigt ons in het Hart van uw Zoon, dat gewond werd door onze zonden, oneindige schatten van liefde te schenken; verleen, vragen wij, dat wij die Het in liefdevolle toewijding vereren, Het tevens een waardig eerherstel mogen aanbieden. Door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. |
Oremus. - Deus qui nobis in Corde Filii tui, nostris vulnerato peccatis, infinitos dilectionis thesauros misericorditer largiri dignaris: concede, quaesumus; ut illi devotum pietatis nostrae praestantes obsequium, dignae quoque satisfactionis exhibeamus officium. Per eundem Dominum. |
|
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Zegenen wij. |
Benedicamus. |
Dat de zielen. |
Fidelium animae. |
Onze Vader. |
Pater. |
De Heer geve ons. |
Dominus det nobis. |
Hierna bidt men ter ere van de heilige Moeder van God: Salve Regina, bladz. 202.
¶ De laatste strofe van de lofzang der Completen wordt gedurende geheel het octaaf als volgt gebeden:
U, Jesus, zij de eer, die uit
uw Hart genade stromen doet,
met Vader en met milden Geest,
in ongemeten eeuwigheid. |
Jesu, tibi sit gloria,
qui Corde fundis gratiam,
cum Patre et almo Spiritu,
in sempiterna saecula. |
Amen. |
Amen. |
| |
| |
| |
De lauden
Pater. Ave. |
Onze Vader. Wees gegroet. |
Deus, in adjutorium. |
God, kom mij te hulp. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
UNUS militum * lancea latus ejus aperuit, et continuo exivit sanguis et aqua. |
EEN der soldaten * opende met een lans zijn zijde, en aanstonds vloeide er bloed en water uit. |
De psalmen zoals op Zondag, bladz. 106.
2 Ant. Stans Jesus * clamabat, dicens: Si quis sitit, veniat ad me, et bibat. |
2 Ant. Jesus stond * en riep uit: Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken. |
3 Ant. In caritate perpetua * dilexit nos Deus; ideo, exaltatus a terra, attraxit nos ad Cor suum, miserans. |
3 Ant. Met eeuwige liefde * heeft God ons bemind; daarom heeft Hij, toen Hij van de aarde was verheven, ons in zijn ontferming getrokken tot zijn Hart. |
4 Ant. Venite ad me * omnes qui laboratis et onerati estis, et ego reficiam vos. |
4 Ant. Komt tot Mij, * allen die belast zijt en beladen, en Ik zal u verkwikken. |
5 Ant. Fili, * praebe mihi cor tuum, et oculi tui custodiant vias meas. |
5 Ant. Mijn zoon, * geef mij uw hart; en laat uw ogen mijne wegen bewaren. |
| |
Kapittel Eph. 3, 8-9
Fratres: Mihi omnium sanctorum minimo data est gratia haec, in gentibus evangelizare investigabiles divitias Christi; et illuminare omnes, quae sit dispensatio sacramenti absconditi a saeculis in Deo. ℟. Deo gratias. |
Broeders: mij, den geringste van alle heiligen, is deze genadegave geschonken: aan de heidenen de blijde boodschap te brengen van de onnaspeurlijke rijkdommen van Christus, en aan allen te doen weten, welke de bedeling is van het geheim, dat van eeuwigheid in God was verborgen. ℟. Gode zij dank. |
| |
Lofzang
Cor, arca legem continens
non servitutis veteris,
sed gratiae, sed veniae,
sed et misericordiae. |
O Hart, ark die de wet bevat,
niet van de oude slavernij,
maar van genade en van heil,
de wet van uw ontferming ook. |
Cor sanctuarium novi
intemeratum foederis, |
O Hart, Gij van het nieuw verbond
het ongeschonden heiligdom, |
| |
| |
een heil'ger tempel dan weleer,
en voorhang nieuw en ongescheurd. |
templum vetusto sanctius,
velumque scisso utilius. |
De liefde heeft gewild dat U
zou openen een wrede stoot,
opdat wij eren zo de wond
van liefde die onzichtbaar is. |
Te vulneratum caritas
ictu patenti voluit,
amoris invisibilis
ut veneremur vulnera. |
Dit zinnebeeld van liefde leert
hoe Christus, lijdend bloedig en
onbloedig, dubb'le offerand
als hogepriester heeft gebracht. |
Hoc sub amoris symbolo
passus cruenta et mystica,
utrumque sacrificium
Christus sacerdos obtulit. |
Wie zal die zozeer minde niet
beminnen; wie die werd verlost,
zal liefde weig'ren, en dit Hart
niet kiezen als zijn eeuw'ge woon? |
Quis non amantem redamet?
Quis non redemptus diligat,
et Corde in isto seligat
aeterna tabernacula? |
U, Heer, zij heerlijkheid die uit
uw Hart genade stromen doet,
met Vaderen den Heil'gen Geest,
in ongemeten eeuwigheid. |
Gloria tibi, Domine,
qui Corde fundis gratiam,
cum Patre et Sancto Spiritu,
in sempiterna saecula. |
Amen. |
Amen. |
℣. Gij zult water putten in vreugde. ℟. Uit de bronnen van den Verlosser. |
℣. Haurietis aquas in gaudio. ℟. De fontibus Salvatoris. |
Ant. Dit is geschied * opdat de Schriftuur zou vervuld worden, die zegt: Zij zullen opzien tot Hem dien zij hebben doorstoken. |
Ant. Facta sunt * enim haec, ut Scriptura impleretur quae dicit: Videbunt in quem transfixerunt. |
Lofzang Benedictus, bladz. 115.
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Laat ons bidden. - God, die U in uw ontferming gewaardigt ons in het Hart van uw Zoon, dat gewond werd door onze zonden, oneindige schatten van liefde te schenken; verleen, vragen wij, dat wij die Het in liefdevolle toewijding vereren, Het tevens een waardig eerherstel mogen aanbieden. Door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. |
Oremus. - Deus, qui nobis in Corde Filii tui, nostris vulnerato peccatis, infinitos dilectionis thesauros misericorditer largiri dignaris: concede, quaesumus; ut illi devotum pietatis nostrae praestantes obsequium, dignae quoque satisfactionis exhibeamus officium. Per eundem Dominum nostrum. |
| |
| |
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Benedicamus. |
Zegenen wij. |
Fidelium animae. |
Dat de zielen. |
| |
De vespers
Terecht zijn voor het feest van Jesus' heilig Hart dezelfde Vesperpsalmen gekozen, welke boven voor het feest van het heilig Sacrament werden verklaard. In de Eucharistie immers heeft Christus ons het herinneringsmaal aan het heilswerk zijner liefde nagelaten, ja Zichzelf, met geheel de volheid van zijn liefdevol Hart.
Pater. Ave. |
Onze Vader. Wees gegroet. |
Deus, in adjutorium. |
God, kom mij te hulp. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
UNUS militum * lancea latus ejus aperuit, et continuo exivit sanguis et aqua. |
EEN der soldaten * opende met een lans zijn zijde, en aanstonds vloeide er bloed en water uit. |
Psalm 109: Dixit Dominus Domino meo, bladz. 189.
2 Ant. Stans Jesus * clamabat, dicens: Si quis sitit, veniat ad me, et bibat. |
2 Ant. Jesus stond * en riep uit: Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken. |
Psalm 110: Confitebor tibi Domine, bladz. 190.
3 Ant. In caritate perpetua * dilexit nos Deus; ideo, exaltatus a terra, attraxit nos ad Cor suum, miserans. |
3 Ant. Met eeuwige liefde * heeft God ons bemind; daarom heeft Hij, toen Hij van de aarde was verheven, ons in zijn ontferming getrokken tot zijn Hart. |
| |
Psalm 115
Credidi, propter quod locutus sum: * ego autem humiliatus sum nimis. |
Ik heb geloofd, zelfs toen ik sprak: * ‘Wel diep ben ik vernederd’; |
Ego dixi in excessu meo: * Omnis homo mendax. |
Toen ik zeide in mijn angst: * ‘Geen mens is te vertrouwen’. |
Quid retribuam Domino, * pro omnibus, quae retribuit mihi? |
Wat zal ik den Heer wedergeven * voor al wat Hij mij heeft geschonken? |
Calicem salutaris accipiam: * et nomen Domini invocabo. |
De kelk des heils zal ik heffen * en de Naam des Heren aanroepen, |
Vota mea Domino reddam coram omni populo ejus: * pretiosa in conspectu Domini mors sanctorum ejus: |
Mijn geloften aan den Heer volbrengen ten aanschouwen van geheel zijn volk. * Kostbaar in de ogen des Heren is de dood van zijn heiligen. |
| |
| |
Heer, ik ben slechts uw dienaar, * ik ben uw dienaar en de zoon uwer dienstmaagd. |
O Domine, quia ego servus tuus: * ego servus tuus, et filius ancillae tuae. |
Toch hebt Gij mijn boeien verbroken; daarom breng ik U een offer van lof * en zal ik de Naam des Heren aanroepen, |
Ditupisti vincula mea: tibi sacrificabo hostiam laudis, * et nomen Domini invocabo. |
Mijn geloften aan den Heer volbrengen ten aanschouwen van geheel zijn volk, * in de voorhoven van het huis des Heren; in uw midden, Jerusalem. |
Vota mea Domino reddam in conspectu omnis populi ejus: * in atriis domus Domini, in medio tui, Jerusalem. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. Met eeuwige liefde heeft God ons bemind; daarom heeft Hij, toen Hij van de aarde was verheven, ons in zijn ontferming getrokken tot zijn Hart. |
Ant. In caritate perpetua dilexit nos Deus; ideo, exaltatus a terra, attraxit nos ad Cor suum, miserans. |
|
4 Ant. Komt tot Mij, * allen die belast zijt en beladen, en Ik zal u verkwikken. |
4 Ant. Venite ad me * omnes qui laboratis et onerati estis, et ego reficiam vos. |
| |
Psalm 127
Gelukkig allen die den Heer vrezen, * die wandelen op zijn wegen. |
Beati omnes, qui timent Dominum, * qui ambulant in viis ejus. |
Want gij zult eten van de arbeid uwer handen, * gelukkig zult gij zijn en het zal u welgaan; |
Labores manuum tuarum quia manducabis: * beatus es, et bene tibi erit. |
Uw vrouw zal zijn als een vruchtbare wijnstok * aan de zijden van uw huis; |
Uxor tua sicut vitis abundans, * in lateribus domus tuae. |
Uw kinderen als loten van olijven * rondom uw dis. |
Filii tui sicut novellae olivarum, * in circuitu mensae tuae. |
Zie, zo wordt de mens gezegend * die den Heer vreest. |
Ecce sic benedicetur homo, * qui timet Dominum. |
De Heer zegene u uit Sion, * opdat gij Jerusalems heil moogt aanschouwen al de dagen uws levens, |
Benedicat tibi Dominus ex Sion: * et videas bona Jerusalem omnibus diebus vitae tuae. |
En de kinderen van uw kinderen moogt zien. * Vrede zij over Israël. |
Et videas filios filiorum tuorum, * pacem super Israël. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
| |
| |
Ant. Venite ad me omnes qui laboratis et onerati estis, et ego reficiam vos. |
Ant. Komt tot Mij, allen die belast zijt en beladen, en Ik zal u verkwikken. |
5 Ant. Fili, * praebe mihi cor tuum, et oculi tui custodiant vias meas. |
5 Ant. Mijn zoon, * geef mij uw hart; en laat uw ogen mijne wegen bewaren. |
| |
Psalm 147
Lauda, Jerusalem, Dominum: * lauda Deum tuum, Sion. |
Loof, Jerusalem, den Heer; * loof uw God, o Sion. |
Quoniam confortavit seras portarum tuarum: * benedixit filiis tuis in te. |
Want sterk maakte Hij de grendels uwer poorten, * en zegende uw kinderen in uw midden. |
Qui posuit fines tuos pacem: * et adipe frumenti satiat te. |
Hij schonk vrede aan uw gebied, * en verzadigde u met bloem van tarwe. |
Qui emittit eloquium suum terrae: * velociter currit sermo ejus. |
Hij zendt zijn bevel naar de aarde; * haastig snelt zijn woord. |
Qui dat nivem sicut lanam: * nebulam sicut cinerem spargit. |
Hij geeft zijn sneeuw als wol, * de nevel strooit Hij uit als as. |
Mittit crystallum suam sicut buccellas: * ante faciem frigoris ejus quis sustinebit? |
Hij werpt zijn ijs als brokken; * wie kan zijn koude verdragen? |
Emittet verbum suum, et liquefaciet ea: * flabit spiritus ejus, et fluent aquae. |
Hij geeft zijn bevel en doet hen smelten; * doet waaien zijn wind, en de wateren stromen. |
Qui annuntiat verbum suum Jacob: * justitias et judicia sua Israël. |
Hij maakt zijn woord bekend aan Jacob, * zijn bevelen en zijn recht aan Israël. |
Non fecit taliter omni nationi: * et judicia sua non manifestavit eis. |
Aldus heeft Hij geen enkel volk gedaan, * en hun zijn wetten niet doen kennen. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
|
Ant. Fili, praebe mihi cor tuum, et oculi tui custodiant vias meas. |
Ant. Mijn zoon, geef mij uw hart; en laat uw ogen mijne wegen bewaren. |
| |
Kapittel Eph. 3, 8-9
Fratres: Mihi omnium sanctorum minimo data est gratia haec, in gentibus evangelizare investigabiles divitias Christi; et illuminare omnes, quae sit dis- |
Broeders: mij, den geringste van alle heiligen, is deze genadegave geschonken: aan de heidenen de blijde boodschap te brengen van de onnaspeurlijke rijkdommen van Christus, |
| |
| |
en aan allen te doen weten, welke de bedeling is van het geheim dat van eeuwigheid in God was verborgen. ℟. Gode zij dank. |
pensatio sacramenti absconditi a saeculis in Deo. ℟. Deo gratias. |
| |
Lofzang
¶ Tekst met melodie op bladz. 1545.
Zie, hoe 't hoogmoedig roversrot
van onze zonden, zie hoe wreed
het heeft Gods schuldloos Hart gewond,
dat waarlijk anders had verdiend! |
En ut superba criminum
et saeva nostrorum cohors
Cor sauciavit innocens
merentis haud tale Dei! |
|
De speer, die trilde in 's krijgers hand,
heeft onze zonde 't wit getoond,
en 't ijzer van die wrede punt
heeft onze misdaad scherp gewet. |
Vibrantis hastam militis
peccata nostra dirigunt,
ferrumque dirae cuspidis
mortale crimen acuit. |
Geboren uit 't verscheurde Hart,
verschijnt de Kerk als Christus' Bruid;
zij is de zijpoort van de ark,
tot heil van 't volk daar aangebracht. |
Ex Corde scisso Ecclesia,
Christo jugata, nascitur:
hoc ostium arcae in latere est
genti ad salutem positum. |
Hier vloeit genade eindeloos
als zevenvoudige rivier,
opdat wij ons bevuilde kleed
hier wassen in het bloed van 't Lam. |
Ex hoc perennis gratia,
ceu septiformis fluvius,
stolas ut illic sordidas
lavemus Agni in sanguine. |
Wat schande, weer te gaan in 't kwaad
dat 't heilig Hart zijn wonde sloeg;
laat liever ons in 't eigen hart
doen branden zulk een liefdegloed. |
Turpe est redire ad crimina,
quae Cor beatum lacerent:
sed aemulemur cordibus
flammas amoris indices. |
U, Jesus, zij de eer, die uit
uw Hart genade stromen doet,
met Vader en met milden Geest,
in ongemeten eeuwigheid. |
Jesu, tibi sit gloria,
qui Corde fundis gratiam,
cum Patre et almo Spiritu,
in sempiterna saecula. |
Amen. |
Amen. |
℣. Gij zult water putten in vreugde. ℟. Uit de bronnen van den Verlosser. |
℣. Haurietis aquas in gaudio. ℟. De fontibus Salvatoris. |
| |
| |
Ant. Ad Jesum autem * cum venissent, ut viderunt eum jam mortuum, non fregerunt ejus crura, sed unus militum lancea latus ejus aperuit, et continuo exivit sanguis et aqua. |
Ant. Toen zij nu bij Jesus * waren gekomen, en zagen dat Hij reeds gestorven was, braken zij zijn beenderen niet, maar één der soldaten opende met een lans zijn zijde, en aanstonds vloeide er bloed en water uit. |
Lofzang Magnificat, bladz. 198.
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
|
Oremus. - Deus, qui nobis in Corde Filii tui, nostris vulnerato peccatis, infinitos dilectionis thesauros misericorditer largiri dignaris: concede, quaesumus; ut illi devotum pietatis nostrae praestantes obsequium, dignae quoque satisfactionis exhibeamus officium. Per eundem Dominum nostrum. |
Laat ons bidden. - God, die U in uw ontferming gewaardigt ons in het Hart van uw Zoon, dat gewond werd door onze zonden, oneindige schatten van liefde te schenken; verleen, vragen wij, dat wij die Het in liefdevolle toewijding vereren, Het tevens een waardig eerherstel mogen aanbieden. Door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. |
|
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Benedicamus. |
Zegenen wij. |
Fidelium animae. |
Dat de zielen. |
Pater noster. |
Onze Vader. |
Dominus det nobis. |
De Heer geve ons. |
Hierna bidt men ter ere van de heilige Moeder van God: Salve, Regina, bladz. 202.
¶ Gedurende het octaaf, tot en met de Vespers van Vrijdag voor de vierde Zondag na Pinksteren, kan men de Lauden en de Vespers bidden zoals op het feest.
De vespers op Zondag onder het octaaf bidt men tot het Kapittel zoals op het feest van het Allerheiligst Hart van Jesus; van het Kapittel als volgt:
| |
Kapittel 1 Petr. 5, 6-7
Carissimi, humiliamini sub potenti manu Dei, ut vos exaltet in tempore visitationis: omnem sollicitudinem vestram projicientes in eum, quoniam ipsi cura est de vobis. ℟. Deo gratias. |
Veelgeliefden, buigt u in ootmoed onder de machtige hand van God, opdat Hij u verheffe ten dage der bezoeking. Werpt al uw zorgen op Hem, want Hij draagt zorg voor u. ℟. Gode zij dank. |
| |
| |
Lofzang En ut superba criminum, bladz. 880.
℣. De barmhartige Heer heeft een gedachtenis ingesteld van zijn wondere daden. ℟. Hij geeft voedsel aan hen die Hem vrezen. |
℣. Memoriam fecit mirabilium suorum miserator Dominus. ℟. Escam dedit timentibus se. |
Ant. Welke vrouw, * die tien drachmen bezit en één drachme verliest, ontsteekt niet de lamp, veegt haar huis en zoekt zorgvuldig tot zij ze vindt? |
Ant. Quae mulier * habens drachmas decem, et si perdiderit drachmam unam, nonne accendit lucernam et everrit domum et quaerit diligenter donec inveniat? |
Lofzang Magnificat, bladz. 198.
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Laat ons bidden. - God, beschermer van wie op U hopen, zonder wien niets waarde heeft of heilig is, vermeerder jegens ons uw ontferming; opdat wij onder uw hoede en leiding de aardse goederen zó gebruiken, dat wij de eeuwige niet verliezen. Door onzen Heer. |
Oremus. - Protector in te sperantium, Deus, sine quo nihil est validum, nihil sanctum: multiplica super nos misericordiam tuam; ut, te rectore, te duce, sic transeamus per bona temporalia, ut non amittamus aeterna. Per Dominum. |
Ter Gedachtenis van het octaaf de antifoon Ignem veni mittere, het vers Tollite jugum en het gebed Deus qui nobis in Corde, bladz. 874.
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Zegenen wij. |
Benedicamus. |
Dat de zielen. |
Fidelium animae. |
Onze Vader. |
Pater. |
De Heer geve ons. |
Dominus det nobis. |
Hierna bidt men ter ere van de heilige Moeder van God: Salve Regina, bladz. 202.
|
|