| |
| |
| |
Getijden ter ere van het allerheiligste sacrament
Op Woensdag voor Sacramentsdag bidt men de Eerste Vespers, welke gelijk zijn aan de Vespers op bladz. 864, behalve de veranderingen die daar voor de Eerste Vespers zijn aangegeven.
¶ In de Completen bidt men, gedurende geheel het octaaf, de lofprijzing aan het einde van de lofzang zoals op het Kerstfeest en op de feesten van de heilige Moeder Gods.
| |
De lauden
Onze Vader. Wees gegroet. |
Pater. Ave. |
God, kom mij te hulp. |
Deus, in adjutorium. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
DE WIJSHEID * heeft zich een huis gebouwd; zij mengde de wijn en rechtte de maaltijd aan, alleluja. |
SAPIENTIA * aedificavit sibi domum, miscuit vinum et posuit mensam, alleluja. |
De psalmen zoals op Zondag, bladz. 106.
2 Ant. Met de spijs der engelen * hebt Gij uw volk gevoed, en hun brood uit de hemel gegeven, alleluja. |
2 Ant. Angelorum esca * nutrivisti populum tuum, et panem de caelo praestitisti eis, alleluja. |
3 Ant. Vet is het brood * van Christus, en het verschaft den koningen vreugde, alleluja. |
3 Ant. Pinguis est panis * Christi, et praebebit delicias regibus, alleluja. |
4 Ant. Heilige priesters * zullen God wierook en broden offeren, alleluja. |
4 Ant. Sacerdotes sancti * incensum et panes offerunt Deo, alleluja. |
5 Ant. Aan hem die overwint * zal Ik het verborgen manna geven, en een nieuwe naam, alleluja. |
5 Ant. Vincenti dabo * manna absconditum, et nomen novum, alleluja. |
| |
Kapittel 1 Cor. 11, 23-24
Broeders: ik heb van den Heer ontvangen, hetgeen ik u ook heb overgeleverd, dat de Heer Jesus in de nacht toen Hij werd verraden, brood nam, een dankgebed sprak, het brak en zeide: Neemt en eet; dit is mijn lichaam dat voor u zal worden overgeleverd; doet dit tot Mijner gedachtenis. ℟. Gode zij dank. |
Fratres: Ego enim accepi a Domino, quod et tradidi vobis, quoniam Dominus Jesus, in qua nocte tradebatur, accepit panem, et gratias agens fregit, et dixit: Accipite et manducate: hoc est corpus meum, quod pro vobis tradetur: hoc facite in meam commemorationem. ℟. Deo gratias. |
| |
| |
| |
Lofzang van den heiligen Thomas van Aquino
¶ De tekst met melodie vindt men op bladz. 1539.
Verbum supernum prodiens,
nec Patris linquens dexteram,
ad opus suum exiens,
venit ad vitae vesperam. |
Het Woord dat uit den hoge daalt
en nimmer wijkt van 's Vaders zij,
kwam, tot zijn arbeid uitgegaan,
aan d'avond van zijn levensdag. |
In mortem a discipulo
suis tradendus aemulis,
prius in vitae ferculo
se tradidit discipulis. |
Ter dood door wie zijn leerling was
verraden aan zijn vijanden,
gaf eerst Hij als het levensbrood
Zichzelf aan de apostelkring. |
Quibus sub bina specie
carnem dedit et sanguinem;
ut duplicis substantiae
totum cibaret hominem. |
Hun onder tweeërlei gedaant'
schonk Hij zijn lichaam en zijn bloed;
dat heel de mens zou zijn gevoed
naar dubbele zelfstandigheid. |
Se nascens dedit socium,
convescens in edulium,
se moriens in pretium,
se regnans dat in praemium. |
Geboren gaf Hij tot gezel
Zichzelf, en bij het maal tot spijs,
tot losgeld bij het sterven, en
in gloriegeeft Hij Zich ten loon. |
O salutaris hostia,
quae caeli pandis ostium,
bella premunt hostilia;
da robur, fer auxilium. |
O offergave van ons heil,
die ons de hemelpoort ontsluit;
aan wie de vijand onderdrukt
geef uwe kracht en breng uw hulp. |
Uni trinoque Domino,
sit sempiterna gloria:
qui vitam sine termino
nobis donet in patria. |
Den enen en drievoud'gen Heer
zij ongemeten heerlijkheid;
Hij moge 't leven zonder eind
ons geven eens in 't vaderland. |
Amen. |
Amen. |
℣. Posuit fines tuos pacem, alleluja. ℟. Et adipe frumenti satiat te, alleluja. |
℣. Hij schonk vrede aan uw gebied, alleluja. ℟. En verzadigde u met bloem van tarwe, alleluja. |
Ant. Ego sum * panis vivus, qui de caelo descendi: si quis manducaverit ex hoc pane, vivet in aeternum, alleluja. |
Ant. Ik ben * het levend brood dat uit de hemel is nedergedaald; als iemand eet van dit brood, zal hij leven in eeuwigheid, alleluja. |
| |
| |
Lofzang Benedictus, bladz. 115.
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
|
Laat ons bidden. - God, die ons in dit bewonderenswaardig Sacrament de gedachtenis van uw lijden hebt nagelaten; geef ons, vragen wij, de heilige geheimen van uw Lichaam en Bloed zo te vereren, dat wij de vrucht van uw verlossing gedurig in ons mogen ervaren. Gij die leeft en heerst. |
Oremus. - Deus, qui nobis sub Sacramento mirabili passionis tuae memoriam reliquisti: tribue, quaesumus; ita nos Corporis et Sanguinis tui sacra mysteria venerari, ut redemptionis tuae fructum in nobis jugiter sentiamus. Qui vivis et regnas. |
|
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Zegenen wij. |
Benedicamus. |
Dat de zielen. |
Fidelium animae. |
| |
De vespers
Onze Vader. Wees gegroet. |
Pater. Ave. |
God, kom mij te hulp. |
Deus, in adjutorium. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
CHRISTUS de Heer, * priester in eeuwigheid naar de wijze van Melchisedech, heeft brood en wijn geofferd. |
SACERDOS in aeternum * Christus Dominus secundum ordinem Melchisedech, panem et vinum obtulit. |
Psalm 109: Dixit Dominus Domino meo, bladz. 189.
Vandaag overwegen wij in deze psalm voornamelijk, hoe David Christus voorzegde als den eeuwigen hogepriester.
2 Ant. De barmhartige Heer * gaf voedsel aan hen die Hem vrezen, ter gedachtenis aan zijn wonderdaden. |
2 Ant. Miserator Dominus * escam dedit timentibus se in memoriam suorum mirabilium. |
Psalm 110: Confitebor tibi, Domine, bladz. 190.
Het manna des Heren waarvan de psalmist sprak, is het maal, waarin wij den Heer zelf eten tot gedachtenis en deelneming aan al de grote daden van zijn heilswerk.
3 Ant. De kelk des heils * zal ik heffen, en brengen een offer van lof. |
3 Ant. Calicem salutaris * accipiam, et sacrificabo hostiam laudis. |
| |
Psalm 115
Ik heb geloofd, zelfs toen ik sprak: * ‘Wel diep ben ik vernederd’; |
Credidi, propter quod locutus sum: * ego autem humiliatus sum nimis. |
Toen ik zeide in mijn angst: * ‘Geen mens is te vertrouwen’. |
Ego dixi in excessu meo: * Omnis homo mendax. |
| |
| |
Quid retribuam Domino, * pro omnibus, quae retribuit mihi? |
Wat zal ik den Heer wedergeven * voor al wat Hij mij heeft geschonken? |
Calicem salutaris accipiam: * et nomen Domini invocabo. |
De kelk des heils zal ik heffen * en de Naam des Heren aanroepen, |
Vota mea Domino reddam coram omni populo ejus: * pretiosa in conspectu Domini mors sanctorum ejus: |
Mijn geloften aan den Heer volbrengen ten aanschouwen van geheel zijn volk. * Kostbaar in de ogen des Heren is de dood van zijn heiligen. |
O Domine, quia ego servus tuus: * ego servus tuus, et filius ancillae tuae. |
Heer, ik ben slechts uw dienaar, * ik ben uw dienaar en de zoon uwer dienstmaagd. |
Dirupisti vincula mea: tibi sacrificabo hostiam laudis, * et nomen Domini invocabo. |
Toch hebt Gij mijn boeien verbroken; daarom breng ik U een offer van lof * en zal ik de Naam des Heren aanroepen, |
Vota mea Domino reddam in conspectu omnis populi ejus: * in atriis domus Domini, in medio tui, Jerusalem. |
Mijn geloften aan den Heer volbrengen ten aanschouwen van geheel zijn volk, * in de voorhoven van het huis des Heren; in uw midden, Jerusalem. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
|
Ant. Calicem salutaris accipiam, et sacrificabo hostiam laudis. |
Ant. De kelk des heils zal ik heffen, en brengen een offer van lof. |
|
4 Ant. Sicut novellae olivarum * Ecclesiae filii sint in circuitu mensae Domini. |
4 Ant. Als loten van olijven * mogen de kinderen der Kerk rondom de dis des Heren staan. |
| |
Psalm 127
De talrijke kinderen der Kerk staan rond de dis geschaard om te eten van het heilige Brood. Zo is de Eucharistie het zegel van de liefde-eenheid der Kerk.
Beati omnes, qui timent Dominum, * qui ambulant in viis ejus. |
Gelukkig allen die den Heer vrezen, * die wandelen op zijn wegen. |
Labores manuum tuarum quia manducabis: * beatus es, et bene tibi erit. |
Want gij zult eten van de arbeid uwer handen, * gelukkig zult gij zijn en het zal u welgaan; |
Uxor tua sicut vitis abundans * in lateribus domus tuae. |
Uw vrouw zal zijn als een vruchtbare wijnstok * aan de zijden van uw huis; |
Filii tui sicut novellae olivarum, * in circuitu mensae tuae. |
Uw kinderen als loten van olijven * rondom uw dis. |
| |
| |
Zie, zo wordt de mens gezegend * die den Heer vreest. |
Ecce sic benedicetur homo, * qui timet Dominum. |
De Heer zegene u uit Sion, * opdat gij Jerusalems heil moogt aanschouwen al de dagen uws levens, |
Benedicat tibi Dominus ex Sion: * et videas bona Jerusalem omnibus diebus vitae tuae. |
En de kinderen van uw kinderen moogt zien. * Vrede zij over Israël. |
Et videas filios filiorum tuorum, * pacem super Israël. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. Als loten van olijven mogen de kinderen der Kerk rondom de dis des Heren staan. |
Ant. Sicut novellae olivarum Ecclesiae filii sint in circuitu mensae Domini. |
|
5 Ant. Die vrede schenkt * aan de grenzen der Kerk, Hij, de Heer, verzadigt ons met bloem van tarwe. |
5 Ant. Qui pacem * ponit fines Ecclesiae, frumenti adipe satiat nos Dominus. |
| |
Psalm 147
Geheel het Jerusalem der Kerk love den Heer, die haar voedt en die haar vrede schenkt.
Loof, Jerusalem, den Heer; * loof uw God, o Sion. |
Lauda, Jerusalem, Dominum. * lauda Deum tuum, Sion. |
Want sterk maakte Hij de grendels uwer poorten, * en zegende uw kinderen in uw midden. |
Quoniam confortavit seras portarum tuarum: * benedixit filiis tuis in te. |
Hij schonk vrede aan uw gebied, * en verzadigde u met bloem van tarwe. |
Qui posuit fines tuos pacem: * et adipe frumenti satiat te. |
Hij zendt zijn bevel naar de aarde; * haastig snelt zijn woord. |
Qui emittit eloquium suum terrae: * velociter currit sermo ejus. |
Hij geeft zijn sneeuw als wol, * de nevel strooit Hij uit als as. |
Qui dat nivem sicut lanam: * nebulam sicut cinerem spargit. |
Hij werpt zijn ijs als brokken; * wie kan zijn koude verdragen? |
Mittit crystallum suam sicut buccellas: * ante faciem frigoris ejus quis sustinebit? |
Hij geeft zijn bevel en doet hen smelten; * doet waaien zijn wind, en de wateren stromen. |
Emittet verbum suum, et liquefaciet ea: * flabit spiritus ejus, et fluent aquae. |
Hij maakt zijn woord bekend aan Jacob, * zijn bevelen en zijn recht aan Israël. |
Qui annuntiat verbum suum Jacob: * justitias et judicia sua Israël. |
Aldus heeft Hij geen enkel volk |
Non fecit taliter omni na- |
| |
| |
tioni: * et judicia sua non manifestavit eis. |
gedaan, * en hun zijn wetten niet doen kennen. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
|
Ant. Qui pacem ponit fines Ecclesiae, frumenti adipe satiat nos Dominus. |
Ant. Die vrede schenkt aan de grenzen der Kerk, Hij, de Heer, verzadigt ons met bloem van tarwe. |
| |
Kapittel 1 Cor. 11, 23-24
Fratres: Ego enim accepi a Domino, quod et tradidi vobis, quoniam Dominus Jesus, in qua nocte tradebatur, accepit panem, et gratias agens fregit, et dixit: Accipite et manducate: hoc est corpus meum, quod pro vobis tradetur: hoc facite in meam commemorationem. ℟. Deo gratias. |
Broeders: ik heb van den Heer ontvangen, hetgeen ik u ook heb overgeleverd, dat de Heer Jesus in de nacht toen Hij werd verraden, brood nam, een dankgebed sprak, het brak en zeide: Neemt en eet; dit is mijn lichaam dat voor u zal worden overgeleverd; doet dit tot Mijner gedachtenis. ℟. Gode zij dank. |
| |
Lofzang van den heiligen Thomas van Aquino
¶ Tekst met melodie op bladz. 1534.
Pange, lingua, gloriosi
corporis mysterium,
sanguinisque pretiosi,
quem in mundi pretium
fructus ventris generosi
Rex effudit gentium. |
Zing, mijn tong, van 't glorievolle
lichaam het geheimenis,
van het bloed ook, edel, kostbaar,
dat ter wereld losprijs eens
Hij, de vrucht van eed'le schoot en
Vorst der volkeren, vergoot. |
Nobis datus, nobis natus
ex intacta Virgine,
et in mundo conversatus,
sparso verbi semine,
sui moras incolatus
miro clausit ordine. |
Ons gegeven, ons geboren
uit de ongerepte Maagd,
en verkerend op de aarde,
strooiend daar het zaad van 't woord,
sloot Hij 't einde van zijn omgang
met een wond're schikking af. |
In supremae nocte coenae,
recumbens cum fratribus,
observata lege plene
cibis in legalibus,
cibum turbae duodenae
se dat suis manibus. |
In de laatste nacht ten maaltijd
liggend met de broed'ren saam,
als de wet geheel vervuld is
door de spijzen van de wet,
geeft ten spijze aan het twaalftal
Hij Zichzelf met eigen hand. |
Verbum caro panem verum
verbo carnem efficit; |
't Woord in 't vlees maakt brood waarachtig
door zijn woord tot eigen vlees; |
| |
| |
zuiv're wijn wordt bloed van Christus;
schiet het zintuig al te kort,
om het eerlijk hart te sterken
is alleen 't geloof genoeg. |
fitque sanguis Christi merum:
et si sensus deficit,
ad firmandum cor sincerum
sola fides sufficit. |
Indien het heilig Sacrament ter verering is uitgesteld, zingt men de volgende strofe geknield.
Zo groot een geheim derhalve
laat ons eren diep geneigd;
moge 't oude voorschrift wijken
voor de nieuwe eredienst;
geve het geloof het toewicht
dat den zinnen hier ontbreekt. |
Tantum ergo Sacramentum
veneremur cernui:
et antiquum documentum
novo cedat ritui:
praestet fides supplementum
sensuum defectui. |
Hem die Vader, Hem die Zoon is,
Hun zij lof en jubelzang,
heil en eerbewijs en macht ook,
Hun zij alle zegening;
Hem die uit Hen beiden voortkomt
zij gelijke heerlijkheid. |
Genitori, Genitoque
laus en jubilatio,
salus, honor, virtus quoque
sit et benedictio:
Procedenti ab utroque
compar sit laudatio. |
Amen. |
Amen. |
℣. Brood uit de hemel hebt Gij hun gegeven, alleluja. ℟. Dat alle zoetheid in zich bevat, alleluja. |
℣. Panem de caelo praestitisti eis, alleluja. ℟. Omne delectamentum in se habentem, alleluja. |
Ant. O heilig gastmaal, * waarin Christus wordt genuttigd, de gedachtenis aan zijn lijden gevierd, de ziel met genade gevuld, en ons het onderpand der toekomstige heerlijkheid wordt geschonken, alleluja. |
Ant. O sacrum convivium, * in quo Christus sumitur; recolitur memoria passionis ejus; mens impletur gratia; et futurae gloriae nobis pignus datur, alleluja. |
In de EERSTE VESPERS:
Ant. O hoe zacht is, * Heer, uw geest, die, om uw goedertierenheid jegens uw kinderen te tonen, door allerzoetst brood dat Gij uit de hemel reikt, de hongerigen met goederen vervult, maar de verwende rijken ledig wegzendt. |
Ant. O quam suavis est, * Domine, spiritus tuus, qui, ut dulcedinem tuam in filios demonstrares, pane suavissimo de caelo praestito, esurientes reples bonis, fastidiosos divites dimittens inanes. |
Lofzang Magnificat, bladz. 198.
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Laat ons bidden. - God, die ons in dit bewonderenswaardig |
Oremus. - Deus, qui nobis sub Sacramento mira- |
| |
| |
bili passionis tuae memoriam reliquisti: tribue, quaesumus; ita nos Corporis et Sanguinis tui sacra mysteria venerari, ut redemptionis tuae fructum in nobis jugiter sentiamus. Qui vivis et regnas. |
Sacrament de gedachtenis van uw lijden hebt nagelaten; geef ons, vragen wij, de heilige geheimen van uw Lichaam en Bloed zo te vereren, dat wij de vrucht van uw verlossing gedurig in ons mogen ervaren. Gij die leeft en heerst. |
|
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Benedicamus. |
Zegenen wij. |
Fidelium animae. |
Dat de zielen. |
Pater noster. |
Onze Vader. |
Dominus det nobis. |
De Heer geve ons. |
Hierna bidt men ter ere van de heilige Moeder van God: Salve, Regina, bladz. 202.
¶ Gedurende het octaaf, tot en met de Lauden van Donderdag voor het feest van het Heilig Hart van Jesus, kan men de Lauden en de Vespers bidden zoals op het feest.
De Vespers op Zondag onder het octaaf bidt men tot het Kapittel zoals op het feest van het Allerheiligste Sacrament: van het Kapittel als volgt:
| |
Kapittel 1 Jo. 3, 13-14
Carissimi: Nolite mirari, si odit vos mundus. Nos scimus, quoniam translati sumus de morte ad vitam, quoniam diligimus fratres. ℟. Deo gratias. |
Veelgeliefden, verwondert u niet, als de wereld u haat. Wij weten, dat wij zijn overgebracht van de dood naar het leven, omdat wij onze broeders beminnen. ℟. Gode zij dank. |
Lofzang Pange lingua gloriosi, bladz. 1534.
℣. Cibavit illos ex adipe frumenti, alleluja. ℟. Et de petra, meile saturavit eos, alleluja. |
℣. Hij heeft hen gespijzigd met de bloem van tarwe, alleluja. ℟. En met honing uit de rots heeft Hij hen verzadigd, alleluja. |
Ant. Exi cito * in plateas et vicos civitatis: et pauperes ac debiles, caecos et claudos compelle intrare, ut impleatur domus mea, alleluja. |
Ant. Ga terstond * naar de pleinen en straten der stad, en dwing armen en gebrekkigen, blinden en kreupelen binnen te gaan, opdat mijn huis vol worde, alleluja. |
Lofzang Magnificat, bladz. 198.
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Oremus. - Sancti nominis tui, Domine, timorem pariter et amorem fac nos |
Laat ons bidden. - Laat ons, Heer, voortdurend uw heilige Naam vrezen en liefhebben; |
| |
| |
want Gij onttrekt nimmer uw leiding aan hen, die Gij in uw liefde bevestigt. Door onzen Heer. |
habere perpetuum: quia numquam tua gubernatione destituis, quos in soliditate tuae dilectionis instituis. Per Dominum. |
Ter Gedachtenis van het octaaf de antifoon O quam suavis est, het vers Panem de caelo, en het gebed Deus qui nobis, bladz. 868.
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Zegenen wij. |
Benedicamus. |
Dat de zielen. |
Fidelium animae. |
Onze Vader. |
Pater. |
De Heer geve ons. |
Dominus det nobis. |
Hierna bidt men ter ere van de heilige Moeder van God: Salve Regina, bladz. 202.
|
|