| |
Getijden op het feest van de heilige naam Jesus
¶ De Eerste Vespers van dit feest vallen op 1 Januari weg voor de Vespers van de Besnijdenis des Heren. Indien het feest van de heilige Naam Jesus niet op 2 Januari wordt gevierd, zijn de Eerste Vespers gelijk aan de Tweede Vespers, bladz. 571, met de veranderingen welke aldaar worden aangegeven.
| |
De lauden
Pater. Ave. |
Onze Vader. Wees gegroet. |
Deus, in adjutorium. |
God, kom mij te hulp. |
| |
| |
1 Ant. |
1 Ant. |
ALS uitgegoten olie * is uw Naam; daarom hebben de jonkvrouwen U lief. |
OLEUM effusum * nomen tuum, ideo adolescentulae dilexerunt te. |
De psalmen zoals op Zondag, bladz. 106 vlg.
2 Ant. Weet * dat de Heer God is, wiens Naam blijft in eeuwigheid. |
2 Ant. Scitote * quia Dominus ipse est Deus, cujus nomen in aeternum. |
3 Ant. Mijn ziel * dorst naar uw heilige Naam, o Heer. |
3 Ant. Sitivit * anima mea ad nomen sanctum tuum, Domine. |
4 Ant. Gezegend zij * de heilige Naam uwer glorie, die lofwaardig is en hoogverheven in eeuwigheid. |
4 Ant. Benedictum * nomen gloriae tuae sanctum, et laudabile et superexaltatum in saecula. |
5 Ant. Jongelingen en maagden, * ouders en kinderen, looft de Naam des Heren, want zijn Naam alleen is verheven. |
5 Ant. Juvenes et virgines, * senes cum junioribus, laudate nomen Domini: quia exaltatum est nomen ejus solius. |
| |
Kapittel Phil. 2, 8-10
Broeders: Christus heeft Zichzelf vernederd, gehoorzaam geworden tot de dood, ja tot de dood des kruises. Daarom heeft God Hem verheven, en Hem een Naam gegeven die boven alle namen is, opdat in de Naam van Jesus alle knie zich zou buigen. ℟. Gode zij dank. |
Fratres: Christus humiliavit semetipsum, factus oboediens usque ad mortem, mortem autem crucis. Propter quod et Deus exaltavit illum, et donavit illi nomen, quod est super omne nomen, ut in nomine Jesu omne genu flectatur. ℟. Deo gratias. |
| |
Lofzang
Jesus, sieraad der engelen,
een zoete melodie in 't oor,
een wond're honing in de mond,
een hemelnectar in het hart. |
Jesu, decus angelicum,
in aure dulce canticum,
in ore mel mirificum,
in corde nectar caelicum. |
Wie van U proeven, hongeren,
wie van U drinken, dorsten nog;
want geen verlangen kennen zij
dan Jesus, die hun liefde is. |
Qui te gustant, esuriunt,
qui bibunt, adhuc sitiunt,
desiderare nesciunt,
nisi Jesum, quem diligunt. |
O Jesus, zoetheid van mijn hart,
hijgend verlangen van de ziel,
tranen van liefde zoeken U
en 't innig roepen van de geest. |
O Jesu mi dulcissime,
spes suspirantis animae;
te quaerunt piae lacrimae,
te clamor mentis intimae. |
| |
| |
Mane nobiscum, Domine,
et nos illustra lumine:
pulsa mentis caligine,
mundum reple dulcedine. |
Verlaat ons niet, blijf bij ons, Heer,
en overstraal ons met uw licht;
verdrijf het duister van ons hart,
maak alles van uw zoetheid vol. |
Jesu, flos Matris Virginis,
amor nostrae dulcedinis,
tibi laus, honor nominis,
regnum beatitudinis. |
Jesus, bloem van de Moedermaagd,
Gij, onze zoetheid, onze min,
uw Naam zij lof en eer gebracht,
U zij het rijk der zaligheid. |
Amen. |
Amen. |
℣. Adjutorium nostrum in nomine Domini. ℟. Qui fecit caelum et terram. |
℣. Onze hulp is in de Naam des Heren. ℟. Die hemel en aarde gemaakt heeft. |
Ant. Dedit se, * ut liberaret populum, et acquireret sibi nomen aeternum, alleluja. |
Ant. Hij heeft Zich overgeleverd * om het volk te verlossen, en Zich een Naam te verwerven in eeuwigheid, alleluja. |
Lofzang Benedictus, bladz. 115.
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
|
Oremus. - Deus, qui unigenitum Filium tuum constituisti humani generis Salvatorem, et Jesum vocari jussisti: concede propitius; ut, cujus sanctum nomen veneramur in terris, ejus quoque aspectu perfruamur in caelis. Per eundem Dominum nostrum. |
Laat ons bidden. - God, die uw eniggeboren Zoon tot Verlosser van het mensdom hebt aangesteld en Hem Jesus hebt willen noemen; verleen goedgunstig dat wij, die op aarde zijn heilige Naam vereren, ook zijn aanschijn genieten in de hemel. Door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. |
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Benedicamus. |
Zegenen wij. |
Fidelium. |
Dat de zielen. |
| |
De vespers
Pater. Ave. |
Onze Vader. Wees gegroet. |
Deus, in adjutorium. |
God, kom mij te hulp. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
OMNIS * qui invocaveritnomen Domini, salvus erit. |
IEDER * die de Naam des Heren zal aanroepen, zal behouden blijven. |
De eerste vier psalmen zoals op Zondag, bladz. 189 vlg.
2 Ant. Sanctum et terribile * nomen ejus, initium sapientiae timor Domini. |
2 Ant. Heilig en vreeswekkend * is zijn Naam; het begin der wijsheid is de vreze des Heren. |
| |
| |
3 Ant. Ik nu * zal mij verheugen in den Heer, en jubelen zal ik in God, mijn Heiland. |
3 Ant. Ego autem * in Domino gaudebo, et exsultabo in Deo Jesu meo. |
4 Ant. Van de opgang der zon * tot haar ondergang zij de Naam des Heren geprezen. |
4 Ant. A solis ortu * usque ad occasum laudabile nomen Domini. |
5 Ant. Ik breng * een offer van lof en zal de Naam des Heren aanroepen. |
5 Ant. Sacrificabo * hostiam laudis, et nomen Domini invocabo. |
| |
Psalm 115
Ik heb geloofd, zelfs toen ik sprak: * ‘Wel diep ben ik vernederd’; |
Credidi, propter quod locutus sum: * ego autem humiliatus sum nimis. |
Toen ik zeide in mijn angst: * ‘Geen mens is te vertrouwen’. |
Ego dixi in excessu meo: * Omnis homo mendax. |
Wat zal ik den Heer wedergeven * voor al wat Hij mij heeft geschonken? |
Quid retribuam Domino, * pro omnibus, quae retribuit mihi? |
De kelk des heils zal ik heffen * en de Naam des Heren aanroepen, |
Calicem salutaris accipiam: * et nomen Domini invocabo. |
Mijn geloften aan den Heer volbrengen ten aanschouwen van geheel zijn volk. * Kostbaar in de ogen des Heren is de dood van zijn heiligen. |
Vota mea Domino reddam coram omni populo ejus: * pretiosa in conspectu Domini mors sanctorum ejus: |
Heer, ik ben slechts uw dienaar, * ik ben uw dienaar en de zoon uwer dienstmaagd. |
O Domine, quia ego servus tuus: * ego servus tuus, et filius ancillae tuae. |
Toch hebt Gij mijn boeien verbroken; * daarom breng ik U een offer van lof en zal ik de Naam des Heren aanroepen, |
Dirupisti vincula mea: * tibi sacrificabo hostiam laudis, et nomen Domini invocabo. |
Mijn geloften aan den Heer volbrengen ten aanschouwen van geheel zijn volk, * in de voorhoven van het huis des Heren, in uw midden, Jerusalem. |
Vota mea Domino reddam in conspectu omnis populi ejus: * in atriis domus Domini, in medio tui, Jerusalem. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. Ik breng een offer van lof en zal de Naam des Heren aanroepen. |
Ant. Sacrificabo hostiam laudis, et nomen Domini invocabo. |
| |
Kapittel Phil. 2, 8-10
Broeders: Christus heeft Zichzelf vernederd, gehoorzaam geworden tot de dood, ja tot de |
Fratres: Christus humiliavit semetipsum, factus oboediens usque ad mortem, |
| |
| |
mortem autem crucis. Propter quod et Deus exaltavit illum, et donavit illi nomen, quod est super omne nomen, ut in nomine Jesu omne genu flectatur. ℟. Deo gratias. |
dood des kruises. Daarom heeft God Hem verheven, en Hem een Naam gegeven die boven alle namen is, opdat in de Naam van Jesus alle knie zich zou buigen. ℟. Gode zij dank. |
| |
Lofzang
¶ Tekst met melodie op bladz. 1523.
Jesu, dulcis memoria,
dans vera cordis gaudia:
sed super mel et omnia
ejus dulcis praesentia. |
Jesus gedenken is zo goed,
het geeft het hart een ware vreugd;
maar boven alles honingzoet
is toch zijn tegenwoordigheid. |
Nil canitur suavius,
nil auditur jucundius,
nil cogitatur dulcius,
quam Jesus, Dei Filius. |
Welluidender klinkt geen gezang,
niets vreugdevollers hoort men ooit,
niets zoeters wordt er uitgedacht,
dan Jesus, God, en Zoon van God. |
Jesu, spes poenitentibus,
quam pius es petentibus!
quam bonus te quaerentibus!
sed quid invenientibus? |
Jesus, hoop der rouwmoedigen,
wat zijt Ge trouw voor wie U vraagt!
wat zijt Ge goed voor wie U zoekt!
maar wat wel voor hem die U vindt? |
Nec lingua valet dicere,
nec littera exprimere;
expertus potest credere
quid sit Jesum diligere. |
Geen tong die het ooit zeggen kan,
beschrijven kan het nooit een pen;
alleen wie 't ondervond, weet wat
Jesus beminnen zeggen wil. |
Sis, Jesu, nostrum gaudium,
qui es futurus praemium:
sit nostra in te gloria,
per cuncta semper saecula. |
Wees Gij, o Jesus, onze vreugd,
die eens ons eeuwig loon zult zijn;
in U zij steeds ons roemen, nu
en alle eeuwen eeuwig door. |
Amen. |
Amen. |
℣. Sit nomen Domini benedictum, alleluja. ℟. Ex hoc nunc, et usque in saeculum, alleluja. |
℣. De Naam des Heren zij gezegend, alleluja. ℟. Van nu af tot in eeuwigheid, alleluja. |
Ant. Vocabis * nomen ejus Jesum: ipse enim salvum faciet populum suum a peccatis eorum, alleluja. |
Ant. Gij zult zijn Naam * Jesus noemen; want Hij zal zijn volk verlossen van hun zonden, alleluja. |
In de EERSTE VESPERS:
Ant. Fecit * mihi magna qui potens est, et sanctum nomen ejus, alleluja. |
Ant. Hij die machtig is * heeft grote dingen aan mij gedaan, en heilig is zijn Naam, alleluja. |
| |
| |
Lofzang Magnificat, bladz. 198.
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
|
Laat ons bidden. - God, die uw eniggeboren Zoon tot Verlosser van het mensdom hebt aangesteld en Hem Jesus hebt willen noemen; verleen goedgunstig dat wij, die op aarde zijn heilige Naam vereren, ook zijn aanschijn genieten in de hemel. Door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. |
Oremus. - Deus, qui unigenitum Filium tuum constituisti humani generis Salvatorem, et Jesum vocari jussisti: concede propitius; ut, cujus sanctum nomen veneramur in terris, ejus quoque aspectu perfruamur in caelis. Per eundem Dominum nostrum. |
|
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Zegenen wij. |
Benedicamus. |
Dat de zielen. |
Fidelium animae. |
Onze Vader. |
Pater noster. |
De Heer geve ons. |
Dominus det nobis. |
Hierna bidt men ter ere van de heilige Moeder van God: Alma Redemptoris Mater, bladz. 200.
| |
Gebeden tot het kind Jesus
Heer Jesus, een engel noemde uw wonderbare Naam, uw Moeder gaf hem U, Simeon begreep hem en Anna heeft hem geprezen. Red uw volk over heel de wereld, Gij, wiens Naam vol luister is in de hemel; opdat Gij, alléén machtige en heerlijke, U voor ons, verlorenen, mild en genadig en toegefelijk betoont.
Naderend tot uw kribbe, Heer, met toegewijde harten, vinden wij U daar, over wien Moses heeft gesproken en dien alle stemmen der profeten hebben voorzegd. Geef dat wij, nu wij de betekenis van uw Naam vol majesteit leerden kennen, tot volle kennis van uw zoetheid komen; opdat Gij in de toekomst ons aller bevrijder zijt, Gij dien wij belijden als den enen Christus, waarlijk God en waarlijk mens.
In een oude Griekse tekst komt het volgende gebed voor over de Naam van den Verlosser, dat zinspelingen op enkele beden uit het Onze Vader bevat. Duidelijk leert ons dit gebed het grote vertrouwen waarmede wij Jesus' Naam in bekoringen moeten aanroepen.
Geheiligd zij uw Naam, zo bidden wij U nu. Zie, steeds groter wordt de menigte van boosheid welke uw heilige Naam dreigt te bevlekken in ons, die van uw Naam de tempel zijn. Want wel zijn wij zwak en nietswaardig, maar bescherm, liefdevolle Verlosser, onze ziel voor onreinheid en schande, zoals Gij ook toelaat dat de bekoring ons benauwt. Geef ons te overwinnen door uw kracht; want U behoort de zege en uw Naam is overwinnaar.
| |
| |
| |
Gebed, toegeschreven aan den heiligen Ephrem
God, wees mij zondaar en onwaardige genadig, en moge het mij niet tot veroordeling strekken, dat ik met mijn schandelijke tong en mijn onreine lippen uw Naam durf uit te spreken die heilig is en hoogverheven in eeuwigheid. Maar moge de aanroeping van uw Naam, o Heer, mij strekken tot verlichting en heiliging naar lichaam en geest. Een geur van welriekende zalven stijgt op en vervult met zijn zoete lucht uw huis; hoeveel te meer zal de gedachte aan U, Heer, die zoeter is dan honing en honingzeem, met heiliging en verlichting de harten vervullen van hen, die U, den Verlosser, zoeken in geloof. Geef mij, Heer, het verlangen naar uw heil, als aan een land dat dorstig is en regen verwacht, opdat ik vruchten drage vóór mijn dood, en op de dag van oordeel en vergelding niet beschaamd worde. Ontferm U onzer, Heer, want Gij zijt goed.
| |
Lof van Jesus' naam door den heiligen Bernardinus van Siëna
Jesus, o Naam vol heerlijkheid, vol genade, vol liefde en vol kracht; gij zijt de toeverlaat der boetvaardigen, de banier in de strijd des levens, de medicijn der zielen; gij zijt de troost der geduldigen en het sieraad van hen die geloven; gij zijt het licht der predikers, het loon der arbeiders en de hulp der zieken; gij zijt de verzuchting onzer godsvrucht, de verlossing onzer gebeden en de zoetheid onzer beschouwing; gij, Naam Jesus, zijt de heerlijkheid der heiligen tot in eeuwigheid. Amen.
¶ Andere gebeden ter ere van de Zoete Naam vindt men nog op bladz. 995 vlg.
|
|