| |
Getijden op het feest van de besnijdenis des Heren
De viering van de besnijdenis des Heren werd eerst later uit de Gallicaanse liturgie in die van de Romeinse Kerk overgenomen. Vandaar komt het dat de oude en schone getijden welke op deze dag in het Brevier worden aangegeven, geheel in het teken van het Kerstfeest staan, waarvan wij heden de octaafdag vieren.
De Eerste Vespers op 31 December zijn gelijk aan de Vespers op de feestdag, bladz. 565, met uitzondering van hetgeen daar voor de Eerste Vespers wordt aangegeven.
| |
De lauden
Pater. Ave. |
Onze Vader. Wees gegroet. |
Deus, in adjutorium. |
God, kom mij te hulp. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
O ADMIRABILE commercium: * Creator generis humani, animatum corpus sumens, de Virgine nasci dignatus est: et procedens homo sine semine, largitus est nobis suam Deitatem. |
O WONDERBARE ruil: * de Schepper van het menselijke geslacht neemt een bezield lichaam aan en wil uit een Maagd worden geboren; en uit haar voortkomend zonder tussenkomst van een man, heeft Hij ons zijn Godheid geschonken. |
De psalmen zoals op Zondag, bladz. 106 vlg.
2 Ant. Quando natus es * ineffabiliter ex Virgine, tunc impletae sunt Scripturae: sicut pluvia in vellus descendisti, ut salvum faceres genus humanum: te laudamus, Deus noster. |
2 Ant. Toen Gij op wondervolle wijze * geboren werd uit een Maagd, zijn de Schriften in vervulling gegaan: als de regen op de vacht zijt Gij nedergedaald om het menselijk geslacht te verlossen; U loven wij, onze God. |
3 Ant. Rubum, quem viderat Moyses * incombustum, conservatam agnovimus tuam laudabilem virginitatem: Dei Genitrix, intercede pro nobis. |
3 Ant. In het braambos * dat Moses onverbrand aanschouwde, erkennen wij uw ongerepte en lofwaardige maagdelijkheid; Moeder Gods, wees onze voorspraak. |
4 Ant. Germinavit radix Jesse, * orta est stella ex |
4 Ant. De wortel van Jesse is ontsproten, * de ster uit Jacob |
| |
| |
is opgegaan: de Maagd heeft den Verlosser gebaard; U loven wij, onze God. |
Jacob: Virgo peperit Salvatorem: te laudamus, Deus noster. |
5 Ant. Zie, Maria * heeft ons den Verlosser gebaard; Hem ziende riep Joannes uit: Zie het Lam Gods, zie Hem die wegneemt de zonden der wereld, alleluja. |
5 Ant. Ecce Maria genuit * nobis Salvatorem, quem Joannes videns exclamavit, dicens: Ecce Agnus Dei, ecce qui tollit peccata mundi, alleluja. |
| |
Kapittel Tit. 2, 11-12
Verschenen is de genade van God, onzen Zaligmaker, aan alle mensen; en zij leert ons, dat wij de goddeloosheid en de wereldse verlangens moeten verzaken, en zedig en rechtschapen en godvruchtig moeten leven in deze wereld. ℟. Gode zij dank. |
Apparuit gratia Dei Salvatoris nostri omnibus hominibus, erudiens nos, ut, abnegantes impietatem et saecularia desideria, sobrie et juste et pie vivamus in hoc saeculo. ℟. Deo gratias. |
Lofzang A solis ortus cardine, zoals op het Kerstfeest, bladz. 548.
℣. Het Woord is vlees geworden, alleluja. ℟. En Het heeft onder ons gewoond. alleluja. |
℣. Verbum caro factum est, alleluja. ℟. Et habitavit in nobis, alleluja. |
Ant. Een wonderbaar geheim * wordt ons heden geopenbaard; de naturen worden hernieuwd, want God is mens geworden; wat Hij was is Hij gebleven, en wat Hij niet was heeft Hij aangenomen, zonder vermenging te ondergaan of verdeling. |
Ant. Mirabile mysterium * declaratur hodie: innovantur naturae, Deus homo factus est: id quod fuit permansit, et quod non erat assumpsit; non commixtionem passus, neque divisionem. |
Lofzang Benedictus, bladz. 115.
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Laat ons bidden. - God, die door de vruchtbare maagdelijkheid van de zalige Maria aan de mensheid de beloning der eeuwige zaligheid hebt geschonken; geef, vragen wij, dat wij de voorspraak ondervinden van haar, door wie wij den Gever van het leven mochten ontvangen, onzen Heer Jesus Christus uw Zoon, Die met U leeft en heerst. |
Oremus. - Deus, qui salutis aeternae, beatae Mariae virginitate fecunda, humano generi praemia praestitisti: tribue, quaesumus; ut ipsam pro nobis intercedere sentiamus, per quam meruimus auctorem vitae suscipere, Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum: Qui tecum vivit et regnat. |
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
| |
| |
Benedicamus. |
Zegenen wij. |
Fidelium animae. |
Dat de zielen. |
| |
De vespers
Pater. Ave. |
Onze Vader. Wees gegroet. |
Deus, in adjutorium. |
God, kom mij te hulp. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
O ADMIRABILE commercium: * Creator generis humani, animatum corpus sumens, de Virgine nasci dignatus est: et procedens homo sine semine, largitus est nobis suam Deitatem. |
O WONDERBARE ruil: * de Schepper van het menselijke geslacht neemt een bezield lichaam aan en wil uit een Maagd worden geboren; en uit haar voortkomend zonder tussenkomst van een man, heeft Hij ons zijn Godheid geschonken. |
De psalmen zoals in de Vespers van de heilige Moeder Gods, bladz. 1111 vlg.
2 Ant. Quando natus es * ineffabiliter ex Virgine, tunc impletae sunt Scripturae: sicut pluvia in vellus descendisti, ut salvum faceres genus humanum: te laudamus, Deus noster. |
2 Ant. Toen Gij op wondervolle wijze * geboren werd uit een Maagd, zijn de Schriften in vervulling gegaan: als de regen op de vacht zijt Gij nedergedaald om het menselijk geslacht te verlossen; U loven wij, onze God. |
3 Ant. Rubum, quem viderat Moyses * incombustum, conservatam agnovimus tuam laudabilem virginitatem: Dei Genitrix, intercede pro nobis. |
3 Ant. In het braambos * dat Moses onverbrand aanschouwde, erkennen wij uw ongerepte en lofwaardige maagdelijkheid; Moeder Gods, wees onze voorspraak. |
4 Ant. Germinavit radix Jesse, * orta est stella ex Jacob: Virgo peperit Salvatorem: te laudamus Deus noster. |
4 Ant. De wortel van Jesse is ontsproten, * de ster uit Jacob is opgegaan: de Maagd heeft den Verlosser gebaard; U loven wij, onze God. |
5 Ant. Ecce Maria genuit * nobis Salvatorem, quem Joannes videns exclamavit, dicens: Ecce Agnus Dei, ecce qui tollit peccata mundi, alleluja. |
5 Ant. Zie, Maria * heeft ons den Verlosser gebaard; Hem ziende riep Joannes uit: Zie het Lam Gods, zie Hem die wegneemt de zonden der wereld, alleluja. |
| |
Kapittel Tit. 2, 11-12
Apparuit gratia Dei Salvatoris nostri omnibus hominibus, erudiens nos, ut, abnegantes impietatem et |
Verschenen is de genade van God, onzen Zaligmaker, aan alle mensen; en zij leert ons, dat wij de goddeloosheid en de we- |
| |
| |
reldse verlangens moeten verzaken, en zedig en rechtschapen en godvruchtig moeten leven in deze wereld. ℟. Gode zij dank. |
saecularia desideria, sobrie et juste et pie vivamus in hoc saeculo. ℟. Deo gratias. |
Lofzang, Christe, Redemptor omnium, zoals op het Kerstfeest, bladz. 552.
℣. De Heer heeft doen kennen, alleluja. ℟. Zijn heil, alleluja. |
℣. Notum fecit Dominus, alleluja. ℟. Salutare suum, alleluja. |
Ant. O groot geheim * van ons erfdeel: de schoot van haar die geen man bekende is de tempel Gods geworden; door uit haar het vlees aan te nemen is Hij niet besmet; alle volken zullen komen en zeggen: U, Heer, zij heerlijkheid. |
Ant. Magnum * hereditatis mysterium: templum Dei factus est uterus nescientis virum: non est pollutus ex ea carnem assumens; omnes gentes venient, dicentes: Gloria tibi, Domine. |
In de EERSTE VESPERS op 31 December:
℣. Het Woord is vlees geworden, alleluja. ℟. En Het heeft onder ons gewoond, alleluja. |
℣. Verbum caro factum est, alleluja. ℟. Et habitavit in nobis, alleluja. |
Ant. Om wille van de overmaat van liefde, * waarmede God ons heeft liefgehad, heeft Hij ons zijn Zoon gezonden in de gedaante van het vlees der zonde, alleluja. |
Ant. Propter nimiam * caritatem suam, qua dilexit nos Deus, Filium suum misit in similitudinem carnis peccati, alleluja. |
Lofzang Magnificat, bladz. 198.
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
|
Laat ons bidden. - God, die door de vruchtbare maagdelijkheid van de zalige Maria aan de mensheid de beloning der eeuwige zaligheid hebt geschonken; geef, vragen wij, dat wij de voorspraak ondervinden van haar, door wie wij den Gever van het leven mochten ontvangen, onzen Heer Jesus Christus uw Zoon, Die met U leeft en heerst. |
Oremus. - Deus, qui salutis aeternae, beatae Mariae virginitate fecunda, humano generi praemia praestitisti: tribue, quaesumus; ut ipsam pro nobis intercedere sentiamus, per quam meruimus auctorem vitae suscipere, Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum: Qui tecum vivit. |
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Zegenen wij. |
Benedicamus. |
Dat de zielen. |
Fidelium animae. |
Onze Vader. |
Pater noster. |
De Heer geve ons. |
Dominus det nobis. |
Hierna bidt men ter ere van de heilige Moeder van God: Alma Redemptoris Mater, bladz. 200.
| |
| |
| |
Gebeden tot Christus
Laten wij nederig bidden tot Christus onzen Heer, die voor ons in het vlees geboren, volgens de wet besneden en in de stroom gedoopt wilde worden; laten wij tot Hem bidden op deze octaafdag van zijn geboorte, waarop Hij Zich aan het geheim der besnijdenis volgens de vorm der oude wet heeft willen onderwerpen; opdat Hij ons die leven in de schoot der Kerk, dagelijks opnieuw zal doen geboren worden, totdat in ons zijn gestalte verschijnt, waarin wij de volheid van zijn volwassenheid zullen bezitten. Moge Hij, niet met staal, maar met de geest onze harten besnijden, waarin de ondeugden der heidenen zijn opgegroeid; zodat Hij, na het afsnijden der zonden, in ons nog slechts doe groeien wat Hem kan dienen en behagen.
Christus, Zoon van God, geboren uit een vrouw en geboren onder de wet, om de beloften aan de vaderen in te lossen zijt Gij de bedienaar der besnijdenis geworden. Gij, die beloofd waart door de wet, zijt in de tijd de vervulling dezer wet geworden, toen Gij - door het geheim van de achtste dag in uw heerlijk lichaam te voltrekken - het oude zegel der besnijdenis ontvingt en de Naam hebt aangenomen welke door den engel was genoemd. Geef ons, onwaardigen, dat wij, die de geheimen uwer menswording met groot geloof aanvaarden, U met een grotere liefde des geestes mogen beminnen; dat wij U, in wien volgens de beschikking des Heren alle geheimen van ons heil zijn volbracht, zo in geloof aanhangen, zo beminnen, zo door ijver van goede werken zoeken te dienen, dat wij door volmaakte trouw aan uw geboden op deze onze pelgrimstocht behouden blijven en na de dood gelukkig tot U komen.
De gestalte van den mens hebt Gij, Heer vol ontferming, onveranderd aangenomen, die God zijt van nature. De wet vervullend hebt Gij de besnijdenis des vleses willen ondergaan om de schaduwen te verdrijven en de voorhang onzer hartstochten weg te nemen. Eer zij uwe goedheid; eer zij uw ontferming; eer zij, o Woord, uw onzegbare vernedering.
| |
Gebeden bij het begin van het nieuwe jaar
In de oude liturgische boeken van de Spaanse Kerk vindt men voor 1 Januari enkele gebeden aangegeven, welke Gods zegen vragen voor het nieuwe jaar. Dergelijke teksten vindt men eveneens in de Griekse Maandboeken op 1 September, op welke datum de christenen van de Byzantijnse ritus het kerkelijke (en oudtijds ook het burgerlijke) jaar beginnen. In al deze gebeden treft ons de zinspeling op het psalmvers: ‘Gij zegent de krans van het jaar uwer goedheid, en uw velden worden gevuld met overvloed’ (Ps. 64, 12).
God, die Uzelf gelijk blijft en wiens jaren niet vergaan, geef ons dit jaar zo in U welgevallige, toegewijde dienst- | |
| |
baarheid door te brengen, dat wij niet verstoken blijven van wat wij voor ons leven nodig hebben, en met een toewijding, die niets te wensen overlaat, ons voegen naar uw goddelijke wil.
Zegen, Heer, de jaarkrans uwer mildheid, opdat uw velden vol overvloed van vruchten mogen staan, en wij die in een dal van tranen wonen, vervuld mogen zijn van zoete vrede.
Maker van geheel de schepping, die tijden en jaren in uw macht hebt vastgesteld, zegen de krans van het jaar uwer goedheid, en bewaar, op voorspraak van de Moeder Gods, de vorsten en uw stad in vrede, en red ons.
Schepper en Meester der eeuwen, God van het heelal, verheven boven al wat buiten U bestaat, zegen het komende jaar en, in uw reddende ontferming zonder eind, erbarm U over allen die U, enigen Meester, dienen en vol eerbied roepen: Bevrijder, schenk allen een jaar vol vruchtbaarheid.
|
|