| |
Zegeningen van personen
Zegening van een aanstaande moeder
℣. Onze hulp is in de Naam des Heren.
℟. Die hemel en aarde gemaakt heeft.
℣. Maak zalig, Heer, uw dienares.
℟. Die op U hoopt, mijn God.
℣. Wees haar, Heer, een sterke toren.
℟. Tegen den vijand.
℣. Dat de vijand niets tegen haar vermoge.
℟. Dat de zoon der boosheid haar niet langer schade.
℣. Zend haar hulp, Heer, uit het heiligdom.
℟. En bescherm haar uit Sion.
℣. Heer, verhoor mijn gebed.
℟. En mijn geroep kome tot U.
℣. De Heer zij met u.
℟. En met uw geest.
Laat ons bidden. - Almachtige eeuwige God, die uw die- | |
| |
naren hebt verleend door het belijden van het ware geloof de heerlijkheid van de eeuwige Drievuldigheid te erkennen, en in de macht van haar majesteit de Eenheid te aanbidden; wij vragen U, dat door de standvastigheid in dit geloof deze uwe dienares N. steeds voor alle onheil beveiligd blijve. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen.
Laat ons bidden. - Heer God, Schepper van het heelal, sterk en vreeswekkend, rechtvaardig en vol ontferming, die alleen goed zijt en mild; Gij die Israël bevrijd hebt uit alle ellende; die onze vaderen in welgevallen hebt aangenomen en hen hebt geheiligd door de hand des Heiligen Geestes; die met de medewerking van den Heiligen Geest het lichaam en de ziel van de roemrijke Maagd Maria hebt toebereid, opdat zij een waardige woonplaats zouden zijn voor uwen Zoon; die Joannes den Doper vervuld hebt met den Heiligen Geest en hem van vreugde deed opspringen in de schoot zijner moeder: aanvaard het offer van een berouwvol hart en het brandend verlangen van uw dienares N., die U nederig bidt voor het welzijn van het kind, dat volgens uwe goedheid door haar werd ontvangen; bewaar hetgeen U toebehoort en verdedig het tegen alle list en onrecht van den wreden vijand; opdat onder de verlossende hand van uw ontferming haar vrucht voorspoedig het levenslicht aanschouwe, tot een heilige wedergeboorte behouden blijve, U in alles en altijd diene en het eeuwig leven verwerve. Door dezen zelfden Heer Jesus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van denzelfden Heiligen Geest, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen.
De priester besprenkelt de vrouw met wijwater, en zegt vervolgens:
| |
Psalm 66. Deus misereatur
God zij ons genadig en zegene ons; * Hij doe zijn aanschijn over ons lichten en zegene ons. Opdat wij op aarde uw weg mogen kennen, * te midden van alle volken uw heil.
Mogen, o God, de volken U prijzen, * mogen alle volken U prijzen. -
De heidenen zullen zich verblijden en juichen, omdat Gij de volken richt naar billijkheid * en heerst over de naties der aarde.
Mogen, o God, de volken U prijzen, mogen alle volken U prijzen. * De aarde heeft haar gewas gegeven;
God, onze God, heeft ons gezegend, gezegend heeft ons God; * mochten alle grenzen der aarde Hem vrezen.
Eer aan den Vader.
℣. Loven wij den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest.
℟. Laat ons Hem prijzen en verheffen in eeuwigheid.
℣. Aan zijn engelen heeft God over u bevolen.
℟. Dat zij u bewaken op al uw wegen.
℣. Heer, verhoor mijn gebed.
℟. En mijngeroep kome tot U.
| |
| |
℣. De Heer zij met u.
℟. En met uw geest.
Laat ons bidden. - Bezoek, vragen wij, Heer, deze woning, en weer verre van haar en van deze uw dienares N. alle lagen des vijands; dat uw heilige engelen er wonen om haar en haar kind in vrede te bewaren, en dat uw ze✠gen altijd over haar blijve. Bewaar hen, almachtige God, en geef hun uw eeuwig licht. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen.
De zegen van den almachtigen God, van den Vader en den Zoon ✠ en den Heiligen Geest, dale neder over u en uw kind, en blijve daar voor altijd. ℟. Amen.
| |
De kerkgang
Volgens vroom gebruik gaat de jonge moeder de eerste maal dat zij de woning verlaat naar de kerk om God te danken voor het kind dat zij uit zijn handen heeft ontvangen. Hierbij ontvangt zij van de heilige Kerk een bijzondere zegening.
Bij de deur der kerk geeft de priester aan de jonge moeder een brandende kaars in de hand, besprenkelt haar met wijwater en zegt:
℣. Onze hulp is in de Naam des Heren.
℟. Die hemel en aarde gemaakt heeft.
Ant. Deze zal ontvangen.
| |
Psalm 23. Domini est terra
Den Heer behoort de aarde en wat zij bevat, * de wereld en die haar bewonen.
Want Hij heeft haar gegrond op de zeeën, * en haar op de stromen gevestigd. -
Wie mag de berg des Heren bestijgen, * wie zijn heilige stede betreden?
Die rein is van handen en zuiver van hart, in wiens ziel geen bedrog is * en die niet vals zweert tegen zijn naaste. Deze zal zegen van den Heer ontvangen, * en ontferming van God, zijn heil.
Dit is het geslacht van hen die Hem zoeken, * die zoeken het aanschijn van Jacobs God. - Heft uw kroonlijsten, poorten; rijst omhoog, eeuwige poorten; * en de Koning der glorie treedt binnen.
Wie is deze Koning der glorie? * De Heer, sterk en geweldig, de Heer, sterk in de strijd.
Heft uw kroonlijsten, poorten; rijst omhoog, eeuwige poorten; * en de Koning der glorie treedt binnen.
Wie is deze Koning der glorie? * De Heer der heirscharen, Hij is de Koning der glorie. Eer aan den Vader.
Ant. Deze zal zegen van den Heer ontvangen, en ontferming van God, haar heil; want dit is het geslacht van die den Heer zoeken.
De priester biedt aan de jonge moeder het uiteinde van de stola aan, en leidt haar de kerk binnen, terwijl hij zegt:
Treed binnen in de tempel Gods, en aanbid den Zoon van de zalige Maagd Maria die u vruchtbaarheid van kroost heeft geschonken.
Bij het altaar gekomen knielt de moeder neer, en de priester spreekt over haar de volgende gebeden uit:
Heer, ontferm U over ons.
| |
| |
Christus, ontferm U over ons. Heer, ontferm U over ons.
Onze Vader... (in stilte)
℣. En leid ons niet in bekoring.
℟. Maar verlos ons van het kwade.
℣. Maak zalig, Heer, uw dienares.
℟. Die op U hoopt, mijn God.
℣. Zend haar hulp, Heer, uit het heiligdom.
℟. En bescherm haar uit Sion.
℣. Dat de vijand niets tegen haar vermoge.
℟. Dat de zoon der boosheid haar niet langer schade.
℣. Heer, verhoor mijn gebed.
℟. En mijn geroep kome tot U.
℣. De Heer zij met u.
℟. En met uw geest.
Laat ons bidden. - Almachtige eeuwige God, die door het baren van de zalige Maagd Maria de smarten van de barende gelovige vrouwen in vreugde hebt verkeerd; zie goedgunstig neer op deze uw dienstmaagd, die blijde tot uw heilige tempel komt om U te danken; en geef dat zij na dit leven, door de verdiensten en de voorspraak van dezelfde zalige Maria, met haar kind tot de vreugden van de eeuwige zaligheid kome. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen.
Nogmaals besprenkelt de priester de moeder met wijwater, terwijl hij de volgende zegening uitspreekt:
De vrede en de zegen van den almachtigen God, van den Vader en den Zoon ✠ en den Heiligen Geest, dale over u neder en blijve altijd met u. ℟. Amen.
| |
Zegening van een zuigeling
Als de zegening over meer dan één zuigeling wordt uitgesproken, zegt de priester de volgende gebeden in het meervoud.
℣. Onze hulp is in de Naam des Heren.
℟. Die hemel en aarde gemaakt heeft.
℣. Onze God is vol ontferming.
℟. De Heer, de Beschermer der kleinen.
℣. Heer, verhoor mijn gebed.
℟. En mijn geroep kome tot U.
℣. De Heer zij met u.
℟. En met uw geest.
Laat ons bidden. - Heer Jesus Christus, Zoon van den levenden God, die, hoewel vóór alle eeuwen voortgekomen, toch in de tijd kind hebt willen zijn, en die de onschuld van deze leeftijd bemint; Gij, die de kleinen die tot U werden gebracht, liefdevol hebt omhelsd en gezegend; voorkom dit kind met zegeningen vol zoetheid, en sta niet toe dat de boosheid zijn geest aantaste. Geef dat hij mag toenemen in jaren, wijsheid en welgevalligheid, zodat hij U steeds behage, die leeft en heerst met God den Vader in de eenheid van den Heiligen Geest, God, door alle eeuwen der eeuwen. R. Amen.
De priester besprenkelt het kind met wijwater en zegt:
De vrede en de zegen van den almachtigen God, van den Vader en den Zoon ✠ en den Heiligen Geest, dale over u neder en blijve altijd met u. ℟. Amen.
| |
| |
| |
Zegening van een kind
℣. Onze hulp is in de Naam des Heren.
℟. Die hemel en aarde gemaakt heeft.
℣. De Heer zij met u.
℟. En met uw geest.
Laat ons bidden. - Heer Jesus Christus, Zoon van den levenden God, die gezegd hebt: Laat de kleinen tot Mij komen, want het Rijk der hemelen is voor hen die zijn zoals zij; stort over dezen jongen de kracht van uw ze✠gen uit, en zie neer op het geloof en de godsvrucht van de Kerk en van zijn ouders; opdat hij, toenemend in kracht en wijsheid bij God en de mensen, een gezegende ouderdom bereike en het eeuwig heil verwerve. Die leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. ℟. Amen.
Vervolgens bidt de priester psalm 112: Laudate, pueri, Dominum, bladz. 193.
Heer, ontferm U over ons. Christus, ontferm U over ons. Heer, ontferm U over ons. Onze Vader... (in stilte)
℣. En leid ons niet in bekoring.
℟. Maar verlos ons van het kwade.
De zegen van den almachtigen God, van den Vader en den Zoon ✠ en den Heiligen Geest, dale over u neder en blijve altijd met u. ℟. Amen.
| |
Zegening van kinderen in de kerk
Op vele plaatsen zegent de priester de kinderen met de volgende zegening op het feest der heilige Onnozele Kinderen (28 Dec.). Alvorens de zegen te geven houdt de priester tot de kinderen een korte toespraak.
℣. Onze hulp is in de Naam des Heren.
℟. Die hemel en aarde gemaakt heeft.
Ant. Looft, kinderen, den Heer; looft de Naam des Heren.
Men zingt psalm 112 (bladz. 193) te beginnen bij het tweede vers. Na het einde van de psalm herhaalt men de antifoon.
℣. Laat de kinderen tot Mij komen.
℟. Want hun behoort het hemelrijk.
℣. Hun engelen
℟. Zien altijd het aanschijn des Vaders.
℣. Dat de vijand niets tegen hen vermoge.
℟. En de zoon der boosheid hen niet langer schade.
℣. Heer, verhoor mijn gebed.
℟. En mijn geroep kome tot U.
℣. De Heer zij met u.
℟. En met uw geest.
Laat ons bidden. - Heer Jesus Christus, Gij hebt de kleinen, die men bij U bracht en die tot U kwamen, omhelsd, hun zegenend de handen opgelegd en gezegd: Laat de kinderen tot Mij komen en weerhoudt hen niet, want het Rijk der hemelen is voor hen die zijn zoals zij, en hun engelen zien altijd het aanschijn van mijn Vader; zie neer, vragen wij, op de onschuld van de jongens (meisjes) die hier aanwezig zijn en op de godsvrucht van hun (haar) ouders, en ze✠gen hen
| |
| |
heden goedgunstig door onze bediening; opdat zij in uw genade en barmhartigheid steeds toenemen, U smaken, U beminnen, U vrezen, uw geboden onderhouden en gelukkig tot het begeerde einddoel geraken: door U, Verlosser der wereld, die met den Vader en den Heiligen Geest leeft en heerst, God, in de eeuwen der eeuwen. ℟. Amen.
Laat ons bidden. - Bescherm, vragen wij, Heer, door de tussenkomst van de heilige Maria altijd Maagd, deze gemeenschap voor alle tegenspoed; en behoed hen, die van ganser harte voor U liggen neergeknield, genadig en vol goedheid voor de hinderlagen der vijanden. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen
Laat ons bidden. - God, die in uw onuitsprekelijke voorzienigheid uw heilige engelen wilt zenden om ons te bewaren; geef, dat wij op ons smeken door hun bescherming steeds worden verdedigd, en ons eeuwig in hun gezelschap verheugen. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen.
Dat God u zegene, en uw hart en uw inzicht beware, de Vader en de Zoon ✠ en de Heilige Geest. ℟. Amen.
| |
Zegening van zieke kinderen die nog niet tot de jaren van verstand zijn gekomen
Als de priester de ziekenkamer binnentreedt, spreekt hij de gebruikelijke groet:
℣. Vrede zij dit huis.
℟. En allen die het bewonen.
De priester besprenkelt den zieke en het vertrek met wijwater, en bidt vervolgens psalm 112: Laudate, pueri, Dominum, (bladz. 193).
Heer, ontferm U over ons. Christus, ontferm U over ons. Heer, ontferm U over ons. Onze Vader... (in stilte)
℣. En leid ons niet in bekoring.
℟. Maar verlos ons van het kwade.
℣. Onze God is vol ontferming.
℟. De Heer, de Beschermer der kleinen.
℣. Laat de kinderen tot Mij komen.
℟. Want hun behoort het hemelrijk.
℣. Heer, verhoor mijn gebed.
℟. En mijn geroep kome tot U.
℣. De Heer zij met u.
℟. En met uw geest.
Laat ons bidden. - God, in wien alles tot rijpheid komt en door wien wat gerijpt is wordt gesterkt; strek uw rechterhand uit over dezen uw dienaar (deze uwe dienares) die op tengere leeftijd wegkwijnt; opdat hij (zij) de kracht der gezondheid herkrijge, de volheid van zijn (haar) jaren bereike en U zonder ophouden trouw en dankbaar moge dienen alle dagen van zijn (haar) leven. Door onzen Heer Jesus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van den Heiligen Geest, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen.
Laat ons bidden. - Vader van barmhartigheid en God van alle vertroosting, die door
| |
| |
uw menigvoudige goedheid zorg draagt voor uw schepsel, en niet alleen aan de ziel maar ook aan het lichaam zelf welwillend de genade der genezing schenkt; wil deze(n) kleine(n) zieke van zijn (haar) ziekbed oprichten en hem (haar) ongedeerd aan uw heilige Kerk en aan zijn (haar) ouders teruggeven; opdat hij (zij) alle dagen van zijn (haar) herkregen leven toeneme in welgevallen en wijsheid bij U en bij de mensen, U in gerechtigheid en heiligheid diene en naar het behoort dankzegge aan uw ontferming. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen.
Laat ons bidden. - God, die de taak van engelen en mensen in wonderbare orde regelt; verleen goedgunstig dat zij, die in de hemel steeds voor uw aanschijn staan en U dienen, op aarde de beschermers zijn van het leven van dit kind. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen.
De priester legt de rechterhand op het hoofd van het zieke kind en zegt:
Zieken zullen zij de handen opleggen en dezen zullen herstellen. Jesus, de Zoon van Maria, het heil en de Heer der wereld, moge u, door de verdiensten en voorspraak van de heilige apostelen Petrus en Paulus en van alle heiligen, goedgunstig en genadig zijn. Amen.
Hier kan de priester het begin van het Sint Jansevangelie lezen (bladz. 290). Ten slotte spreekt hij over het kind de gewone zegening uit en besprenkelt het met wijwater.
| |
Zegening van een zieke
¶ Indien er meer dan één zieke wordt gezegend, gebruikt de priester in het tweede en derde gebed de meervoudsvorm.
℣. Vrede zij dit huis.
℟. En allen die het bewonen.
℣. Onze hulp is in de Naam des Heren.
℟. Die hemel en aarde gemaakt heeft.
℣. Heer, verhoor mijn gebed.
℟. En mijn geroep kome tot U.
℣. De Heer zij met u.
℟. En met uw geest.
Laat ons bidden. - Moge, Heer Jesus Christus, nu onze nietswaardigheid dit huis betreedt, hier binnengaan uw vrede en barmhartigheid; dat alle boosheid der duivelen deze plaats ontvluchte; dat de engelen van vrede hier verblijven, en alle boze tweedracht wijke van dit huis. Verheerlijk, Heer, onder ons uw heilige Naam, en zegen onze omgang; Gij die heilig zijt en goedertieren, en met den Vader en den Heiligen Geest blijft in de eeuwen der eeuwen. ℟. Amen.
Laat ons bidden. - Zie neder, Heer, op uw dienaar (ares) die lijdt door de ziekte van zijn (haar) lichaam, en verkwik de ziel die Gij hebt geschapen; opdat hij (zij) door deze kastijdingen gezuiverd, zich door uw ontferming terstond behouden wete. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen.
Laat ons bidden. - Heer,
| |
| |
barmhartige vertrooster van de gelovigen, wij vragen uw onmetelijke goedheid, dat Gij, nu onze nietswaardigheid hier binnentreedt, dezen uw dienaar (deze uw dienares) op zijn (haar) lijdenssponde wilt bezoeken, zoals Gij de schoonmoeder van Petrus hebt bezocht; sta hem (haar) genadig bij, Heer, opdat hij (zij) zijn (haar) vroegere gezondheid herkrijge en U in uw Kerk dank brenge. Die leeft en heerst, God, in de eeuwen der eeuwen. ℟. Amen.
De priester strekt de rechterhand over den zieke uit en zegt:
De Heer Jesus Christus zij met u om u te verdedigen; Hij zij in u om u te bewaren; Hij ga u voor om u te geleiden; Hij kome achter u om u te beschermen; Hij zij over u om u te zegenen; die met den Vader en den Heiligen Geest leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. ℟. Amen.
Ten slotte spreekt de priester over den zieke de gewone zegening uit en besprenkelt hem met wijwater.
| |
De pauselijke zegen
Krachtens bijzondere volmacht kunnen niet alleen de bisschoppen, maar ook ordesgeestelijken somtijds in hun eigen kerken enkele malen per jaar aan de gelovigen de pauselijke zegen geven, waaraan een volle aflaat is verbonden. Zij mogen echter niet de zegening volgens het Pontificale uitspreken, maar volgen daarbij de volgende plechtigheid, welke in het Rituale wordt voorgeschreven.
℣. Onze hulp is in de Naam des Heren.
℟. Die hemel en aarde gemaakt heeft.
℣. Maak, Heer, uw volk zalig.
℟. En zegen uw erfdeel.
℣. De Heer zij met u.
℟. En met uw geest.
Laat ons bidden. - Almachtige en barmhartige God, kom ons te hulp uit uw heiligdom en verhoor goedgunstig de gebeden van dit volk, dat met nederig hart vergiffenis voor zijn zonden vraagt, en uw zegen en genade verbeidt. Strek welwillend uw hand er over uit en laat de volheid van de goddelijke zegen neerdalen; opdat het, met alle gaven overladen, de gelukzaligheid en het eeuwige leven verwerve. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen.
Staande aan de epistelzijde zegent de priester het volk met een enkel kruisteken:
Zegene u de almachtige God, de Vader en de Zoon ✠ en de Heilige Geest. ℟. Amen.
¶ Als een priester volmacht heeft aan het einde van geestelijke oefeningen de pauselijke zegen met volle aflaat te verlenen, doet hij dit door de gelovigen te zegenen met een kruisbeeld onder het uitspreken van deze woorden:
De zegen van den almachtigen God, van den Vader en den Zoon ✠ en den Heiligen Geest, dale over u neder en blijve altijd met u. ℟. Amen.
| |
Zegening op het feest van den heiligen Blasius (3 Februari)
De heilige bisschop Blasius is volgens de overlevering in het jaar 316 te Sebaste in Armenië de martel- | |
| |
dood gestorven. Toen hij naar de strafplaats werd geleid, kwam een moeder hem smeken haar enig kind te redden, dat ten gevolge van het inslikken van een visgraat in levensgevaar verkeerde. Toen de heilige het kind had gezegend, werd het onmiddellijk van zijn benauwdheid verlost. Bij de zegening met de op de feestdag van den heiligen Blasius gewijde kaarsen, vragen wij God ons op voorspraak van zijn heiligen martelaar voor keelziekte en alle ander kwaad te bewaren.
Allereerst zegent de priester de kaarsen:
℣. Onze hulp is in de Naam des Heren.
℟. Die hemel en aarde gemaakt heeft.
℣. Heer, verhoor mijn gebed.
℟. En mijn geroep kome tot U.
℣. De Heer zij met u.
℟. En met uw geest.
Laat ons bidden. - Almachtige en allerzachtmoedigste God, die alleen door het Woord alle verschillende wezens hebt geschapen, en gewild hebt, dat tot herstel van de mensheid datzelfde Woord, door Hetwelk alles is gemaakt, zelf mens zou worden; die groot zijt en onmetelijk, vreeswekkend en lofwaardig, die wonderen werkt; door zijn geloof in U te belijden heeft de roemrijke martelaar en bisschop Blasius, onbevreesd voor allerlei folteringen, het geluk van de martelpalm verworven, en Gij hebt hem, onder andere genaden, ook het voorrecht geschonken alle keelziekten door uw kracht te genezen. Wij bidden ootmoedig uwe Majesteit dat Gij, zonder acht te slaan op onze schuld, maar verzoend door zijn gebeden en verdiensten, dit schepsel, deze was, in uw vererenswaardige vaderliefde wilt ze✠genen en heiligen door er uw genade in te storten; opdat allen, die in gelovig vertrouwen hiermede hun hals laten aanraken, door de verdiensten van zijn lijden van alle keelziekten worden verlost, U gezond en blijde dank zeggen in uw heilige Kerk, en prijzen uw heerlijke Naam, die gezegend is in de eeuwen der eeuwen. ℟. Amen.
Na dit gebed besprenkelt de priester de kaarsen met wijwater.
Kruisgewijze houdt de priester de twee gezegende kaarsen onder de kin van hen, die voor hem komen knielen om de zegen te ontvangen. Telkens zegt hij:
Door de voorspraak van den heiligen bisschop en martelaar Blasius, bevrijde u God van keelziekte en van alle ander kwaad. In de Naam van den Vader en den Zoon ✠ en den Heiligen Geest. Amen.
|
|