| |
| |
| |
| |
De laatste zalving
Na de zalving met de olie der geloofsleerlingen, voordat wij werden gedoopt, en nadat wij werden gezalfd met het heilig chrisma, na ons doopsel en bij het vormsel, worden wij nog een laatste maal gezalfd, met de olie der zieken, als we ons in onze laatste ziekte voorbereiden de goede strijd te voleinden en den Bruidegom tegemoet te gaan.
Het is deze laatste zalving (extrema unctio, in het Nederlands ook Heilig Oliesel genaamd) waarvan de apostel Jacobus spreekt in zijn brief: ‘Is iemand uwer ziek, hij ontbiede de priesters der Kerk; dezen zullen over hem bidden en hem zalven met olie in de Naam des Heren. En het gelovige gebed zal den zieke behouden, de Heer zal hem opbeuren, en mocht hij in zonden zijn, dan worden zij hem vergeven’ (Jac. 5, 14-15).
De Kerk leert, en vrijwel al de afgescheiden christenen van het Oosten leren het met haar, dat deze zalving der zieken een sacrament is, waardoor ons de genade welke het betekent, wordt medegedeeld. Het werkt in ons uit de vergeving der zonden, zelfs van de zware zonden als wij er berouw over hebben en niet meer in staat zouden zijn deze in het sacrament der boetvaardigheid te belijden. Evenals het vormsel een aanvulling is van het doopsel, zo wordt het sacrament der biecht aangevuld door dat van de laatste zalving. God aanziet onze boetvaardigheid en zelfs als het de boetvaardigheid zou zijn van een arbeider van het elfde uur, aanvaardt Hij haar in onze laatste ziekte als de afsluiting van een christelijk leven. Daarom leert de Kerk, dat bij het berouwvol ontvangen van dit sacrament alle onreinheid in ons wordt weggenomen, wij de genade ontvangen zelfs onze geringste zwakheden van harte te betreuren, en wij worden voorbereid om de komst van den Heer te verwachten.
Nog een tweede werking van het sacrament noemt de apostel, als hij zegt, dat de Heer den zieke zal opbeuren. Dit betekent, dat wij worden opgebeurd in de uiterste hulpeloosheid welke de dood kan voorafgaan, dat wij gesterkt worden in de verwachting van het eeuwige leven, dat ons geduld wordt gegeven, vreugde en kalmte. In zijn uiterste nood heeft de christen niet genoeg aan de vermaningen welke de apostel deed voorafgaan: ‘Als iemand uwer in droefheid is, moet hij bidden; is hij opgeruimd: hij
| |
| |
zinge Gods lof’ (Jac. 5, 13). In die uiterste ellende moet de priester der Kerk tot ons komen, en ons het sacrament toedienen van de bijzondere genade, die wij dan nodig hebben.
De apostel heeft er nog aan toegevoegd, dat het sacrament den zieke zal behouden. Niet alsof het als regel onverwachte wonderen werkt. Maar de Heer zal den zieke sterken, zodat zijn ziekte hem niet langer aanleiding tot zonde zal zijn. En mogelijk, als beterschap den zieke tot zaligheid strekt, zal hij genezen.
Uit de bedoeling van het sacrament volgt, dat het alleen wordt toegediend aan hen die ten gevolge van ziekte in gevaar van sterven verkeren. En eveneens volgt er uit, dat men den zieke onrecht doet hem de genade en de vertroosting van het sacrament te onthouden en den priester eerst te roepen als het ogenblik van sterven nadert. Bij iedere ziekte, welke volgens het oordeel van de doktoren dodelijk zou kunnen zijn, mag het aan het begin van het kritieke stadium aanstonds worden toegediend.
Als het enigszins mogelijk is, belijdt de zieke vóór de laatste zalving aan den priester zijn zonden en nuttigt hij als teerspijs (viaticum, letterlijk: reispenning) het Lichaam des Heren. Men zegt dan wel, dat hij ‘ten volle is bediend’. En werkelijk, beter kan hij niet worden voorbereid voor zijn laatste reis, als de vrijspreking der Kerk hem zijn voor God berouwde zonden heeft weggenomen, als de heilige zalving hem gesterkt heeft voor de laatste strijd en het Lichaam des Heren hem strekt tot onderpand van het eeuwige leven.
Men plaatst in de ziekenkamer een met een witte linnen doek beklede tafel, waarop een kruisbeeld tussen twee brandende kaarsen; vervolgens een glaasje met wijwater en palmtakje; en een schotel met watten in zes vlokken verdeeld, om de gezalfde zintuigen te reinigen. Bovendien houdt men wat broodkruimels en water met doek voor de handenwassing van den priester gereed. Als de zieke tevens de heilige Teerspijze ontvangt, plaatst men op de tafel ook een glas met een weinig water en een witlinnen doek, om tijdens de communie over de handen van den zieke te leggen.
Bij het binnentreden spreekt de priester de groet:
VREDE zij dit huis. |
PAX huic domui. |
℟. En allen die het bewonen. |
℟. Et omnibus habitantibus in ea. |
De priester plaatst (het heilig Sacrament en) de gewijde olie op de tafel en reikt den zieke een kruisbeeld om dit te kussen. Hierna besprenkelt hij den zieke, de kamer (en alle aanwezigen) met wijwater, terwijl hij bidt:
Besproei mij, Heer, met hysop, en ik zal gereinigd worden; was mij, en ik zal witter worden dan sneeuw. Ps. 50, 3. Ontferm U over mij, o God, naar uw grote barmhartigheid. ℣. Eer aan den |
Asperges me, Domine, hyssopo, et mundabor; lavabis me, et super nivem dealbabor. Ps. Miserere mei, Deus, secundum magnam misericordiam tuam. |
| |
| |
℣. Gloria Patri, et Filio, et Spiritui Sancto; sicut erat in principio, et nunc et semper, et in saecula saeculorum. Amen. - Asperges me. |
Vader en den Zoon en den Heiligen Geest; zoals het was in het begin, en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen. - Besproei mij. |
Als de zieke dit verlangt, belijdt hij den priester zijn zonden en ontvangt hij de sacramentele vrijspreking. Ook indien dit niet het geval is, bemoedigt de priester den zieke en wijst hem op de genade en de kracht van het sacrament der zalving, dat hij gaat ontvangen.
| |
De communie
Indien de zieke de heilige Teerspijze ontvangt, geschiedt dit eveneens vóór de toediening van de zalving. De zieke of een der omstanders spreekt de schuldbelijdenis:
Confiteor Deo omnipotenti, beatae Mariae semper Virgini, beato Michaëli Archangelo, beato Joanni Baptistae, sanctis apostolis Petro et Paulo, omnibus sanctis, et tibi, pater, quia peccavi nimis cogitatione, verbo et opere: mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa. Ideo precor beatam Mariam semper Virginem, beatum Michaëlem Archangelum, beatum Joannem Baptistam, sanctos apostolos Petrum et Paulum, omnes sanctos, et te, pater, orare pro me ad Dominum Deum nostrum. |
Ik belijd voor God almachtig, voor de heilige Maria altijd Maagd, voor den heiligen aartsengel Michaël, voor den heiligen Joannes den Doper, voor de heilige apostelen Petrus en Paulus, voor alle heiligen en voor u, vader, dat ik zeer gezondigd heb in gedachte, woord en werk, (hier klopt men driemaal op de borst) door mijn schuld, door mijn schuld, door mijn allergrootste schuld. Daarom vraag ik de heilige Maria altijd Maagd, den heiligen aartsengel Michaël, den heiligen Joannes den Doper, de heilige apostelen Petrus en Paulus, alle heiligen en u, vader, voor mij te bidden tot den Heer onzen God. |
En de priester zegt:
Misereatur tui omnipotens Deus, et, dimissis peccatis tuis, perducat te ad vitam aeternam. ℟. Amen. |
De almachtige God ontferme Zich over u, vergeve uw zonden, en geleide u ten eeuwigen leven. ℟. Amen. |
Indulgentiam, absolutionem ✠ et remissionem peccatorum tuorum tribuat tibi omnipotens et misericors Dominus. ℟. Amen. |
Vergeving, vrijspraak ✠ en kwijtschelding van uw zonden verlene u de almachtige en barmhartige Heer. ℟. Amen. |
De priester toont den zieke de heilige Hostie en zegt:
Ecce Agnus Dei, ecce qui tollit peccata mundi. |
Ziet het Lam Gods, ziet Hem die wegneemt de zonden der wereld. |
| |
| |
en driemaal:
Heer, ik ben niet waardig dat Gij ingaat onder mijn dak, maar spreek slechts een woord, en mijn ziel zal gezond worden. |
Domine, non sum dignus, ut intres sub tectum meum, sed tantum dic verbo, et sanabitur anima mea. |
Hierna reikt de priester den zieke de heilige Teerspijze met de woorden:
Ontvang, broeder (zuster), de reispenning van het Lichaam onzes Heren Jesus Christus; moge Hij u bewaren voor den bozen vijand, en geleiden ten eeuwigen leven. Amen. |
Accipe, frater (soror), viaticum Corporis Domini nostri Jesu Christi, qui te custodiat ab hoste maligno, et perducat in vitam aeternam. Amen. |
De priester reinigt de vingers met het gereedstaande water, dat hierna, zo mogelijk, door den zieke wordt genuttigd, of anders in het vuur moet geworpen worden. Vervolgens bidt de priester:
De Heer zij met u. |
Dominus vobiscum. |
℟. En met uw geest. |
℟. Et cum spiritu tuo. |
|
Laat ons bidden. - Heilige Heer, almachtige Vader, eeuwige God, met vertrouwen bidden wij U, dat het hoogheilig Lichaam van onzen Heer Jesus Christus aan onzen broeder (onze zuster), die het ontvangen heeft, zowel naar lichaam als naar ziel ten goede moge komen als een geneesmiddel voor eeuwig. Die met U leeft en heerst in de eenheid van den Heiligen Geest, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
Oremus. - Domine sancte, Pater omnipotens, aeterne Deus, te fideliter deprecamur, ut accipienti fratri nostro (sorori nostrae) sacrosanctum Corpus Domini nostri Jesu Christi Filii tui, tam corpori quam animae prosit ad remedium sempiternum: Qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
De priester bidt, als de tijd niet dringt, de voorbereidende gebeden der heilige zalving:
Onze hulp is in de Naam des Heren. |
Adjutorium nostrum in nomine Domini. |
℟. Die hemel en aarde gemaakt heeft. |
℟. Qui fecit caelum et terram. |
De Heer zij met u. |
Dominus vobiscum. |
℟. En met uw geest. |
℟. Et cum spiritu tuo. |
|
Laat ons bidden. - Mogen, Heer Jesus Christus, nu wij nederig dit huis betreden, hier binnengaan eeuwig geluk, goddelijke voorspoed, milde blijdschap, vruchtbare liefde en be- |
Oremus. - Introeat, Domine Jesu Christe, domum hanc sub nostrae humilitatis ingressu, aeterna felicitas, divina prosperitas, serena laetitia, caritas fruc- |
| |
| |
tuosa, sanitas sempiterna: effugiat ex hoc loco accessus daemonum: adsint angeli pacis, domumque hanc deserat omnis maligna discordia. Magnifica, Domine, super nos nomen sanctum tuum, et bene✠dic nostrae conversationi: sanctifica nostrae humilitatis ingressum, qui sanctus et qui pius es, et permanes cum Patre et Spiritu Sancto in saecula saeculorum. ℟. Amen. |
stendige gezondheid; dat de duivelen deze plaats ontvluchten; dat de engelen van vrede hier blijven, en alle boze tweedracht wijke van dit huis. Verheerlijk, Heer, onder ons uw heilige Naam, en zegen ✠ onze omgang; heilig onze nederige komst, Gij die heilig zijt en goedertieren, en met den Vader en den Heiligen Geest blijft in de eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
Oremus, et deprecemur Dominum nostrum Jesum Christum, ut benedicendo bene✠dicat hoc tabernaculum, et omnes habitantes in eo, et det eis angelum bonum custodem, et faciat eos sibi servire ad considerandum mirabilia de lege sua: avertat ab eis omnes contrarias potestates: eripiat eos ab omni formidine et ab omni perturbatione, ac sanos in hoc tabernaculo custodire dignetur: Qui cum Patre et Spiritu Sancto vivit et regnat in saecula saeculorum. ℟. Amen. |
Laten wij bidden en smeken tot onzen Heer Jesus Christus, dat Hij met zijn zegen ✠ zegene dit huis en allen die het bewonen; dat Hij hun een goeden engel tot bewaarder geve en hen brenge tot zijn dienst, tot het beschouwen van de wonderen zijner wet. Hij wende van hen af alle vijandige machten, bevrijde hen van alle vrees en verwarring, en gewaardige Zich hen gezond in deze woning te bewaren. Die met den Vader en den Heiligen Geest leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
Oremus. - Exaudi nos, Domine sancte, Pater omnipotens, aeterne Deus: et mittere digneris sanctum angelum tuum de caelis, qui custodiat, foveat, protegat, visitet atque defendat omnes habitantes in hoc habitaculo. Per Christum Dominum nostrum. ℟. Amen. |
Laat ons bidden. - Verhoor ons, heilige Heer, almachtige Vader, eeuwige God, en gewaardig U uit de hemelen uw heiligen engel te zenden, opdat hij alle bewoners in dit huis moge bewaken, begunstigen, beschermen, bezoeken en verdedigen. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen. |
De zieke of een der omstanders zegt in het Nederlands de schuldbelijdenis:
Ik belijd voor God almachtig, voor de heilige Maria altijd
| |
| |
Maagd, voor den heiligen aartsengel Michaël, voor den heiligen Joannes den Doper, voor de heilige apostelen Petrus en Paulus, voor alle heiligen en voor u, vader, dat ik zeer gezondigd heb in gedachte, woord en werk, (hier klopt men driemaal op de borst) door mijn schuld, door mijn schuld, door mijn allergrootste schuld. Daarom vraag ik de heilige Maria altijd Maagd, den heiligen aartsengel Michaël, den heiligen Joannes den Doper, de heilige apostelen Petrus en Paulus, alle heiligen en u, vader, voor mij te bidden tot den Heer onzen God.
En de priester zegt:
De almachtige God ontferme Zich over u, vergeve uw zonden, en geleide u ten eeuwigen leven. ℟. Amen. |
Misereatur tui omnipotens Deus, et, dimissis peccatis tuis, perducat te ad vitam aeternam. ℟. Amen. |
Vergeving, vrijspraak ✠ en kwijtschelding van uw zonden verlene u de almachtige en barmhartige Heer. ℟. Amen. |
Indulgentiam, absolutionem ✠ et remissionem peccatorum tuorum tribuat tibi omnipotens et misericors Dominus. ℟. Amen. |
De priester vermaant de omstanders voor den zieke te bidden, en spreekt zelf, terwijl hij de rechterhand over den zieke houdt uitgestrekt:
In de Naam van den ✠ Vader en den ✠ Zoon en den Heiligen ✠ Geest worde in u uitgedoofd alle kracht van den duivel, door de oplegging van onze handen en door de aanroeping van de glorierijke en heilige Moeder Gods en Maagd Maria, van Joseph, haar roemrijken bruidegom, van alle engelen, aartsengelen, aartsvaders, profeten, apostelen, martelaren, belijders, maagden en van alle heiligen. Amen. |
In nomine ✠ Patris, et ✠ Filii, et Spiritus ✠ Sancti, exstinguatur in te omnis virtus diaboli per impositionem manuum nostrarum, et per invocationem gloriosae et sanctae Dei Genitricis Virginis Mariae, ejusque inclyti Sponsi Joseph, et omnium sanctorum angelorum, archangelorum, patriarcharum, prophetarum, apostolorum, martyrum, confessorum, virginum, atque omnium simul sanctorum. Amen. |
| |
De zalvingen
Met de rechterhand zalft de priester den zieke kruisgewijs op de ogen:
Door deze heilige ✠ zalving en zijn goedertierenste barmhartigheid vergeve u de Heer al wat gij door het gezicht hebt misdaan. Amen. |
Per istam sanctam unctio✠nem, et suam piissimam misericordiam, indulgeat tibi Dominus quidquid per visum deliquisti. Amen. |
| |
| |
op de oren:
Per istam sanctam unctio✠nem, et suam piissimam misericordiam, indulgeat tibi Dominus quidquid per auditum deliquisti. Amen. |
Door deze heilige ✠ zalving en zijn goedertierenste barmhartigheid vergeve u de Heer al wat gij door het gehoor hebt misdaan. Amen. |
op de neus:
Per istam sanctam unctio✠nem, et suam piissimam misericordiam, indulgeat tibi Dominus quidquid per odoratum deliquisti. Amen. |
Door deze heilige ✠ zalving en zijn goedertierenste barmhartigheid vergeve u de Heer al wat gij door de reuk hebt misdaan. Amen. |
op de mond, terwijl de zieke de lippen gesloten houdt:
Per istam sanctam unctio✠nem, et suam piissimam misericordiam, indulgeat tibi Dominus quidquid per gustum et locutionem deliquisti. Amen. |
Door deze heilige ✠ zalving en zijn goedertierenste barmhartigheid vergeve u de Heer al wat gij door de smaak en de spraak hebt misdaan. Amen. |
op de handpalmen (bij priesters, wier handpalmen bij hun wijding werden gezalfd, daarentegen op de buitenzijde der handen):
Per istam sanctam unctio✠nem, et suam piissimam misericordiam, indulgeat tibi Dominus quidquid per tactum deliquisti. Amen. |
Door deze heilige ✠ zalving en zijn goedertierenste barmhartigheid vergeve u de Heer al wat gij door het gevoel hebt misdaan. Amen. |
op de voeten (deze zalving kan om elke gegronde reden worden weggelaten):
Per istam sanctam unctio✠nem, et suam piissimam misericordiam, indulgeat tibi Dominus quidquid per gressum deliquisti. Amen. |
Door deze heilige ✠ zalving en zijn goedertierenste barmhartigheid vergeve u de Heer al wat gij door te gaan hebt misdaan. Amen. |
Telkens reinigt de priester de gezalfde lichaamsdelen met een vlok van de gereedliggende watten, welke na de plechtigheid worden verbrand.
Kyrie, eleison. |
Heer, ontferm U over ons. |
Christe, eleison. |
Christus, ontferm U over ons. |
Kyrie, eleison. |
Heer, ontferm U over ons. |
Pater noster... (secreto) |
Onze Vader... (in stilte) |
℣. Et ne nos inducas in tentationem. |
℣. En leid ons niet in bekoring |
℟. Sed libera nos a malo. |
℟. Maar verlos ons van het kwade. |
℣. Salvum (-am) fac servum tuum (ancillam tuam). |
℣. Maak zalig uw dienaar (dienares). |
| |
| |
℟. Mijn God, die op U hoopt. |
℟. Deus meus, sperantem in te. |
℣. Heer, zend hem (haar) hulp uit het heiligdom. |
℣. Mitte ei, Domine, auxilium de sancto. |
℟. En bescherm hem (haar) uit Sion. |
℟. Et de Sion tuere eum (eam). |
℣. Wees hem (haar), Heer, een sterke toren. |
℣. Esto ei, Domine, turris fortitudinis. |
℟. Tegen den vijand. |
℟. A facie inimici. |
℣. Dat de vijand niets op hem (haar) vermoge. |
℣. Nihil proficiat inimicus in eo (ea). |
℟. En dat de zoon der boosheid hem (haar) niet langer schade. |
℟. Et filius iniquitatis non apponat nocere ei. |
℣. Heer, verhoor mijn gebed. |
℣. Domine, exaudi orationem meam. |
℟. En mijn geroep kome tot u. |
℟. Et clamor meus ad te veniat. |
℣. De Heer zij met u. |
℣. Dominus vobiscum. |
℟. En met uw geest. |
℟. Et cum spiritu tuo. |
|
Laat ons bidden. - Heer God, Gij hebt door uw apostel Jacobus gezegd: ‘Is iemand uwer ziek, hij ontbiede de priesters der Kerk; dezen zullen over hem bidden en hem zalven met olie in de Naam des Heren; en het gelovige gebed zal den zieke behouden, de Heer zal hem opbeuren; en mocht hij in zonden zijn, dan worden zij hem vergeven’. Wij bidden U, onze Verlosser, genees door de genade van den Heiligen Geest de krankheden van deze(n) zieke, heel zijne (hare) wonden, vergeef zijn (haar) zonden, verdrijf van hem (haar) alle smarten van ziel en lichaam, en geef hem (haar) in uw ontferming zowel inwendig als uitwendig de volkomen gezondheid terug, opdat hij (zij) door de hulp van uw barmhartigheid hersteld, tot zijn (haar) vroegere levensstaat weer geschikt worde. Die leeft en |
Oremus. - Domine Deus, qui per apostolum tuum Jacobum locutus es: Infirmatur quis in vobis? inducat presbyteros Ecclesiae et orent super eum, ungentes eum oleo in nomine Domini; et oratio fidei salvabit infirmum, et alleviabit eum Dominus; et si in peccatis sit, remittentur ei: cura, quaesumus, Redemptor noster, gratia Sancti Spiritus languores istius infirmi (infirmae), ejusque sana vulnera, et dimitte peccata, atque dolores cunctos mentis et corporis ab eo (ea) expelle, plenamque interius et exterius sanitatem misericorditer redde, ut, ope misericordiae tuae (restitutus(-a), ad pristina reparetur officia: Qui cum Patre et eodem Spiritu Sancto vivis et reg- |
| |
| |
nas Deus, in saecula saeculorum. ℟. Amen. |
heerst met den Vader en denzelfden Heiligen Geest, God, in alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
Oremus. - Respice, quaesumus, Domine, famulum tuum (famulam tuam) N. in infirmitate sui corporis fatiscentem, et animam refove, quam creasti; ut, castigationibus emendatus (-a), se tua sentiat medicina salvatum (-am). Per Christum Dominum nostrum. ℟. Amen. |
Laat ons bidden. - Zie neder, bidden wij, Heer, op uw dienaar (-ares) N. die door de ziekte van zijn (haar) lichaam wordt verzwakt, en verkwik de ziel die Gij hebt geschapen; opdat hij (zij) door deze kastijdingen gezuiverd, zich door uw geneesmiddel behouden gevoele. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen. |
Oremus. - Domine sancte, Pater omnipotens, aeterne Deus, qui, benedictionis tuae gratiam aegris infundendo corporibus, facturam tuam multiplici pietate custodis: ad invocationem tui nominis benignus assiste; ut famulum tuum (famulam tuam) ab aegritudine liberatum (-am), et sanitate donatum (-am), dextera tua erigas, virtute confirmes, potestate tuearis, atque Ecclesiae tuae sanctae, cum omni desiderata prosperitate, restituas. Per Christum Dominum nostrum. ℟. Amen. |
Laat ons bidden. - Heilige Heer, almachtige Vader, eeuwige God, die, door de genade uwer zegening over de zieke lichamen uit te storten, uw schepsel in veelvuldige goedheid bewaart, wees op de aanroeping van uw Naam goedgunstig tegenwoordig; bevrijd uw dienaar (-ares) van zijn (haar) ziekte, herstel hem (haar) in gezondheid, hef hem (haar) op met uw rechterhand, sterk hem (haar) met uw kracht, bescherm hem (haar) door uw macht, en schenk hem (haar) met alle gewenste voorspoed aan uw heilige Kerk weder. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen. |
| |
De pauselijke zegen
Gewoonlijk wordt de pauselijke zegen, waardoor den zieke op het ogenblik van sterven een volle aflaat wordt geschonken, onmiddellijk na de laatste zalving gegeven.
℣. Adjutorium nostrum in nomine Domini. |
℣. Onze hulp is in de Naam des Heren. |
℟. Qui fecit caelum et terram. |
℟. Die hemel en aarde gemaakt heeft. |
|
Ant. Ne reminiscaris, Domine, delicta famuli tui (famulae tuae): neque vindictam sumas de peccatis ejus. |
Ant. Wees niet indachtig, Heer, wat uw dienaar (-ares) heeft misdaan; en neem geen wraak over zijn (haar) zonden. |
| |
| |
Heer, ontferm U over ons. |
Kyrie, eleison. |
Christus, ontferm U over ons. |
Christe, eleison. |
Heer, ontferm U over ons. |
Kyrie, eleison. |
Onze Vader... (in stilte) |
Pater noster... (secreto) |
℣. En leid ons niet in bekoring. |
℣. Et ne nos inducas in tentationem. |
℟. Maar verlos ons van het kwade. |
℟. Sed libera nos a malo. |
℣. Maak zalig uw dienaar (dienares). |
℣. Salvum (-am) fac servum tuum (ancillam tuam). |
℟. Mijn God, die op U hoopt. |
℟. Deus meus, sperantem in te. |
℣. Heer, verhoor mijn gebed. |
℣. Domine, exaudi orationem meam. |
℟. En mijn geroep kome tot U. |
℟. Et clamor meus ad te veniat. |
℣. De Heer zij met u. |
℣. Dominus vobiscum. |
℟. En met uw geest. |
℟. Et cum spiritu tuo. |
|
Laat ons bidden. - Goedertierenste God, Vader van barmhartigheid en God van alle vertroosting, die niet wilt dat iemand, die in U gelooft en op U hoopt, verloren gaat; zie volgens de menigte uwer ontfermingen neder op uw dienaar (-ares) N., die(n) het ware geloof en de christelijke hoop bij U aanbevelen. Bezoek hem (haar) met uw heil, en geef hem (haar) door het lijden en de dood van uw Eniggeborene goedgunstig kwijtschelding en vergiffenis van al zijn (haar) zonden; opdat zijn (haar) ziel in het uur van scheiden in U een tot verzoening gestemden rechter vinde, en, in het bloed van dezen uwen Zoon van alle smet gereinigd, verdiene over te gaan tot het eeuwige leven. Door denzelfden Christus onzen Heer. ℟. Amen. |
Oremus. - Clementissime Deus, Pater misericordiarum, et Deus totius consolationis, qui neminem vis perire in te credentem, atque sperantem: secundum multitudinem miserationum tuarum respice propitius famulum tuum N., quem (famulam tuam N., quam) tibi vera fides, et spes christiana commendant. Visita eum (eam) in salutari tuo, et per Unigeniti tui passionem et mortem, omnium ei delictorum suorum remissionem, et veniam clementer indulge: ut ejus anima in hora exitus sui te judicem propitiatum inveniat, et in sanguine ejusdem Filii tui ab omni macula abluta, transire ad vitam mereatur perpetuam. Per eundem Christum Dominum nostrum. ℟. Amen. |
De zieke of een der omstanders zegt:
Ik belijd voor God almachtig, voor de heilige Maria altijd |
Confiteor Deo omnipotenti, beatae Mariae semper |
| |
| |
Virgini, beato Michaëli Archangelo, beato Joanni Baptistae, sanctis apostolis Petro et Paulo, omnibus sanctis, et tibi, pater, quia peccavi nimis cogitatione, verbo et opere: mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa. Ideo precor beatam Mariam semper Virginem, beatum Michaëlem Archangelum, beatum Joannem Baptistam, sanctos apostolos Petrum et Paulum, omnes sanctos, et te, pater, orare pro me ad Dominum Deum nostrum. |
Maagd, voor den heiligen aartsengel Michaël, voor den heiligen Joannes den Doper, voor de heilige apostelen Petrus en Paulus, voor alle heiligen en voor u, vader, dat ik zeer gezondigd heb in gedachte, woord en werk, (hier klopt men driemaal op de borst) door mijn schuld, door mijn schuld, door mijn allergrootste schuld. Daarom vraag ik de heilige Maria altijd Maagd, den heiligen aartsengel Michaël, den heiligen Joannes den Doper, de heilige apostelen Petrus en Paulus, alle heiligen en u, vader, voor mij te bidden tot den Heer onzen God. |
De priester vervolgt:
Misereatur tui omnipotens Deus, et, dimissis peccatis tuis, perducat te ad vitam aeternam. ℟. Amen. |
De almachtige God ontferme Zich over u, vergeve uw zonden, en geleide u ten eeuwige leven. ℟. Amen. |
Indulgentiam, absolutionem ✠ et remissionem peccatorum tuorum tribuat tibi omnipotens et misericors Dominus. ℟. Amen. |
Vergeving, vrijspraak ✠ en kwijtschelding uwer zonden verlene u de almachtige en barmhartige Heer. ℟. Amen. |
Dominus noster Jesus Christus, Filius Dei vivi, qui beato Petro apostolo suo dedit potestatem ligandi, atque solvendi, per suam piissimam misericordiam recipiat confessionem tuam, et restituat tibi stolam primam, quam in Baptismate recepisti; et ego facultate mihi ab Apostolica Sede tributa, indulgentiam plenariam et remissionem omnium peccatorum tibi concedo. In nomine Patris, et Filii, ✠ et Spiritus Sancti. ℟. Amen. |
Onze Heer Jesus Christus, de Zoon van den levenden God, die zijn heiligen apostel Petrus de macht heeft gegeven om te binden en te ontbinden, neme in zijn goedertierenste ontferming uw schuldbelijdenis aan, en geve u weder het eerste kleed, dat gij in het doopsel hebt ontvangen. En krachtens de macht mij door de Apostolische Stoel geschonken verleen ik u een volle aflaat en de kwijtschelding van alle zonden. In de Naam van den Vader en den Zoon ✠ en den Heiligen Geest. ℟. Amen. |
Per sacrosancta humanae reparationis mysteria re- |
Door de allerheiligste geheimen van de verlossing der mensen |
| |
| |
schelde de almachtige God u kwijt alle straffen van dit en van het toekomstige leven; Hij opene u de poorten van het paradijs, en geleide u tot de eeuwige vreugden. ℟. Amen. |
mittat tibi omnipotens Deus omnes praesentis et futurae vitae poenas, paradisi portas aperiat, et ad gaudia sempiterna perducat. ℟. Amen. |
Zegene u de almachtige God, Vader en Zoon ✠ en Heilige Geest. ℟. Amen. |
Benedicat te omnipotens Deus, Pater, et Filius, ✠ et Spiritus Sanctus. ℟. Amen. |
|
|