| |
De toediening van het doopsel aan kinderen
De priester, gekleed in koorhemd en paarse stola (en koorkap), vraagt naar de naam en het verlangen van den dopeling. Op deze en alle volgende vragen antwoordt namens het kind de doopborg.
Pr. N., wat vraagt gij van de Kerk van God?
Borg Het geloof.
Pr. Wat geeft u het geloof?
Borg Het eeuwig leven.
En de priester geeft de eerste onderrichting, zoals dit eertijds gebeurde aan de geloofsleerlingen:
Wilt gij dan ingaan tot het leven, onderhoud de geboden. Gij zult den Heer uw God liefhebben uit geheel uw hart en uit geheel uw ziel en met geheel uw verstand, en uw naaste als uzelf.
| |
| |
| |
Eerste bezwering
Onmiddellijk hierna heeft de eerste bezwering plaats. De priester blaast zacht over het kind, en zegt:
Exi ab eo (ea), immunde spiritus, et da locum Spiritui Sancto Paraclito. |
Gaat uit van hem (haar), onreine geest, en maak plaats voor den Heiligen Geest, den Vertrooster. |
| |
Het eerste kruisteken
Hij bekruist het voorhoofd en de borst van het kind:
Accipe signum Crucis tam in fron✠te, quam in cor✠ de, sume fidem caelestium praeceptorum: et talis esto moribus, ut templum Dei jam esse possis. |
Ontvang het teken des kruises zowel op uw voorhoofd✠ als op uw hart ✠, aanvaard het geloof in de hemelse geboden, en gedraag u zo, dat gij voortaan een tempel Gods kunt zijn. |
Oremus. - Preces nostras, quaesumus, Domine, clementer exaudi: et hunc electum tuum (hanc electam tuam) N. Crucis Dominicae impressione signatum (-am) perpetua virtute custodi: ut, magnitudinis gloriae tuae rudimenta servans, per custodiam mandatorum tuorum ad regenerationis gloriam pervenire mereatur. Per Christum Dominum nostrum. ℟. Amen. |
Laat ons bidden. - Verhoor, vragen wij U, Heer, goedgunstig onze gebeden, en bewaar deze(n) uw uitverkorene N., die getekend is met het kruis des Heren, door uw blijvende bijstand; opdat hij (zij) de eerste kennis van uw grote heerlijkheid in zijn (haar) hart beware, en door het onderhouden van uw geboden tot de glorie der wedergeboorte verdiene te komen. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen. |
Hij legt het kind de hand op:
Oremus. - Omnipotens, sempiterne Deus, Pater Domini nostri Jesu Christi, respicere dignare super hunc famulum tuum N., quem (hanc famulam tuam N., quam) ad rudimenta fidei vocare dignatus es: omnem caecitatem cordis ab eo (ea) expelle: disrumpe omnes laqueos satanae, quibus fuerat colligatus (-a): aperi ei, Domine, januam pietatis tuae, ut, signo sa- |
Laat ons bidden. - Almachtige, eeuwige God, Vader van onzen Heer Jesus Christus, gewaardig U neder te zien op deze(n) uw dienaar (-ares) N., die(n) Gij tot de grondbeginselen des geloofs hebt willen roepen; verdrijf uit hem (haar) alle blindheid des harten; verbreek alle banden, waarin de duivel hem (haar) had verstrikt; open hem (haar), Heer, de poort van uw goedheid; opdat hij (zij), getekend met het teken uwer wijsheid, |
| |
| |
voortaan bevrijd blijve van alle bederf der begeerlijkheid en U in uw Kerk met een blij hart zó diene, dat hij (zij) de zoete geur uwer geboden verspreidt en voortgang maakt van dag tot dag. Door denzelfden Christus onzen Heer. ℟. Amen. |
pientiae tuae imbutus (-a), omnium cupiditatum foetoribus careat, et ad suavem odorem praeceptorum tuorum laetus (-a) tibi in Ecclesia tua deserviat et proficiat de die in diem. Per eundem Christum Dominum nostrum. ℟. Amen. |
| |
Toediening van het zout
De priester dient vervolgens den dopeling het zout der wijsheid toe, een sacramentale, dat vroeger de plechtigheid van de aanneming der geloofsleerlingen besloot. Is het zout nog niet gewijd, dan bidt hij eerst het volgende gebed:
Ik bezweer u, schepsel zout, in de Naam van God ✠ den almachtigen Vader, en in de liefde van onzen Heer Jesus ✠ Christus, en in de kracht van den Heiligen ✠ Geest. Ik bezweer u bij den levenden God ✠, bij den waarachtigen God ✠, bij den heiligen God ✠, bij den God ✠ die u tot behoud van het menselijk geslacht heeft geschapen en aan zijn dienaren gelast u voor het tot geloof komende volk te wijden, opdat gij in de Naam der heilige Drievuldigheid zoudt worden tot een heilzaam teken om den vijand te verdrijven. Daarom vragen wij U, Heer onze God, dit zout, uw schepsel, door uw heiliging te heiligen ✠ en door uw zegening te zegenen ✠, opdat het allen die het ontvangen een volmaakt geneesmiddel zij, dat werkzaam blijve in hun binnenste; in de Naam van denzelfden onzen Heer Jesus Christus, die zal komen oordelen levenden en doden, en de wereld door het vuur. ℟. Amen. |
Exorcizo te, creatura salis, in nomine Dei ✠ Patris omnipotentis, et in caritate Domini nostri Jesu ✠ Christi, et in virtute Spiritus ✠ Sancti. Exorcizo te per Deum ✠ vivum, per Deum ✠ verum, per Deum ✠ sanctum, per Deum ✠, qui te ad tutelam humani generis procreavit, et populo venienti ad credulitatem per servos suos consecrari praecepit, ut in nomine sanctae Trinitatis efficiaris salutare sacramentum ad effugandum inimicum. Proinde rogamus te, Domine Deus noster, ut hanc creaturam salis sanctificando sancti✠fices, et benedicendo bene✠dicas, ut fiat omnibus accipientibus perfecta medicina, permanens in visceribus eorum, in nomine ejusdem Domini nostri Jesu Christi, qui venturus est judicare vivos et mortuos, et saeculum per ignem. ℟. Amen. |
N., ontvang het zout der wijsheid; het strekke u tot verzoening ten eeuwigen leven. ℟. Amen. |
N., accipe sal sapientiae: propitiatio sit tibi in vitam aeternam. ℟. Amen. |
| |
| |
Pax tecum. ℟. Et cum spiritu tuo. |
Vrede zij met u. ℟. En met uw geest. |
Oremus. - Deus patrum nostrorum, Deus universae conditor veritatis, te supplices exoramus, ut hunc famulum tuum (hanc famulam tuam) N. respicere digneris propitius, et hoc primum pabulum salis gustantem, non diutius esurire permittas, quo minus cibo expleatur caelesti, quatenus sit semper spiritu fervens, spe gaudens, tuo semper nomini serviens. Perduc eum (eam), Domine, quaesumus, ad novae regenerationis lavacrum, ut cum fidelibus tuis promissionum tuarum aeterna praemia consequi mereatur. Per Chr. ℟. Amen. |
Laat ons bidden. - God onzer vaderen, God, grondlegger van alle waarheid, in alle deemoed bidden wij U: zie goedgunstig neer op deze(n) uw dienaar (-ares) N., laat hem (haar) die nu voor het eerst het voedsel van dit zout proeft, niet langer hongeren, doch geef dat hij (zij) met hemelse spijs verzadigd wordt, zodat hij (zij) altijd vurig zij van geest, blijmoedig door vertrouwen en steeds uw Naam moge dienen. Geleid hem (haar), vragen wij, Heer, tot het bad der wedergeboorte, opdat hij (zij) met uw gelovigen de eeuwige prijs van uw beloften moge verkrijgen. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen. |
| |
Tweede bezwering
Exorcizo te, immunde spiritus, in nomine Pa✠tris, et Fi✠lii, et Spiritus ✠ Sancti, ut exeas, et recedas ab hoc famulo (hac famula) Dei N. Ipse enim tibi imperat, maledicte damnate, qui pedibus super mare ambulavit, et Petro mergenti dexteram porrexit. |
Ik bezweer u, onreine geest, in de Naam van den Vader ✠ en den Zoon ✠ en den Heiligen ✠ Geest, vertrek en ga uit van deze(n) dienaar (-ares) Gods N. Hij immers beveelt het u, vervloekte en verdoemde, die te voet over de zee wandelde en aan Petrus, toen deze zonk, de rechterhand heeft gereikt. |
Ergo, maledicte diabole, recognosce sententiam tuam, et da honorem Deo vivo et vero, da honorem Jesu Christo Filio ejus, et Spiritui Sancto, et recede ab hoc famulo (hac famula) Dei N., quia istum (istam) sibi Deus et Dominus noster Jesus Christus ad suam sanctam gratiam, et benedictionem, fontemque baptismatis vocare dignatus est. |
Erken dan, vervloekte duivel, uw vonnis, en geef eer aan den levenden en waarachtigen God, geef eer aan zijn Zoon Jesus Christus en aan den Heiligen Geest, en ga uit van deze(n) dienaar (-ares) Gods N., want onze God en Heer Jesus Christus heeft Zich gewaardigd hem (haar) te roepen tot zijn heilige genade en zegening, en tot het bad van het doopsel. |
| |
| |
En nogmaals tekent de priester het kind op het voorhoofd:
En waag het niet, vervloekte duivel, dit teken van het heilig kruis ✠, dat wij op zijn (haar) voorhoofd drukken, ooit te schenden. Door denzelfden Christus onzen Heer. ℟. Amen. |
Et hoc signum sanctae Cru✠cis, quod nos fronti ejus damus, tu, maledicte diabole, numquam audeas violare. Per eundem Christum Dominum nostrum. ℟. Amen. |
| |
Gebed om verlichting
Andermaal legt hij het de hand op, en bidt het gebed om de verlichting, dit is: de ware kennis van God:
Laat ons bidden. - Heilige Heer, almachtige Vader, eeuwige God, bron van licht en waarheid, ik smeek uw eeuwige en allerrechtvaardigste goedheid af over deze(n) uw dienaar (-ares) N., opdat Gij U gewaardigt hem (haar) te verlichten met het licht van uw kennis; reinig en heilig hem (haar), geef hem (haar) de ware wijsheid, opdat hij (zij) de genade van uw doopsel waardig worde, en een vast vertrouwen beware, een juist inzicht, en de heilige leer. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen. |
Oremus. - Aeternam ac justissimam pietatem tuam deprecor, Domine sancte, Pater omnipotens, aeterne Deus, auctor luminis et veritatis, super hunc famulum tuum (hanc famulam tuam) N., ut digneris eum (eam) illuminare lumine intelligentiae tuae: munda eum (eam), et sanctifica: da ei scientiam veram, ut, dignus (-a) gratia baptismi tui effectus (-a), teneat firmam spem, consilium rectum, doctrinam sanctam. Per Christum Dominum nostrum. ℟. Amen. |
Hierna legt de priester het linkereinde van zijn stool op het kind en voert het zo de kerk binnen:
N., treed binnen in de tempel Gods, opdat gij met Christus deel moogt hebben ten eeuwigen leven. ℟. Amen. |
N., ingredere in templum Dei, ut habeas partem cum Christo in vitam aeternam. ℟. Amen. |
| |
Geloofsbelijdenis
Op de weg naar de doopvont belijden de borgen namens den dopeling het geloof:
Ik geloof in God den almachtigen Vader, Schepper van hemel en aarde.
En in Jesus Christus, zijn enigen Zoon, onzen Heer; die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de Maagd Maria; die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven; die nedergedaald is ter helle, de derde dag verrezen uit de doden; die opgestegen is ten hemel, zit aan de rechterhand van God den almachtigen Vader; van- | |
| |
daar zal Hij komen oordelen de levenden en de doden. Ik geloof in den Heiligen Geest;
de heilige katholieke Kerk;
de gemeenschap van de heiligen;
de vergeving van de zonden;
de verrijzenis van het lichaam;
het eeuwig leven. Amen.
En voor de eerste maal zeggen zij namens den dopeling het gebed des Heren:
Onze Vader, die in de hemel zijt;
uw Naam worde geheiligd;
uw Rijk kome;
uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood;
en vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven;
en leid ons niet in bekoring, maar verlos ons van het kwade. Amen.
| |
Derde bezwering
Voordat hij met den dopeling de doopkapel binnentreedt, spreekt de priester de derde bezwering:
Exorcizo te, omnis spiritus immunde, in nomine Dei ✠ Patris omnipotentis, et in nomine Jesu ✠ Christi Filii ejus, Domini et Judicis nostri, et in virtute Spiritus ✠ Sancti, ut discedas ab hoc plasmate Dei N., quod Dominus noster ad templum sanctum suum vocare dignatus est, ut fiat templum Dei vivi, et Spiritus Sanctus habitet in eo. Per eundem Christum Dominum nostrum, qui venturus est judicare vivos et mortuos, et saeculum per ignem. ℟. Amen. |
Ik bezweer u, alle onreine geesten, in de Naam van God den almachtigen ✠ Vader, en in de Naam van Jesus ✠ Christus, zijn Zoon, onzen Heer en rechter, en in de kracht van den Heiligen ✠ Geest, dat gij heengaat van dit schepsel Gods N., dat onze Heer tot zijn heilige tempel heeft willen roepen, opdat het een tempel worde van den levenden God, en de Heilige Geest daarin wone. Door denzelfden Christus onzen Heer, die zal komen oordelen levenden en doden, en de wereld door het vuur. ℟. Amen. |
De priester bevochtigt zijn duim met speeksel, gelijk Christus deed, en terwijl hij de oren van den dopeling aanraakt, spreekt hij de woorden des Heren (Mc. 7, 34):
Ephpheta, quod est: Adaperire. |
Ephpheta, dat is: Open u. |
en eveneens de neus:
In odorem suavitatis. Tu |
Tot zoete geur. En gij, duivel, |
| |
| |
vlucht; want het oordeel Gods is nabij. |
autem effugare, diabole; appropinquabit enim judicium Dei. |
| |
Verzaking aan den duivel
De priester vraagt:
N., verzaakt gij den duivel?
Borg Ik verzaak.
Pr. En al zijn werken?
Borg Ik verzaak.
Pr. En al zijn ijdelheden?
Borg Ik verzaak.
| |
Zalving met olie
Evenals een kampvechter wordt de dopeling, die krachtens de belofte van zijn borg aan den duivel heeft verzaakt, nu gezalfd, ten teken dat de genade in Christus hem zal bijstaan om de goede strijd te strijden.
Ik zalf ✠ u met de olie des heils, in Christus Jesus onzen Heer, opdat gij het eeuwige leven moogt hebben. ℟. Amen. |
Ego te linio ✠ oleo salutis in Christo Jesu Domino nostro, ut habeas vitam aeternam. ℟. Amen. |
| |
Laatste geloofsbelijdenis
De priester vervangt de paarse stool nu door een witte, en gaat met den dopeling de doopkapel binnen. Nu het ogenblik van het doopsel nadert, vraagt hij nogmaals uitdrukkelijk naar het geloof van den dopeling, en wederom antwoordt de borg.
Pr. N., gelooft gij in God den almachtigen Vader, Schepper van hemel en aarde?
Borg Ik geloof.
Pr. Gelooft gij in Jesus Christus, zijn enigen Zoon, onzen Heer, die geboren is en geleden heeft?
Borg Ik geloof.
Pr. Gelooft gij ook in den Heiligen Geest, de heilige katholieke Kerk, de gemeenschap van de heiligen, de vergeving van de zonden, de verrijzenis van het lichaam, en het eeuwig leven?
Borg Ik geloof.
Pr. N., wilt gij gedoopt worden?
Borg Ik wil.
| |
Het doopsel
De borg (of de beide borgen) houden nu het kind vast en brengen het naar de doopvont. Althans raken zij of hun plaatsvervangers het kind aan, terwijl het wordt gedoopt. De priester schept water uit de vont, stort het driemaal kruisgewijs uit over het hoofd van het kind en zegt:
N., ik doop u in de Naam van den Vader ✠ en den Zoon ✠ en den Heiligen ✠ Geest. |
N., ego te baptizo in nomine Pa✠tris, et Fi✠lii, et Spiritus ✠ Sancti. |
| |
| |
| |
Zalving met chrisma
Als een belofte van het vormsel wordt de dopeling reeds nu gezalfd met het heilige chrisma. De priester zalft het kind kruisgewijs op de kruin, en bidt:
Deus omnipotens, Pater Domini nostri Jesu Christi, qui te regeneravit ex aqua et Spiritu Sancto, quique dedit tibi remissionem omnium peccatorum, ipse te liniat ✠ chrismate salutis in eodem Christo Jesu Domino nostro in vitam aeternam. ℟ Amen. |
De almachtige God, Vader van onzen Heer Jesus Christus, die u uit water en den Heiligen Geest heeft doen herboren worden en die u vergiffenis van alle zonden heeft geschonken, Hij zalve ✠ u met het chrisma des heils, in denzelfden Christus Jesus onzen Heer, ten eeuwigen leven. ℟. Amen. |
Pax tibi. ℟. Et cum spiritu tuo. |
Vrede zij u. ℟. En met uw geest. |
| |
Overdracht van het witte kleed en van het licht
De priester legt den dopeling het witte kleed op, waarmee oudtijds de pasgedoopten werden bekleed ten teken van de genade welke zij hadden ontvangen.
Accipe vestem candidam, quam perferas immaculatam ante tribunal Domini nostri Jesu Christi, ut habeas vitam aeternam. ℟. Amen. |
Ontvang het witte kleed, en blijf het dragen zonder smet tot voor de rechterstoel van onzen Heer Jesus Christus, opdat gij het eeuwige leven moogt verkrijgen. ℟. Amen. |
De borg ontvangt in plaats van het kind uit de hand van den priester de brandende kaars, het teken van de brandende lamp, waarmee wij - evenals de wijze maagden - den Bruidegom bij zijn komst tegemoet moeten gaan.
Accipe lampadem ardentem, et irreprehensibilis custodi baptismum tuum: serva Dei mandata, ut, cum Dominus venerit ad nuptias, possis occurrere ei una cum omnibus sanctis in aula caelesti, et vivas in saecula saeculorum. ℟. Amen. |
Ontvang de brandende kaars, en bewaar uw doopsel onberispelijk; onderhoud Gods geboden, opdat, als de Heer ter bruiloft komt, gij Hem met alle heiligen in het hemels hof tegemoet kunt gaan en moogt leven in de eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
De priester neemt afscheid van den dopeling met de woorden:
N., vade in pace, et Dominus sit tecum. ℟. Amen. |
N., ga in vrede, en de Heer zij met u. ℟. Amen. |
En voordat de doopborgen met den dopeling vertrekken, schrijft de priester de namen van dopeling, ouders en borgen in het doopregister van de parochie.
| |
| |
¶ Als het kind in stervensgevaar het nooddoopsel heeft ontvangen en blijft leven, wordt het te gelegener tijd naar de kerk gebracht, waar de priester alle ceremoniën verricht, welke bij het doopsel achterwege zijn gebleven.
|
|