ver zijn zij verwijderd van uw wet.
Gij zijt nabij, o Heer, * en al uwe wegen zijn waarheid.
Van oudsher ken ik uw getuigenissen, * dat Gij ze voor eeuwig hebt vastgesteld. -
Zie mijn ellende en red mij, * want uwe wet ben ik niet vergeten.
Schaf mij recht en verlos mij, * volgens uw belofte geef mij het leven.
Ver blijft het heil van de zondaars, * want uw inzettingen zoeken zij niet.
Groot is uw ontferming, Heer; * volgens uw woord geef mij het leven.
Talrijk zijn zij die mij vervolgen en kwellen; * maar van uw vermaningen wijk ik niet af.
Zie ik de overtreders, dan verteer ik van smart; * daar zij uwe woorden niet onderhouden.
Zie, hoe ik uwe bevelen liefheb, Heer; * volgens uw ontferming geef mij het leven.
Waarheid is de grondslag van uw woorden, * alle uitspraken van uw gerechtigheid blijven in eeuwigheid.
Vorsten vervolgen mij zonder reden, * maar mijn hart vreest slechts voor uw woorden.
Ik verblijd mij over uw woord, * gelijk iemand die rijke buit heeft gevonden.
De ongerechtigheid haat ik, zij is mij een gruwel, * maar uwe wet heb ik lief.
Zevenmaal per dag zing ik uw lof, * om het bestel van uw gerechtigheid.
Die uwe wet beminnen, hebben grote vrede, * en zij zullen niet struikelen.
Ik zie uit naar uw heil, o Heer,* en bemin uw geboden. Mijn ziel onderhoudt uw vermaningen, * en bemint ze ten zeerste.
Ik volbreng uw geboden en uw bevelen, * want geheel mijn weg ligt open voor uw ogen. -
Mijn gebed nadere voor uw aanschijn, Heer; * geef mij inzicht volgens uw woord.
Laat mijn smeking voor uw aanschijn treden; * verlos mij volgens uw woord.
Een lofzang zal van mijn lippen vloeien, * als Gij mij uw voorschriften leert.
Mijn tong zal uw woord verkondigen, * want al uw geboden zijn rechtvaardig.
Uw hand zij mij tot redding, * want uw geboden heb ik verkozen.
Ik verlang naar uw heil, o Heer, * en uwe wet is mijn overdenking.
Mijn ziel zal leven en U prijzen, * en uw voorschriften zijn mij tot hulp.
Als een verloren schaap dwaal ik rond; * zoek uw dienaar, want uw geboden heb ik niet vergeten.
Eer aan den Vader.
Dit is ook het uur, waarop Christus, na alles te hebben volbracht, het hoofd boog en stierf, en waarop Hij den goeden moordenaar - of den rover, zoals de liturgische teksten het Evangelie nazeggen - de heerlijkheid van het paradijs beloofde.
Gij, die op het negende uur om onzentwille de dood in het vlees hebt gesmaakt;