ruimd gemoed; * want ik streef naar uw geboden.
En spreken zal ik over uw bevelen voor het aanschijn der koningen, * en niet worden beschaamd.
Ik overdenk uwe geboden, * die ik liefheb.
En ik hef mijn handen tot uw geboden, die ik liefheb, * en overdenk uwe inzettingen.
Gedenk uw woord tot uwen dienaar, * waarop Gij mijn hoop hebt gevestigd.
Dit is mijn troost in mijn ellende, * dat uw uitspraak mij leven schenkt.
De trotsaards bespotten mij bovenmate, * maar van uwe wet wijk ik niet.
Ik ben indachtig uwe verordeningen van ouds, o Heer, * en voel mij getroost.
Verontwaardiging grijpt mij aan * wegens de zondaren die uwe wet verlaten.
Als gezangen zijn mij uw geboden * in het land van mijn ballingschap.
In de nacht, o Heer, ben ik uw Naam indachtig * en onderhoud ik uw wet.
Dit is mij beschoren, * omdat ik uw bevelen volbreng. -
Gij zijt mijn deel, o Heer; * ik heb beloofd uw wet te onderhouden.
Ik zoek uw aanschijn met geheel mijn hart; * ontferm U mijner volgens uw belofte. Ik overdenk mijn wegen, * en richt mijn schreden volgens uw bevelen.
Ik ben bereid en niet bevreesd * om uw geboden te onderhouden.
De strikken der zondaren houden mij gevangen, * maar uwe wet vergat ik niet.
Te middernacht sta ik op om U te prijzen * om wille van de wetten uwer gerechtigheid. Ik ben een gezel van allen die U vrezen * en uw geboden onderhouden.
Van uw ontferming, Heer, is de aarde vervuld; * leer mij uw inzettingen kennen.
Gij hebt uw dienaar welgedaan, o Heer, * volgens uw woord.
Leer mij wat goed is, wijsheid en kennis, * want in uw geboden heb ik vertrouwen.
Eer ik werd vernederd, heb ik gedwaald, * maar nu onderhoud ik uw woord.
Goed zijt Gij; * in uw goedheid leer mij uw inzettingen. De boosheid der trotsen neemt tegen mij toe; * ik echter, met geheel mijn hart, overweeg uw geboden.
Gestremd als melk is hun hart; * maar ik overdenk uwe wet.
Het is goed dat Gij mij hebt vernederd, * opdat ik uw geboden zou leren.
Beter is mij de wet van uw mond * dan duizenden aan goud en zilver. -
Uw handen hebben mij gemaakt en gevormd; * geef mij het inzicht uw geboden te kennen.
Wie U vrezen, zien mij en verheugen zich; * want op uw woorden stel ik al mijn vertrouwen.
Ik weet, Heer, dat uw oordelen rechtvaardig zijn, * en dat Gij in uw trouw mij hebt verdrukt.