| |
| |
| |
| |
| |
In dit literatuuroverzicht is op geen enkel punt naar uitvoerige opsommigen gestreefd. Ik geef voor een aantal paragrafen slechts enkele titels van boeken of tijdschriftartikelen, die mij bij het formuleren van mijn gedachten tot steun zijn geweest. Hier en daar ook de oorspronkelijke vorm van citaten, welke ik vertaald in de tekst opnam.
Het motto van het boek werd ontleend aan Alexis Carrel, Fragments de Journal in Le voyage de Lourdes. Paris, 1949, blz. 135: ‘La société se compose de tous les vivants, de tous les morts et de tous ceux qui naîtront.’
| |
Inleiding
Problemen van vorm en gestalte: voortreffelijk in H. Plessner, Zwischen Philosophie und Gesellschaft. Bern, 1953. Bijzonder belangwekkend zijn ook de werken van de Bazelse zoöloog A. Portmann, o.a. Zoologie und das neue Bild vom Menschen. Hamburg z.j.; A. Portmann, Probleme des Lebens. Basel, 1955. Voor de verbindingslijnen tussen de antropologie, de geschiedenis en de sociologie de verzamelde werken van Max Weber, Karl Mannheim en Ortega Y Gasset. Voor geschiedfilosofische beschouwingen putte ik vele malen uit de goudmijn A.J. Toynbee, A Study of History. London-New York, 1934 e.v. Over de mogelijkheden van een levende sociale ethiek in de problematiek van onze tijd: A. Schweitzer, Verfall und Wiederaufbau der Kultur. München, z.j.; D. de Rougemont, Penser avec les mains. Paris, 1946; N. Berdjajef, De l'esclavage et de la liberté de l'homme. Paris, z.j.; N. Berdjajew, Vrijheid en geest. Vert. H. Buys, Den Haag, z.j.; K. Jaspers, Wijsgerig geloof. Vert. J.C. van Dijk, Haarlem, 1950; G. Marcel, Les hommes contre l'humain. Paris, z.j.; D. Riesman, Individualism Reconsidered. Doubleday Anchor Books, New York, 1955.
Het citaat uit Th. Mann, Altes und Neues. Kleine Prosa. Frankfurt a.M. 1953, blz. 219: ‘Unverkennbar ist heute der Geist im Begriff, in eine moralische Epoche einzutreten, eine Epoche neuer religiöser und moralischer Scheidung und Erkenntnis von Gut und Böse.’
| |
| |
| |
Europa
West- en Noord-Europa
Hart van het Westen. Voor de Franse cultuurgeschiedenis blijft onovertroffen E.R. Curtius und A. Bergsträsser, Frankreich, Dl. I: E.R. Curtius, Die französische Kultur. Stuttgart-Berlin, 1950; Ch. Morazé, La France bourgeoise. Paris, 1946; A. Siegfried e.a., Aspects de la société française. Paris, 1954; A. Maurois, Portrait de la France et des Français. Paris, 1955; R. Métraux et M. Mead, Thèmes de ‘culture’ de la France. Vert. Y.D. Miroglio. Le Havre, 1957. |
Vrijheid en binding. Over het kasteel Josselin: R. Grand, Le château de Josselin. Paris, 1954. |
Kernsplitsing. Het citaat uit Ch. Péguy, Souvenirs. Paris, 1938, blz. 318: ‘J'ai vu toute mon enfance rempailler des chaises exactement du même esprit et du même coeur, et de la même main, que ce même peuple avait taillé ses cathédrales.’ |
Tour de France. Over de course de Périguaux en de dood van de markies van Montaignac: Le Sport Universel Illustré, 1898, blz. 319/20. |
Saint-Germain-des-Prés. Van het citaat van Cocteau heb ik geen vindplaats kunnen opsporen. Ik ontleende het aan Curtius, Frankreich, t.a.p., blz. 185: ‘La France méprise la jeunesse, sauf quand elle s'immole pour sauvegarder la vieillesse. Mourir est un acte des vieux. Aussi, chez nous, la mort seule donne du poids aux jeunes. Une jeune qui rentre de la guerre a vite perdu son prestige. Il redevient suspect.’ |
Tegenvoeters. Over Poujade: An ordinary Frenchman. Time, 19 maart 1956; H. Lüthy, Aufstand in der Wüste. Der Monat, nr. 80, mei 1955, blz. 121 e.v. Over Simone Weil o.a. P. van der Hoeven in Wending, juni 1946, blz. 224 e.v.; J. Cabaud, L'expérience vécue de Simone Weil. Paris, 1957. |
Na ons de zondvloed. H. Lüthy, Vier Jahre später. Der Monat, maart 1958, blz. 40 e.v. |
Het land van Shakespeare. Algemeen: H.A. Schönhage, Groot-Brittannië. Meppel, 1950; D.W. Brogan, The English People. London, 1946; G.J. Renier, The English: are they human? London, 1931; G. Gorer, Exploring English Character.
|
| |
| |
London 1955; J.H. Huizinga, Confessions of a European in England. London, 1958. Het citaat uit Huizinga: J. Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen. Haarlem, 1921, blz. 80. |
Verwaarlozing. Our Towns, a close-up. London, 1943; B. Seebohm Rowntree, Poverty. London, 1902. B. Seebohm Rowntree, Poverty and progress. London, 1941; B. Seebohm Rowntree and R.G. Lavers, Poverty and the Welfare State. London, 1951. |
Enige boze jonge mannen. L. Anderson e.a., Declaration. London, 1957; Polemieken in het maandblad Encounter; C. Wilson, The Outsider. London, 1956. |
Koffiehuis in Soho. Een vredige revolutie in literair Engeland, Nieuwe Rotterdamse Courant, 11 augustus 1956. |
Iona. H.J. Heering, Sociale liturgie. Wending, nov. 1953. |
Tweesnijdend zwaard. De citaten uit een artikelenreeks van J.H. Huizinga, Engeland in het ‘afzichtelijke tijdperk’, Nieuwe Rotterdamse Courant, mei 1958. |
Expo-1958. H. Baudet, De geschiedenis der wereldtentoonstellingen. De Onderneming, 12 april 1958 e.v. |
Weerbare vrijheid. C. Mensch, Zwitserland. Meppel, 1949. |
Wachter bij de Sont. H.D. de Vries Reilingh, Denemarken. Meppel 1949. Het citaat van Kold in H.D. de Vries Reilingh, De Volkshogeschool. Groningen, 1946, blz. 60. |
Noordelijk granietbastion. H.D. Baars, Scandinavië. Meppel, 1951. Het citaat ‘Stockholm is a city without tragedy’ in Time, 31 dec. 1951. |
| |
Midden- en Zuid-Europa
Aankomst. E. Schulz, Deutschland heute. Frankfurt a.M., 1958. N. Muhlen, Das Land der Grossen Mitte. Der Monat, dec. 1953, nr. 63, blz. 237 e.v. |
Jeugd in Duitsland. H. Schelsky, Die Skeptische Generation. Düsseldorf, 1957; H. Kluth e.a., Arbeiterjugend Gestern und Heute, Heidelberg, 1955; H. Heigert, Keine blaue Blume mehr. Die Gesichter der deutschen Nachkriegsjugend. Der Monat, okt. 1955, nr. 85, blz. 116 e.v. |
Berlijn. Het citaat van Van Peursen: C.A. van Peursen, Berlijn. Wending, mei 1956, blz. 174/75. |
| |
| |
Het manifest van Göttingen. C.F. von Weiszäcker, Die Verantwortung der wissenschaft int Atomzeitalter. Göttingen, 1957. |
| |
Zuid-Europa
In ander licht. L. van Egeraat, Italië. Meppel, 1955; P. Lechat, Italië. Paris, z.j. Het citaat van Ortega: J. Ortega Y Gasset, Gesammelte Werke I. Stuttgart, 1954, blz. 460: ‘Man sieht die Landschaften ja auch erst richtig, wenn sie Hintergrund und Szene für das Drama unseres Herzens geworden sind.’ |
Van Cervantes tot Picasso. A. van Lier, Spanje. Meppel, 1952; D. Aubier et M. Tunon de Lara, Espagne. Paris, z.j. Voor de citaten daarin blz. 14 en 52. J. Ortega Y Gasset, Aufbau und Zerfall Spaniens. Gesammelte Werke II. Stuttgart, 1955. Volgens Curtius berust het Spaanse pessimisme op ‘die Vorstellung, dass Spanien eine Zeitlang die vollkommenste Nation war und dass es sich seither im Verfall befindet’. E.R. Curtius, Kritische Essays zur europäischen Literatur. Bern, 1954, blz. 250. |
| |
Oost-Europa
De Duitse Democratische Republiek. Communistische opvoeding en gedachtenvorming bij de jeugd in D.D.R. T. van Peski-Tinbergen en A.M. van Peski. Wending, mei 1958. |
Boedapest, oktober 1956. T. Kovács, Het drama Hongarije. Utrecht-Antwerpen, 1957; J.P. Sartre, Le fantôme de Staline. Les Temps Modernes, jan. 1957, blz. 577-696; Artikelen van F. Bondy, E. Halperin, F.R. Alleman, e.a. in Der Monat, dec. 1956. |
Pools tussenspel. Social Change in Poland. Unesco Intern. Social Science Bulletin IX, nr. 2, 1957; N. Rost, Veranderd klimaat in Polen. Assen, z.j. |
Een veranderende maatschappij. F. Lieb, Russland unterwegs. Bern, 1945; W.W. Rostow e.a., The Dynamics of Soviet Society. Mentor Books, 1954. |
Drie generaties. B. Meissner, Das Generationsproblem im Kreml. Der Monat, nr. 57 juni 1953; K. Feuer, Russia's Young Intellectuals. Encounter, febr. 1957; ‘L’, The Soviet Intelligentsia. Foreign Affairs, okt. 1957. |
Niet bij brood alleen. Doedintsen, Niet bij brood alleen. Uitg. Duphare, 1957. |
| |
| |
Schuld en boete. A. Moravia, Reise nach Russland. Der Monat, sept. 1956. |
| |
Europese Eenheid
Het nieuwe domein. Het citaat van Franz Marc, in diens Briefe, Aufzeichnungen und Aphorismen. 2 dln. Berlin 1920. Dl. I, blz. 128: ‘Der Tag wird nicht fern mehr sein, an dem den Europäer, - die wenigen Europäer, die es geben wird, - der grosse Schmerz seiner Gestaltlosigkeit überfallen wird. Dann werden diese Gepeinigten ihre Arme recken und Formsucher sein. Sie werden die nicht in der Vergangenheit suchen, auch nicht im Aussen, in der stilisierten Fassade der Natur, sondern die Form von innen herausbauen nach ihrem neuen Wissen.’ |
Experimenten. Artikelenreeks van J.H. Huizinga in de Nieuwe Rotterdamse Courant, juli-aug. 1957; P.C. van Traa, Enkele aspecten van de West-Europese integratie. Haarlem, 1957; B. Landheer, Sociological aspects of European integration, in European Yearbook III, Den Haag, 1957; H.D. de Vries Reilingh, Cultuursociologische aspecten der Europese integratie. Het Gemeenebest, nov.-dec. 1956; W. Weidlé, Sur l'idee d'Europe. Preuves, juni 1957. |
| |
Amerika
Noord-Amerika
Algemene overzichten: M. Lerner, America as a Civilization, New York, 1957; Kingsley Davis e.a., Modern American Society. New York, 1948; H.S. Commager, The American Mind. New Haven, 1950; L. Gurko, Crisis of the American Mind. London, 1956; The U.S.A. as anthropologists see it. American Anthropologist, dec. 1955. |
Droom en werkelijkheid. Het citaat uit W. Lloyd Warner, American Life. Chicago 1933, blz. VII: ‘The meaning of a man's life - in fact, the most significant part of it - must always include his dreams for tomorrow, since these are present guides for his daily conduct.’ |
Amerikaanse jeugd. L.A. Fiedler, The un-angry Young Man. Encounter, jan. 1958; The no-nonsense kids. Time, nov. 18, 1957; Singing Land. Time, dec. 23, 1957. |
De toverleerling. Ch.A. Siepmann, Radio, Television and Society. New York, 1950; W. Schramm ed. Mass Communications.
|
| |
| |
Urbana, 1949; B. Rosenberg and D.M. White, Mass Culture. Glencoe, 1957. |
De keerzijde van de medaille. V. Packard, The Hidden Persuaders. London, New York, 1957. |
Kritiek van nabij. G.F. Kennan, Russia, the Atom and the West. London, 1958; R. Oppenheimer, An Inward Look. Foreign Affairs, jan. 1958. |
| |
Midden- en Zuid-Amerika
In R. Linton, Most of the World. New York, 1949: J. Gillin, Mestizo America en Ch. Wagley, Brazil; T. Mende, L'Amérique Latine. Paris, 1952. W. Hopp, Süd-Amerika und wir. Berlin, 1950; W.J. van Balen, Zoeklicht op Zuid-Amerika. Haarlem, 1950. |
Gezag en leiding. F. Tannenbaum, The future of democracy in Latin America. Foreign Affairs, april, 1955. |
Lessen in dictatuur. J.S. Gollan, Argentine Interregnum. Foreign Affairs, okt. 1956. |
Brazilië. G. Freyre, Slavery, Monarchy and modern Brazil. Foreign Affairs, juli 1955. |
Geloofsvragen. T. Keller e.a., Panorama der Wereldkerk. 's-Gravenhage, 1955; R. Shaull, Honderd jaar Protestantisme in Brazilië. Wending, jan. 1958; Priesternot in Südamerika: Christ Unterwegs, jan. 1955, mei 1956, februari 1957, april 1957. |
| |
Afrika
Algemeen oriënterend: C. Crove Haines, Africa Today. Baltimore, 1955; W.E.B. du Bois, The World and Africa. New York, 1947; G.A. Gedat, Wat groeit er uit dit Afrika? Vert. W. van der Mast. Franeker, z.j.
| |
Noord-Afrika
Als eerste inleiding C.S. Coon. North Africa in R. Linton, Most of the World. New York, 1949. |
Tussen Nijl en Atlasgebergte. J. Tostain e.a., Où va l'Afrique du Nord? Esprit. juli-aug. 1956, blz. 117 e.v. |
Dorpin Egypte. J. Berque, Histoire sociale d'un village Égyptien au XXème siècle. Paris-La Haye, 1957. |
Stedelijke dynamiek. R. Le Tourneau, Social Changes in the Muslim Cities of North Africa. The American Journal of Sociology. Mei 1955, blz. 527 e.v. |
| |
| |
Leiders. De opmerking van Bourguiba in Jean Tostain, Où va l'Afrique du Nord? Esprit, juli-aug. 1956, blz. 117 e.v. In hetzelfde tijdschrift J. Lacouture, Nasser, la gauche, l'Islam et la paix. |
Soldaten en heiligen. Citaten uit R.P. Coudray, Charles de Foucauld. Alger, 1949. ‘Ma vie consiste à être le plus possible en relation avec ce qui m'entoure et à rendre tous les services que je peux’ - blz. 30 -. ‘Les Touaregs au milieu desquels je suis depuis neuf ans sont frères des Kabyles, de race et de langue berbères, intelligents et fiers, de moeurs très proches des notres... J'ai parmi eux d'excellents amis. Il n'y a point de chrétiens parmi eux. Je ne désire pas qu'il y en ait avant quelques années. Avant de leur parler religion, il faut les mettre en confidence et en amitié, et il faut leur montrer notre religion plutôt en pratiquant devant eux les vertus que par des paroles' - blz. 52 -.
Over general Lyautey: ‘Un homme joignant a sa connaissance des choses marocaines, son expérience des indigènes, son talent, son esprit de justice et de douceur, son élévation de vues, sa souplesse d'intelligence, sa modération, sa droiture de caractère, est infiniment difficile a trouver: en trouver deux, un civil et un militaire, est plus difficile encore...’ - blz. 51 -. |
Algerije. J.H. Huizinga, Terug uit Algiers. Reeks artikelen in de Nieuwe Rotterdamse Courant, 12 juni 1958 e.v.; G. Tillion, Algerier und Franzosen. Der Monat, juni 1958, blz. 3 e.v.; H. Lüthy, Frankreichs Hauptstadt: Algier. Der Monat, juli 1958, blz. 22 e.v.; G.R. Manue, Tableau de l'Union Française: Présentation de l'Algérie. Revue des Deux Mondes, okt. 1956, blz. 436 e.v. |
| |
Midden-Afrika
Overzichtelijk: W.R. Bascom, West and Central Africa in R. Linton, Most of the World. New York, 1949; C. Grove Haines, Africa Today. Baltimore, 1955. |
Rondom het vacuüm. G.A. Gedat, Wat groeit er uit dit Afrika? Vert. W. van der Mast. Franeker, z.j.; P.J. Idenburg, Tropisch Afrika op een keerpunt. Wending, april 1957, blz. 81 e.v.; A. Campbell, The Heart of Africa. London-New York, 1954; G.W. Carpenter, The role of Christianity and Islam
|
| |
| |
in contemporary Africa, in C. Grove Haines, Africa Today. Baltimore, 1955, blz. 90 e.v. |
Stuifzand. D. Westermann, The African to-day and to-morrow. London-New York, 1949. |
Afrikaanse elites. Unesco International Social Science Bulletin, dl. VIII, nr. 3, 1956; Toynbee's stralingstheorie bij de ontmoeting van culturen vindt men samengevat in A. Toynbee, The World and the West. London, 1953, blz. 66 e.v. |
Inventaris. Hoofdstukken uit Grove Haines en andere algemene werken. Voor Frans-Afrika: G. Balandier, Sociologie actuelle de l'Afrique noire. Paris, 1955; H. Didier, Problèmes de l'Afrique noire. Revue des Deux Mondes, aug. 1955, blz. 398 e.v.; G.R. Manue, L'Afrique Occidentale Française. Revue des Deux Mondes, maart 1957, blz. 103 e.v. |
Ghana. K.A. Busia. The present situation and aspirations of elites in the Gold Coast. Intern. Soc. Science Bulletin, dl. VIII, 1956, blz. 424 e.v.; K.A. Busia, Het kolonialisme in Afrika. Wending, okt. 1957, blz. 553 e.v. |
| |
Zuid-Afrika
Algemeen oriënterend: P. Serton, Zuid-Afrika. Meppel, 1953; A.W. Wells, Southern Africa. London-New York, 1956; H.V. Morton, In Search of South Africa. London, 1948. |
De donkere schaduw. Over de rassenproblematiek: R.F.A. Hoernlé, Race and reason. Johannesburg, 1945; als felle aanklacht T. Huddleston, Naught for your Comfort. London, 1956; W.H. MacMillan, Africa Emergent. Pelican Books. Harmondsworth, 1949. |
Bantoe-profiel. D. Westermann, The African to-day and to-morrow. London-New York, 1949; I. Schapera, Migrant Labour and Tribal Life. London-New York, 1947. |
Riskante beslissing. Die Naturellevraagstuk. Referatie eerste jaarvergadering Sabra. febr. 1950; G.D. Scholtz, Het die Afrikaanse volk 'n toekoms? Johannesburg, 1954; B.B. Keet, Suid-Afrika - waarheen? Stellenbosch, 1956. |
Eurafrika? A. Zischka, Europa leeft. Vert. J.H. Schmitz. Tilburg, 1957; J. Peyré, Le miracle du Sahara. Revue des Deux Mondes, okt. 1957, blz. 468 e.v. |
| |
| |
| |
Azië
Voor de problematiek van de Europacentrische visie op de Aziatische geschiedenis verwees ik in een voetnoot naar Van Leur's Indonesian Trade and Society. De originele editie van zijn Leidse dissertatie luidt: Enige beschouwingen betreffende den ouden Aziatischen handel, Middelburg, 1934, een boek dat veel meer geeft dan de titel belooft. Enig licht op de persoon van Dr. J.C. van Leur werpen een aantal fragmenten uit zijn brieven: De Nieuwe Stem. juli-aug. 1956 en mei 1957.
| |
Het Midden-Oosten
Een goed overzicht The Near East geeft F.L.W. Richardson in samenwerking met J. Batal in R. Linton, Most of the World. New York, 1949. Uitstekend is G. Wint and P. Calvocoressi, Middle East Crisis. Penguin special 1957; A. Toynbee, The World and the West. London, 1953. blz. 18 e.v. |
Petroleum, een bijzonder vocht. S. Normand, Quatre semaines au Golfe Persique II. Revue des Deux Mondes, nov. 1956, blz. 123 e.v. |
Doorn in het oog. Th.C. Vriezen, Het Nabije Oosten in de branding. Nijkerk, 1957; Israëlnummer van Wending, juli-aug. 1949; A.J. Toynbee, A Study of History VIII, London 1954, blz. 272 e.v.; W. Montgomery Watt, De toekomst van het Nabije Oosten. Wending, febr. 1949. |
Het Oude Volk in een nieuwe rol. M.Y. Ban-gavriel, Der Schmelztiegel. Der Monat, nr. 85, okt. 1955; Problemen van de Kibboets in Israël, Nieuwe Rotterdamse Courant, 20 dec. 1957. |
De Islam op een tweesprong. H.A.R. Gibb, Mohammedanism. London, 1953; W.C. Smith, Islam in Modern History. Princeton, 1957; Documents relating to the Middle East in International Social Science Bulletin, Dl. V, nr. 4, 1953. Het citaat uit het artikel van Syed Abdul Latif in dit tijdschrift, blz. 696, luidt in volle omvang: ‘If independent Moslem countries care to be guided by the Koranic values of life - which are in perfect accord with the principles of the Atlantic Charter and the Declaration of Human Rights - they will have to keep before them two definite principles which, if pursued in the right spirit will work in the life of their people a social change as they really
|
| |
| |
need - not a change imposed, but a change from within - assuring them an honourable position in the international world. One objective is to fight the poverty of their people and raise their standard of living; the other, to democratize their political institutions - objection for which the fullest sanction can be found in the Koran.’ |
Koude oorlog in het morgenland. B. Simiot, Lignes de force en Moyen Orient. Revue des Deux Mondes, april 1956, blz. 434 e.v.; H. Carrère d'Encausse, L'U.R.S.S. et le Moyen-Orient. Revue des Deux Mondes, maart 1956, blz. 212 e.v.; E. de Vries, Het zelfbewustzijn der Aziatisch-Afrikaanse volken, in Achtergronden van de huidige wereldcrisis. Leidse voordrachten nr. 22, Leiden, 1957. |
Suez. B.V.A. Röling, De kwestie-Suez. Internationale Spectator, Jg. 11 nr. 15 1957, blz. 529 e.v. |
| |
India en Pakistan
Algemeen: J.J. Fahrenfort, India. Meppel 1950; D. and A. Thorner, India and Pakistan, in R. Linton, Most of the World, New York, 1949. Zeer kritisch: Tibor Mende, L'Inde devant l'orage. Paris, 1950; G. Wint, Spotlight on Asia. Penguin Books, 1955, blz. 126 e.v.; V. Micheles Dean, The Nature of the Non-Western World. New York 1957, blz. 71 e.v.; G.B. Jathar and S.G. Bari, Elements of Indian Economics. Oxford Univ. Press, 1951; D.P. Mukerjee, Modern Indian Culture. Bombay, 1948; K. Guru Dutt, Hindu Culture, Bombay, 1951. |
Dorp in India. S.C. Dube, Indian Village. London, 1955. |
Satyagraha. S. Radhakrishnan, Eastern Religions and Western Thought. London, 1940; F. Moreas, Gandhi ten years after. Foreign Affairs, jan. 1958. |
Vinoba's kruistocht. H. Tennyson, Land durch Liebe. Der Monat, febr. 1956; Vinoba Bhave. Time, 11 mei 1953. |
De macht der materie. R. Aron, Kontinent ohne Gleichgewicht. Der Monat, mei 1954; R. Aron, Zwischen Marx und Malthus. Der Monat, sept. 1954. |
Nehroe. Zeer kritisch: M. Olivier-Lacamp, Jawaharlal Nehru. Revue des Deux Mondes, april 1957; Nehru. Time, 11 mei 1953. |
De vrouw in India. D.P. Mukerji, The status of Indian women. International Social Science Bulletin, 1951, Vol. III, nr. 4. |
| |
| |
Pakistan. W.C. Smith, Islam in Modern History. Princeton, 1957, blz. 206-256; Portret van een nieuwe natie. Nieuwe Rotterdamsche Courant, dec. 1953. |
Kasjmir. B.V.A. Röling, Beschouwingen over de Kasjmir-kwestie. Socialisme en Democratie, mei 1958; Het Kasjmir-probleem 1947-1956, Voorlichtingsdienst van India, Den Haag. |
| |
Japan
Algemeen oriënterend: H.N. ter Veen, Japan. Meppel, 1948; J.F. Embree, The Japanese. Washington, 1943. G. Wint, Spotlight on Asia. Penguin special, 1955, blz. 48 e.v. |
Dorp in Japan. J.F. Embree, Suye Mura, a Japanese Village. Chicago 1939; Reisbrieven van Jef Last in Het Vrije Volk, 12 dec. 1957 e.v. |
Drie steden. T. Kuwabara en T. Umerao, Tokio, Osaka et Kioto. Revue de Psychologie des Peuples, 12de Jg. nr. 2, 1957. |
Chrysanthemum en zwaard. R. Benedict, The Chrysanthemum and the Sword. Boston, 1946. |
De ‘ronins’ der moderne zakelijkheid. Het citaat van Kagawa uit T. Kagawa, Christus en Japan. Vert. J. Henzel. Baarn z.j., blz. 72. |
Generale repetitie. Een gedeelte van het werk van Maruki en Akamatsu zag ik in het Provinciaal Museum te Groningen. Bijzonderheden over de schilders in catalogus nr. 141 van het Stedelijk Museum te Amsterdam - dec. 1955 -. |
Onder Amerikaanse voogdij. E.O. Reischauer, The United States and Japan. Cambridge, U.S.A. 1957. |
| |
China en Zuidoost-Azië
Oriënterend: J.J.L. Duyvendak, China tegen de Westerkim. Haarlem 1953; P. Gascar, Chine ouverte. Paris 1955; Baten en lasten van een omwenteling, Nieuwe Rotterdamse Courant, 31 dec. 1936; K. Scott Latourette, A History of Modern China. Penguin Books, 1954. |
Het Hemelse Rijk. De opmerking over de vier windstreken in E. Fürholzer, China. Frankfurt a.M. 1954, blz. 142; M. Granet, Études sociologiques sur la Chine. Paris, 1953. |
Russische inmenging. Over het kinderspel. Pearl S. Buck, My Several Worlds. New York, 1956, blz. 5. Het citaat van Toynbee uit The World and the West. London, 1953, blz. 61: ‘The West has sent its technology racing round the world by
|
| |
| |
the trick of freeing it from the handicap of being coupled with our Western Christianity; but, in the next chapter of the story, this unattached Western technology has been picked up by the Russians and been coupled with Communism; and this new and potent combination of a Western Technology with a Western religious heresy is now being offered, to the Far Eastern peoples and to the rest of mankind as a rival way of life to ours.’ |
Gezin en familie. Olga Lang, Chinese Family and Society. New Haven, 1946. |
Na het Eerste Vijfjarenplan. K. Davies, The Political Impact of New Population Trends. Foreign Affairs, jan. 1958; W. Ladejinsky, Carrot and Stick in Rural China. Foreign Affairs, okt. 1957. |
Laat honderd bloemen bloeien... L. Abegg, China im Jahre 1957, Hundert Blumen und giftiges Unkraut. Der Monat, febr. 1958; Y. Chu Wang, The Intelligentsia in Changing China. Foreign Affairs, jan. 1958. |
Indonesië. B.V.A. Röling, Nieuw-Guinea wereldprobleem! Assen, 1958. |
| |
Australië, Nieuw-Zeeland, Oceanië
Onversierde kroon. Algemeen: A. Lodewyckx, Australië waarheen? Meppel, 1950; P.E.H.M. Verberne, Australië, Naarden z.j.; A. Silbermann, Musenpflege bei den Antipoden. Der Monat, dec. 1957; E.C. Rowland, L'Australien. Revue de Psychologie des Peuples, 12de Jg. nr. 3. |
Nieuw-Zeeland. Vergelijking. A. Lodewijckx, Nieuw-Zeeland, Meppel, 1954. |
Versnelde film. M. Mead, New Lives for Old. London, 1956; M. Mead, Growing up in New Guinea. Mentor books, 1953. |
| |
Delta
Inleiding. Het citaat van G. le Bon uit Lois psychologiques de l'évolution des peuples. Paris, 1916, blz. 27: ‘Pour comprendre la vraie signification de la race, il faut la prolonger à la fois dans la passé et dans l'avenir. Infiniment plus nombreux que les vivants, les morts sont aussi infiniment
|
| |
| |
plus puissants qu'eux. Ils régissent l'immense domaine de l'inconscient, cet invisible empire duquel relèvent toutes les manifestations de intelligence et du caractère.’ |
Aspecten van ontworteling. S.W. Couwenberg, De vereenzaming van de moderne mens. Den Haag, 1957; H. Gerth and C. Wright Mills, Character and Social Structure. London, 1954; D. Riesman, The Lonely Crowd, New Haven, 1950. |
Ressentiment van het ras. Een goed overzicht van christelijk standpunt geeft J.H. Bavinck, Het rassenvraagstuk, Kampen, 1950. Voortreffelijke opmerkingen ook in R.F.A. Hoernlé, Race and Reason, Johannesburg, 1945. |
Wereldkaart van de honger. The Geography of Hunger. Ned. Vert. van E. Veegens-Latorf: De wereldkaart van de honger. Amsterdam-Antwerpen, 1956. |
Oorlog als bijgeloof. Zelfmoord van walvissen aan de kust van Zuid-Afrika: A.W. Wells, Southern Africa. London-New York, 1956, blz. 17/18; Q. Wright, A Study of War, 2 dln. Chicago, 1942. |
Vertrouwenscrisis. Het citaat van Kennan in G.F. Kennan, Russia, The Atom and the West. London, 1958, blz. 56: ‘A defence posture built around a weapon suicidal in its implications can serve in the long run only to paralyze national policy, to undermine alliances, and to drive everyone deeper and deeper into the hopeless exertions of the weapons race.’
De literatuur over de oorlog, over de atoomoorlog vooral, weerspiegelt de onzekerheid, die politiek, militair-technisch en ethisch-religieus is ontstaan. Spraak- en begripsverwarring binnen de grenzen van ieders domein. Ik noem slechts enige titels van boeken, brochures of tijdschriftartikelen, die vanuit verschillend gezichtspunt tot de kern proberen door te dringen: C.F. von Weizsäcker, Die Verantwortung der Wissenschaft im Atomzeitalter. Göttingen, 1957; K. Jaspers, Die Atombombe und die Zukunft des Menschen. München, 1957; H. Gollwitzer, Die Christen und die Atomwaffen. München, 1957; G. Stratenwerth, der moderne Krieg. Zeitschr. f. Evangelische Ethik 1957.5.; H. Thielicke, Der Christ und die Verhütung des Krieges im Atomzeitalter. Zeitschr. f. Evangelische Ethik 1957.2.; C.L. Patijn, Het probleem van de atoomwapens. Wending, april 1958. Een overzicht van taketwapens enz., technisch beschouwd geeft Inter- |
| |
| |
nationale Spectator van 22 maart 1958; C.J. Dippel, Atoombewapening: collectivistische vlucht uit de geschiedenis. Wending, juli-aug. 1958. |
Vrede als daad. Het citaat uit Ortega Y Gasset's Zum Thema Pazifismus. Gesammelte Werke III, blz. 166. Stuttgart, 1956, luidt: ‘Aber dem ungeheuern Kraftaufwand, den ein Krieg bedeutet, kann man nur aus dem Wege gehen, wenn man unter dem Frieden einen noch viel grösseren Kraftaufwand versteht, ein System kompliziertester Bemühungen, für die ein gut Stück Genialität erforderlich ist. Alles anders ist ein glatter Irrtum und heisst, dass man den Frieden nur als den Hohlraum betrachtet, den der Krieg hinterliesse, wenn es ihn nicht mehr gäbe, und dass man somit verkennt, dass nicht nur der Krieg, sondern auch der Friede eine Sache ist, die gemacht, will sagen, unter dem Einsatz aller menschlichen Kräfte hergestellt sein will.’
Het citaat uit Max Weber, Gesammelte Politische Schriften Tübingen, 1921, blz. 450: ‘Nur wer sicher ist, dass er daran nicht zerbricht, wenn die Welt von seinem Standpunkt aus gesehen, zu dumm oder zu gemein ist für das, was er ihr bieten will, dass er all dem gegenüber: “dennoch” zu sagen vermag, nur der hat den “Beruf” zur Politik.’ |
Een Bretonse legende. P. Hélias, La Bretagne aux légendes I. Chateaulin z.j., blz. 35. |
Afscheid van het Stenen Tijdperk. A. Weber, Abschied von der bisherigen Geschichte. Bern, 1946. Het testament van de priester Carlo Gnocchi: dagbladbericht, o.a. De Telegraaf van 1 maart 1956. |
|
|